Berichten door:

Marieke Klapwijk

Reorganisatie en de Ondernemingsraad. Hoe het niet moet: Spotify

Reorganisatie en de Ondernemingsraad. Hoe het niet moet: Spotify 525 400 Ekelmans Advocaten
Organisatie Blog afbeelding (500 x 400 px) (34)
Leestijd: 3 minuten
Lesedauer: 3 Minuten
Reading time: 3 minutes
Expertise:

Bij een belangrijk voorgenomen besluit tot reorganisatie van de onderneming heeft de Ondernemingsraad adviesrecht. Lees in deze blog van advocaat Mark van Benthem over het belang van het nauwkeurig beoordelen of een voorgenomen besluit advies- of instemmingsplichtig is.

Bij een belangrijk voorgenomen besluit tot reorganisatie van de onderneming heeft de Ondernemingsraad adviesrecht. Spotify ging ‘creatief’ om met de Wet op de Ondernemingsraden (WOR) en dit pakte nadelig uit.
Lees in deze blog van advocaat Mark van Benthem over het belang van het nauwkeurig beoordelen of een voorgenomen besluit advies- of instemmingsplichtig is.

Reorganisatie: adviesrecht Ondernemingsraad bij een belangrijk voorgenomen besluit

De Ondernemingsraad (OR) heeft een adviesrecht wanneer sprake is van een voorgenomen besluit tot een belangrijke inkrimping van de werkzaamheden en/of belangrijke wijziging in de organisatie van de onderneming (artikel 25 lid 1 aanhef en sub d/e WOR).

Een reorganisatie kan, afhankelijk van de omstandigheden van het geval, onder één van deze twee opties worden begrepen. Noodzakelijk is dan wel dat het gaat om een belangrijk voorgenomen besluit. Is het besluit niet belangrijk, dan bestaat geen adviesrecht.

Spotify dacht ‘handig’ met de term belangrijk om te kunnen springen. Deze doorzichtige strategie pakt echter terecht nadelig uit. De Ondernemingskamer (OK) oordeelt in een op 10 januari 2024 gepubliceerde zaak  dat Spotify bij afweging van de betrokken belangen niet in redelijkheid tot het reorganisatiebesluit heeft kunnen komen, en dat Spotify het besluit moet intrekken en de gevolgen daarvan ongedaan moet maken.

Waarom had Spotify beter kunnen en moeten weten?

Spotify wil wereldwijd circa 17% van haar werknemers ontslaan. In Nederland kwam dit percentage ‘toevallig’ uit op 11%, omdat het besluit zag op het ontslag van 19 werknemers, precies één werknemer minder dan de grens die geldt voor het melden van een collectief ontslag bij het UWV en de vakbonden.

Volgens Spotify is de omstandigheid dat een ontslag niet onder de Wet Melding Collectief Ontslag (WMCO) valt een aanwijzing dat het besluit niet belangrijk is in de zin van artikel 25 WOR. Fout! En dit had Spotify moeten weten:

  • De OK oordeelde in 2017 dat een besluit van KLM niet belangrijk was, mede omdat dit niet zou leiden tot vermindering van het aantal arbeidsplaatsen. Hieruit kan worden afgeleid dat een besluit al snel belangrijk is, wanneer wel arbeidsplaatsen vervallen;
  • De OK oordeelde reeds in 2007 dat een besluit adviesplichtig is wanneer dit gepaard gaat met gedwongen ontslag van 3 van de 65 (5%) werknemers (JAR 2007/204 (TNT), rov. 2.4, 2.6 en 3.6).

Creatief met de Wet op de Ondernemingsraden?

Creatief zijn met de Wet op de Ondernemingsraden (WOR). Beter van niet. Niet alleen om aan de WOR te voldoen, maar gewoonweg omdat medezeggenschap jouw onderneming vooruit kan helpen. Sta open voor inzichten van de OR en doe daarmee je voordeel.

Weet waar je aan begint wanneer je twijfels hebt over de vraag of een voorgenomen besluit advies- of instemmingsplichtig is. De gevolgen zijn namelijk groot wanneer jouw inschatting fout is.

Advies nodig of vragen?

Het hart van arbeidsrechtelijke medezeggenschap bestaat uit het advies- en instemmingsrecht van de ondernemingsraad (OR). Die rechten zijn zeker niet denkbeeldig. De OR kan besluiten onder omstandigheden tegenhouden, ongedaan laten maken of vertragen als zijn rechten niet zijn gekend.

Het is dus van groot belang dat juist wordt beoordeeld of een voorgenomen besluit onder het advies- of instemmingsrecht valt en of de ondernemer vervolgens de OR juist en tijdig in het proces betrekt.

Vragen over de vormgeving en inhoud van medezeggenschap? Neem dan gerust vrijblijvend contact met mij op.

Meer lezen over dit onderwerp?

Groepsgewijs inlenen van personeel: altijd adviesrecht ondernemingsraad
Advies aan Hoge Raad in een belangrijke zaak: TUI moet met FNV onderhandelen over cao

Meer weten over arbeidsrecht?

Voor het succes van je onderneming zijn goede medewerkers van grote waarde. De manier waarop je de arbeidsverhoudingen met je medewerkers vormgeeft, staat geregeld ter discussie door veranderingen in de regelgeving en rechtspraak, maar ook door economische en technologische ontwikkelingen. Ons Employment team zorgt ervoor dat jouw organisatie optimaal gebruik maakt van de mogelijkheden die het arbeidsrecht biedt én de eventuele risico’s beperkt die deze met zich meebrengen.

Auteurs

Mark van Benthem is gespecialiseerd in het arbeidsrecht en medezeggenschapsrecht en staat voornamelijk (inter)nationale ondernemingen, bestuurders en ondernemingsraden bij.

Discussie met je werknemer? Lees jouw cao secuur door!

Discussie met je werknemer? Lees jouw cao secuur door! 525 400 Ekelmans Advocaten
Kaars Blog afbeelding (500 x 400 px) (33)
Leestijd: 3 minuten
Lesedauer: 3 Minuten
Reading time: 3 minutes
Expertise:

Ook in 2024 wordt het belang van zeer secuur lezen van de toepasselijke cao weer onderstreept. Op 5 januari 2024 betekende dit voor de Staat het verschil tussen het ongewild vastzitten aan een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd versus een inmiddels geëindigde arbeidsovereenkomst.

Als jouw werknemer iets van je wil waar je niet op zit te wachten en deze rechten meent te kunnen ontlenen aan een bepaalde passage uit de cao, lees de (toelichting op de gehele) cao dan zeer secuur door en bepaal op grond daarvan of de werknemer in objectieve zin gelijk heeft. De partijbedoeling is in zo’n geval in beginsel namelijk irrelevant.

Een arbeidsovereenkomst voor bepaalde of onbepaalde tijd?

Wat speelde er in de zaak van 5 januari 2024 (ECLI:NL:RBDHA:2024:72)?

De werknemer maakt aanspraak op een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd, omdat werknemer een structurele functie vervult en in artikel 2.1 van de cao Rijk (de cao) staat “U sluit een vaste arbeidsovereenkomst. Dit is alleen anders als u binnen de wettelijke mogelijkheden een tijdelijke arbeidsovereenkomst sluit (…) voor werkzaamheden die u slechts tijdelijk gaat uitvoeren.”

Die vlieger gaat niet op. De rechter oordeelt kort dat uit de tekst van de cao (en de aan de cao voorafgaande regeling) niet volgt dat het verboden is een werknemer tijdelijk op een structureel beschikbare arbeidsplaats te werk te stellen en dat het werkgevers vrij staat om gebruik te maken van een flexibele schil (rov. 4.5).

Dit oordeel is niet verrassend. Het is namelijk vaste rechtspraak dat een cao volgens ‘de cao-norm’ wordt uitgelegd: in principe zijn de woorden van de uit te leggen tekst, gelezen in het licht van de tekst van de hele cao, van doorslaggevende betekenis. Dit is een objectieve manier van uitleggen: de bedoeling van de betrokken partijen is alleen relevant wanneer deze volgt uit de (toelichting op de) cao. Zie bijvoorbeeld HR 20 februari 2004, ECLI:NL:HR:2004:AI0737 (DSM/Fox) en HR 24 november 2023, ECLI:NL:HR:2023:1622 (Deliveroo). De tekst van de bepaling lijkt – hoe wrang dit ook voor de werknemer zal voelen – bezwaarlijk anders uit te leggen dan dat het de werkgever vrij staat ervoor te kiezen een flexibele schil aan te houden en bepaalde werkzaamheden slechts tijdelijk aan te bieden.

De manier waarop contracten worden uitgelegd

De hiervoor beschreven cao-norm wijkt af van de manier waarop contracten worden uitgelegd die alleen de positie van de contractspartijen zelf raken. In zo’n geval komt het bij uitleg van een tekst niet aan op de grammaticale betekenis daarvan, maar op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan de bepalingen mochten toekennen en op wat zij redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. Zie HR 13 maart 1981, ECLI:NL:HR:1981:AG4158 (Haviltex). Overigens had een beroep op deze norm de werknemer waarschijnlijk ook niet gebaat. Hij had namelijk gesolliciteerd op een tijdelijke functie en wist dus waaraan hij begon (rov. 4.6).

De ene uitleg is de andere niet

Meer weten over de manier waarop contracten worden uitgelegd? Denk bijvoorbeeld aan de geheel andere manier van uitleggen van een vaststellingsovereenkomst waarover wij eerder schreven (’Vaar niet blind op de finale kwijting in je goede oude model vso’)? Ik praat je graag bij tijdens een kop koffie.

 

Meer weten over arbeidsrecht?

Voor het succes van je onderneming zijn goede medewerkers van grote waarde. De manier waarop je de arbeidsverhoudingen met je medewerkers vormgeeft, staat geregeld ter discussie door veranderingen in de regelgeving en rechtspraak, maar ook door economische en technologische ontwikkelingen. Ons Employment team zorgt ervoor dat jouw organisatie optimaal gebruik maakt van de mogelijkheden die het arbeidsrecht biedt én de eventuele risico’s beperkt die deze met zich meebrengen.

Auteurs

Mark van Benthem is gespecialiseerd in het arbeidsrecht en medezeggenschapsrecht en staat voornamelijk (inter)nationale ondernemingen, bestuurders en ondernemingsraden bij.

Websitebezoekers volgen via tracking cookies – geoorloofd?

Websitebezoekers volgen via tracking cookies – geoorloofd? 525 400 Ekelmans Advocaten
Blog cookies (500 x 400 px) (25)
Leestijd: 3 minuten
Lesedauer: 3 Minuten
Reading time: 3 minutes
Expertise:

Tracking cookies staan meer en meer in de belangstelling van de overheid, de Autoriteit Persoonsgegevens en de rechter. De Autoriteit Persoonsgegevens (AP) krijgt vanaf 2024 extra budget om meer toezicht te houden op cookies en online tracking. Dat heeft het kabinet besloten. Lees in deze blog van Anne-Mieke Dumoulin-Siemens meer over deze ontwikkeling en waar je op moet letten, indien je tracking cookies gebruikt.

Tracking cookies kunnen nuttig zijn

Organisaties plaatsen tracking cookies om het surfgedrag van bezoekers van hun websites te kunnen volgen. Van de hierdoor verzamelde gegevens wordt een profiel van de betreffende persoon opgesteld. Dat heet profiling. Via profiling verzamelen organisaties een schat aan informatie over voorkeuren en persoonlijke interesses. Het profiel wordt gebruikt om de bezoeker advertenties op maat voor te schotelen.

Toestemming is vereist

Profiling is in beginsel verboden door de AVG. Tracking cookies mogen pas worden geplaatst nadat de bezoeker van de website daarvoor expliciet toestemming heeft gegeven. Desondanks gaan organisaties flexibel om met de eisen voor het plaatsen van tracking cookies. Het komt regelmatig voor dat een bezoeker van een website wordt verleid om op de ‘alle cookies accepteren’ knop te klikken, dan wel ontdekt dat alle categorieën cookies al zijn aangevinkt of door verder te scrollen hij impliciet akkoord gaat met het plaatsen van tracking cookies. De bezoeker van de website moet ‘vrij’ zijn toestemming te kunnen geven. Deze overduidelijke schending van de AVG heeft –tot voor kort– geen aanleiding gegeven tot noemenswaardige handhaving door de bevoegde autoriteiten.

Actieve handhaving in 2024

De overheid heeft aangekondigd vanaf volgend jaar budget vrij te maken voor aanvullend toezicht op cookies en online tracking door de Autoriteit Persoonsgegevens. Ook de rechter haalt de teugels op het gebruik van tracking cookies aan.

De rechtbank Amsterdam in kort geding verbood recent (onder oplegging van een dwangsom) een technologiebedrijf tracking cookies te plaatsen op de computer van een websitebezoeker zonder diens toestemming, omdat dit in strijd is met de grondrechten en de AVG.  Het technologiebedrijf moet volgens de rechtbank waarborgen dat toestemming van de websitebezoeker wordt verkregen vóórdat de tracking cookies worden geplaatst en de persoonsgegevens worden verwerkt. Het feit dat de websitebezoeker ongewenste cookies zelf kan verwijderen of een opt-out voor cookies kan instellen, is hierbij niet van belang. De rechtbank gaat ook voorbij aan het argument van het technologiebedrijf dat het plaatsen van tracking cookies de kern is van haar business model en dat dit belang prefaleert boven de belangen van de websitebezoeker.

Tips voor het gebruik van cookies

Indien je tracking cookies gebruikt, let er dan op dat je:

  • geldige toestemming verkrijgt van de websitebezoeker vóórdat je de tracking cookies plaatst;
  • de verkregen toestemming administreert zodat je altijd kan aantonen dat toestemming is verkregen;
  • ervoor zorgt dat de websitebezoeker een gegeven toestemming even zo gemakkelijk weer kan intrekken;
  • de plaatsing van tracking cookies daadwerkelijk stopzet wanneer de websitebezoeker de gegeven toestemming intrekt.

Vragen?

Onze Privacy Desk helpt je om persoonsgegevens (commercieel) zo optimaal mogelijk te benutten én tegelijkertijd de privacy van je klanten te waarborgen. Heb je vragen over de manier waarop jouw organisatie de verplichtingen van de AVG heeft geregeld? Neemt dan contact op met Anne-Mieke Dumoulin-Siemens.

Meer weten over privacyrecht?

Het gebruik van persoonsgegevens is in veel processen onmisbaar om een goede dienstverlening aan uw klanten te kunnen bieden. De wetgeving die deze verwerkingen beheerst is echter complex, zeker als het gaat om bijzondere persoonsgegevens. Je moet voldoen aan de strenge verplichtingen van de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG/ GDPR), van de UAVG en aan de gedragscodes uit de branche.

Auteur

Anne-Mieke Dumoulin-Siemens is specialist ondernemingsrecht en privacyrecht. Zij is een kundige gesprekspartner voor (internationale) commerciële ondernemingen en non-profit organisaties. Cliënten waarderen haar juridische adviezen vanwege de praktische en commerciële uitvoerbaarheid ervan.

AVG: boetes voor bedrijven alleen bij verwijtbaar gedrag

AVG: boetes voor bedrijven alleen bij verwijtbaar gedrag 525 400 Ekelmans Advocaten
Blog afbeelding (500 x 400 px) (24)
Leestijd: 3 minuten
Lesedauer: 3 Minuten
Reading time: 3 minutes
Expertise:

Het Hof van Justitie heeft in een recente uitspraak duidelijk gemaakt onder welke voorwaarden de Autoriteit Persoonsgegevens (AP) een administratieve geldboete kan opleggen wegens schending van de algemene verordening gegevensbescherming (AVG). Advocaat Anne-Mieke Dumoulin-Siemens bespreekt in deze blog waar je als organisatie op moet letten om zo’n boete te voorkomen.

HvJ EU 5 december 2023: ECLI:EU:C:2023:950 (Deutsche Wohnen)ECLI:EU:C:2023:949 (Nacionalinis visuomenės sveikatos centras)

Boete alleen bij verwijtbaar gedrag

Wanneer jouw organisatie als verwerkingsverantwoordelijke persoonsgegevens verwerkt en daarmee de regels van de AVG schendt, kan de AP een administratieve boete opleggen. Het Europees Hof van Justitie (Hof) heeft in een recente uitspraak duidelijk gemaakt onder welke voorwaarden de AP een dergelijke boete kan opleggen. Dat kan alleen als sprake is van verwijtbaar gedrag. Dat wil zeggen wanneer jouw organisatie de overtreding opzettelijk of uit nalatigheid heeft begaan. Dat is het geval, aldus het Hof, wanneer jouw organisatie niet onwetend kon zijn van het inbreukmakende karakter van zijn gedrag, ongeacht of zij zich al dan niet bewust was van de inbreuk.

Het gaat om verwijtbaar gedrag van:

1. de rechtspersoon

Het niet noodzakelijk dat de inbreuk door het bestuur is gepleegd. Evenmin is het noodzakelijk dat het bestuur van de inbreuk op de hoogte was. Integendeel, jouw organisatie is aansprakelijk voor zowel inbreuken die zijn gepleegd door het bestuur, als voor inbreuken gepleegd door ‘gewone’ werknemers die handelen in het kader van de bedrijfsactiviteiten van jouw organisatie en namens jouw organisatie.

2. de door jou ingeschakelde verwerker

Bovendien kan de AP jouw organisatie een geldboete opleggen voor handelingen verricht door een verwerker, voor zover deze handelingen aan jouw organisatie kunnen worden toegerekend.

Samenvattend – waar moet je op letten?

De geldboete kan dus –kort gezegd– worden opgelegd als jouw organisatie behoorde te weten dat de betreffende handeling inbreuk maakt op de regels van de AVG. Dat is al snel het geval, omdat je in het algemeen geacht wordt de regels van de wet te kennen.

Jouw organisatie is verantwoordelijk voor handelingen die een verwerker in jouw opdracht uitvoert. Je dient het onderwerp, de duur, de aard en het doel van de verwerking in een verwerkersovereenkomst af te spreken. Dat is een eis van de AVG (artikel 28). Gezien de uitspraak van het Hof is het belangrijk om de opdracht aan de verwerker nauwkeurig te omschrijven. Daarmee leg je de reikwijdte van jouw verantwoordelijkheid voor het handelen van de verwerker vast. De verwerker is zelf verantwoordelijk voor handelingen die buiten de opdrachtomschrijving vallen.

Vragen?

Onze Privacy Desk helpt je om persoonsgegevens (commercieel) zo optimaal mogelijk te benutten én tegelijkertijd de privacy van je klanten te waarborgen. Heb je vragen over de manier waarop jouw organisatie de verplichtingen van de AVG heeft geregeld? Neemt dan contact op met Anne-Mieke Dumoulin-Siemens.

Meer weten over privacyrecht?

Het gebruik van persoonsgegevens is in veel processen onmisbaar om een goede dienstverlening aan uw klanten te kunnen bieden. De wetgeving die deze verwerkingen beheerst is echter complex, zeker als het gaat om bijzondere persoonsgegevens. Je moet voldoen aan de strenge verplichtingen van de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG/ GDPR), van de UAVG en aan de gedragscodes uit de branche.

Auteur

Anne-Mieke Dumoulin-Siemens is specialist ondernemingsrecht en privacyrecht. Zij is een kundige gesprekspartner voor (internationale) commerciële ondernemingen en non-profit organisaties. Cliënten waarderen haar juridische adviezen vanwege de praktische en commerciële uitvoerbaarheid ervan.

Kan een profvoetballer zijn werkgever aansprakelijk stellen voor het oplopen van hersenschade?

Kan een profvoetballer zijn werkgever aansprakelijk stellen voor het oplopen van hersenschade? 1991 2550 Ekelmans Advocaten
Voetbal kopstoot
Leestijd: 2 minuten
Lesedauer: 2 Minuten
Reading time: 2 minutes

Medisch onderzoek wijst uit dat ongeveer 20% van de voetbalblessures opgelopen tijdens wedstrijden bestaat uit hersenschuddingen. Als beroepsvoetballer heb je een arbeidsovereenkomst met de club waarvoor je speelt. De centrale vraag in deze bijdrage van Diederik Hulsbergen, gepubliceerd in Voetbal- & Sportjuridische Zaken is: in hoeverre kunnen profvoetballers die letselschade lijden door het oplopen van acute hersenschade door de uitoefening van hun sportwerkzaamheden, deze schade succesvol verhalen op hun werkgever? M.a.w. is er sprake van werkgeversaansprakelijkheid voor de voetbalclub?

Op grond van artikel 7:658 BW geldt dat werkgevers de dwingendrechtelijke plicht hebben om dusdanige maatregelen ten behoeve van de veiligheid te nemen als nodig is om schade aan werknemers te voorkomen.

Wanneer werknemers toch schade oplopen door hun werkzaamheden, kunnen zij op grond van dit artikel hun werkgever daarvoor aansprakelijk stellen.

De vraag rijst hoe artikel 7:658 BW geïnterpreteerd moet worden in de situatie van een beroepsvoetballer, nu diens werkzaamheden naar hun sport-specifieke aard en inhoud zo anders zijn dan bij andere beroepen.

Meer weten over aansprakelijkheid?

Omdat de financiële gevolgen van een aansprakelijkstelling groot zijn, wilt u als verzekeraar juridisch alles goed regelen. Als uw juridische afdeling met complexe of zeer gespecialiseerde vragen te maken krijgt, bieden onze gespecialiseerde advocaten uitkomst.

Wij treden op voor verzekeraars, hun verzekerden en andere professionele partijen, zowel in discussies over aansprakelijkheid als over dekking. Wij procederen als het moet, maar voorkomen een procedure als dat kan.

Auteur

Diederik Hulsbergen behandelt als advocaat uiteenlopende verzekeringsrechtelijke kwesties. Zo houdt hij zich bezig met beroepsaansprakelijkheid en met verzekeringsvraagstukken op het gebied van (zorg)verzekeringsfraude en polisvoorwaarden.

Beslag op huurtoeslag mag ook voor een oudere huurschuld

Beslag op huurtoeslag mag ook voor een oudere huurschuld 2560 1707 Ekelmans Advocaten
Real estate mortgage concept with small house models on coins row
Leestijd: 2 minuten
Lesedauer: 2 Minuten
Reading time: 2 minutes

De Hoge Raad bepaalt, dat beslag mag worden gelegd voor een oudere huurschuld op ‘nieuwe’ huurtoeslag. Als de huurder daardoor de lopende maand(en) niet meer kan betalen, moet daarmee wel rekening worden gehouden als de verhuurder ontbinding wegens een langdurige betaalachterstand vordert.

HR 24 juni 2022, ECLI:NL:HR:2022:931

Verrekening van betalingen

Portaal moet servicekosten terugbetalen aan een huurder over de jaren 2017 en 2018. Zij verklaart dat zij die schuld verrekent met de oude huurschuld van de huurder.

Nu Portaal duidelijk aangeeft met welke schuld zij verrekent, wordt volgens de Hoge Raad niet toegekomen aan de standaard volgorde voor verrekening die art. 6:43 lid 2 BW noemt. Die standaardregeling geldt alleen (als vangnet) als de verrekenverklaring niet duidelijk maakt met welke schuld wordt verrekend.

Zo’n verklaring tot verrekening kan zelfs nog worden afgelegd als de vordering van de verhuurder al is verjaard. (art. 6:131 lid 1 BW).

Beslagverbod en uitzonderingen

Een andere vraag is of de verhuurder voor een oude huurschuld beslag mag leggen op de ‘nieuwe’ huurtoeslag van zijn huurder. Tot nu toe werd daarover door rechters in Nederland verschillend geoordeeld. De Hoge Raad maakt duidelijk dat het wél mag.

Volgens artikel 475a Rv mag geen beslag worden gelegd op vorderingen of zaken die niet ‘vatbaar zijn voor beslag’. Ook voor huurtoeslag geldt in principe een beslagverbod: de huurder moet de huurtoeslag kunnen gebruiken om zijn huur te betalen. Een uitzondering op dit verbod geldt voor de verhuurder van de huidige woning (art. 45, lid 1-a Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen). Deze wet eist niet dat de verhuurder beslag legt voor een huurschuld uit dezelfde periode, als waarvoor de huurtoeslag is toegekend. Dit betekent dat beslag dus ook mag worden gelegd ter incasso van een oudere huurschuld. Het beslag mag zelfs dienen tot verhaal van de rente en kosten die de huurder over die oude huurschuld schuldig is.

De toepassing van de tenzij-bepaling van art. 6:265 lid 1 BW

Als er beslag gelegd wordt op de huurtoeslag voor een oude huurschuld, bestaat de kans dat de huurder dáárdoor niet in staat is om de lopende huur tijdig te betalen. Er kan een nieuwe huurschuld ontstaan. Doet deze situatie zich voor en vordert de verhuurder ontbinding omdat meerdere maanden geen huur is betaald, dan moet de rechter dat meewegen. Ontbinding kan nl. niet gerechtvaardigd zijn, als de tekortkoming die gezien haar bijzondere aard niet rechtvaardigt (art. 6:265 lid 1 BW).

Auteur

Een opdrachtgever en een architect staan tegenover elkaar voor de rechter in een geschil rond een opgezegde overeenkomst

Een opdrachtgever en een architect staan tegenover elkaar voor de rechter in een geschil rond een opgezegde overeenkomst 2560 1707 Ekelmans Advocaten
Broken contract on the desk
Leestijd: < 1 minuut
Lesedauer: < 1 Minute
Reading time: < 1 minute

Een architect is voor een opdrachtgever betrokken bij de nieuwbouw van een villa te Bussum. Kort nadat voor het werk een omgevingsvergunning is afgegeven wordt de overeenkomst met de architect door de opdrachtgever opgezegd.

Daartoe worden vier toerekenbare tekortkomingen als opzeggingsgronden aangevoerd. Partijen treffen elkaar bij de rechter die daarover, en over de afrekening van de opdracht en de verschillende aanspraken (architect) en tegen-aanspraken (opdrachtgever), in twee instanties moet oordelen. Deze noot gaat over uitspraak van het hof in het hoger beroep. Dat hoger beroep is overigens door zowel de architect (principaal) als de opdrachtgever (incidenteel) ingesteld.

Klik hier voor de uitspraak van het hof  ECLI:NL:GHARL:2021:9563  rond dit geschil en hieronder voor de gastnoot die Frank Schaaf hierbij heeft geschreven.

Auteur

Ook een nadelige beslissing in een uitspraak met een gunstig dictum heeft gezag van gewijsde

Ook een nadelige beslissing in een uitspraak met een gunstig dictum heeft gezag van gewijsde 2560 1707 Ekelmans Advocaten
Sailing ship yacht with white sails in the sea.
Leestijd: 2 minuten
Lesedauer: 2 Minuten
Reading time: 2 minutes

Een partij krijgt van de rechtbank een uitspraak met een gunstig dictum. Dat dictum is gebaseerd op één of meer voor die partij nadelige beslissingen. Komt aan die beslissingen ook gezag van gewijsde toe? En moet die partij om dat te voorkomen hoger beroep instellen, ook al is het dictum voor die partij gunstig?

HR 13 mei 2022, ECLI:NL:HR:2022:683

De feiten: twee procedures over dezelfde vraag

X en Y zijn bestuurders van Stichting De Drie Geuzen. X ontslaat Y op staande voet. Daarna worden twee procedures gevoerd:

    1. X verzoekt de rechtbank Y te ontslaan, “voor zover de rechtbank mocht besluiten dat Y niet al rechtsgeldig als bestuurder van de Stichting was ontslagen.” De rechtbank wijst dit verzoek af in haar beschikking, omdat Y volgens haar al is ontslagen bij een geldig bestuursbesluit. Hiertegen stelt Y geen hoger beroep in. Het dictum luidt immers in zijn voordeel.
    2. X vordert bij de rechtbank in een dagvaardingsprocedure het ontslagbesluit te vernietigen. De rechtbank wijst deze vordering af, omdat aan de eerdere beschikking gezag van gewijsde toekomt. Het hof bekrachtigt dat.

De Hoge Raad: gezag van gewijsde?

In cassatie ligt de vraag voor of, aan de beschikking gezag van gewijsde toekomt, nu het dictum volledig in het voordeel van X is.

De HR oordeelt dat dat zo is. Als een vonnis of beschikking onherroepelijk wordt, krijgen het dictum én de beslissingen waarop dat berust, gezag van gewijsde. Als partijen over hetzelfde geschilpunt een nieuwe procedure voeren, kunnen zij een beroep doen op het gezag van gewijsde van die beslissingen. Dat geldt óók voor nadelige beslissing die tot een gunstig dictum hebben geleid. Daarom kan de gedaagde of verweerder voldoende belang hebben bij een rechtsmiddel tegen die uitspraak, ook al was het dictum in zijn voordeel.

Huiswerk voor advocaten en partijen die appel overwegen

Advocaten en partijen die een uitspraak krijgen met een gunstig dictum, maar waarin wél ongunstige beslissingen staan, moeten dus goed hun knopen tellen. Als zij geen hoger beroep instellen, staan die ongunstige beslissingen vast. Als zij wél hoger beroep instellen, lokt dat bijna zeker een incidenteel appel uit van de wederpartij.

Auteur

Beursbengel: Uitspraken GFD rond een woonhuisverzekering en een rechtsbijstandverzekering

Beursbengel: Uitspraken GFD rond een woonhuisverzekering en een rechtsbijstandverzekering 2500 1667 Ekelmans Advocaten
EKELMANS-Beursbengels-06
Leestijd: 4 minuten
Lesedauer: 4 Minuten
Reading time: 4 minutes
Expertise:

In Dossier Kifid van de Beursbengel 2022 / nr. 914 bespreekt Frederike Rijpkema twee uitspraken van de Geschillencommissie Financiële Dienstverlening rond een woonhuisverzekering en een rechtsbijstandverzekering.

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening Nr. 2022-0258, d.d. 29 maart 2022

Waterschade gedekt onder de woonhuisverzekering?

De consument heeft op 26 april 2021 een beroep gedaan op zijn woonhuisverzekering in verband met waterschade. Op het schadeformulier heeft de consument aangegeven: ‘De wasmachine is gaan lekken op de zolderetage door een losse slang. De kamer daaronder heeft hierdoor flinke schade opgelopen’.

De schade-expert, ingeschakeld door de gevolmachtigde van de verzekeraar, komt tot de conclusie dat de lekkage is veroorzaakt doordat de slang van de wasmachine niet vast genoeg was bevestigd aan de wasmachinekraan. In verband met Covid-19 heeft de schade-expert de consument niet bezocht, maar heeft hij de schade beoordeeld op basis van foto’s en de schade telefonisch met verzekerde besproken.

De gevolmachtigde heeft de schadeclaim afgewezen (onder meer), omdat geen sprake is van een defecte aan- of afvoerleiding, terwijl dit op basis van de polis wel vereist is. De consument vordert dekking onder zijn verzekering en vergoeding van 2.464 euro, alsmede wettelijke rente over dit bedrag. Ter onderbouwing van zijn vordering heeft de consument aangevoerd dat de schade-expert niet naar de slang en de verbinding heeft gekeken. Er kan volgens de consument wel sprake zijn van een beschadiging of een oneffenheid aan de aansluitingspunten van de slang, die bijvoorbeeld zijn ontstaan tijdens de verhuizing.

De commissie schetst het beoordelingskader. Als uitgangspunt geldt dat de consument die naar aanleiding van een schade een uitkering van de verzekeraar vordert, op grond van 150 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, degene is die moet stellen en bij gemotiveerde betwisting door de verzekeraar, moet bewijzen dat de schade is veroorzaakt door een gebeurtenis waarvoor de verzekering dekking biedt.

Volgens de commissie is in de voorwaarden opgenomen dat gedekt is: water of stoom uit defecte leidingen en installaties. De commissie komt tot het oordeel dat de consument niet heeft aangetoond dat sprake is van een defecte aan- of afvoerleiding. De stelling van de consument, dat er een beschadiging of een oneffenheid bij de aansluitingspunten van de slang kan hebben gezeten, komt niet overeen met hetgeen is ingevuld op het schadeformulier. De consument heeft daarin namelijk zelf aangegeven dat de wasmachine is gaan lekken door een losse slang. Daarnaast blijkt ook uit het rapport van de expert dat de lekkage is veroorzaakt doordat de slang van de wasmachine niet vast genoeg was bevestigd aan de wasmachinekraan. De consument heeft dan ook onvoldoende aangetoond dat sprake is van een defecte aan- of afvoerleiding. De commissie oordeelt dat de gevolmachtigde in dit geval terecht dekking mocht weigeren. De klacht van de consument is ongegrond.

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening Nr. 2022-0248, d.d. 1 april 2022

Is een (dreigend) geschil met ex-echtgenoot gedekt onder de rechtsbijstandverzekering?

De consument heeft op 21 november 2021 een beroep gedaan op haar rechtsbijstandverzekering ten aanzien van het volgende. De ex-echtgenoot van de consument zal per 1 januari 2022 ouderdomspensioen ontvangen en hij dient daarvan een deel aan de consument af te staan. De consument verwacht dat de ex-echtgenoot dit zal weigeren en wenst daarom juridische bijstand.

De uitvoerder van de verzekeraar heeft het verzoek om rechtsbijstand afgewezen, omdat geschillen die te maken hebben met scheiden of uit elkaar gaan en de gevolgen daarvan, onder de rechtsbijstandverzekering niet gedekt zijn.

Volgens de consument gaat het geschil enkel over het opeisen van een reeds vastgesteld maandelijks bedrag aan pensioen. Dreigende conflicten over pensioenaanspraken zijn volgens de consument onder de polis verzekerd. Het gaat volgens de consument niet om verdeling van vermogen bij echtscheiding, zoals door de uitvoerder is gesteld. Daarnaast vindt de consument het ongelofelijk dat de uitvoerder op grond van de voorwaarden elke rechtshulp van gescheiden verzekerden afwijst door te stellen dat het geschil niet was ontstaan als de verzekerde niet was gescheiden.

De commissie overweegt dat in artikel 6 van de polisvoorwaarden staat dat geschillen die te maken hebben met scheiden of uit elkaar gaan niet verzekerd zijn. Dit geldt eveneens voor geschillen die hieruit voort zijn gekomen. Daarnaast zijn ook geschillen die te maken hebben met de verdeling van vermogen niet verzekerd. Volgens de commissie is daarom van belang om vast te stellen of het geschil met de ex-echtgenoot voort is gekomen uit de echtscheiding en/of het geschil te maken heeft met verdeling van het vermogen.

Naar het oordeel van de commissie is het (dreigende) geschil met de ex-echtgenoot over de afdracht van het aan de consument toekomende pensioendeel een geschil dat is voortgekomen uit de echtscheiding. Als de consument en haar ex-echtgenoot niet waren gescheiden, was deze situatie niet ontstaan. Daarnaast overweegt de commissie dat het een verzekeraar vrij staat om de grenzen van de dekking te bepalen in de door hem opgestelde polisvoorwaarden.

De commissie komt tot het oordeel dat de uitvoerder terecht dekking heeft geweigerd. De commissie wijst derhalve de vordering van de consument af.

Auteur

Verjaring: heeft een benadeelde partij een onderzoeksplicht?

Verjaring: heeft een benadeelde partij een onderzoeksplicht? 2560 1709 Ekelmans Advocaten
Judge's gavel on its plinth next to a bell clock in close-up on white background
Leestijd: 4 minuten
Lesedauer: 4 Minuten
Reading time: 4 minutes

Een vordering tot schadevergoeding verjaart binnen vijf jaar, nadat de benadeelde bekend raakt met zijn schade én de persoon die daarvoor aansprakelijk is. Een benadeelde zal niet altijd alle feiten meteen op een rij hebben. Begint de verjaring pas als hij bekend is met alle feiten, of al als hij daarmee bekend kan en moet zijn? Anders gezegd: heeft hij een onderzoeksplicht?

HR 22 april 2022, ECLI:NL:HR:2022:627

Na echtscheiding moet er worden verrekend tussen de man en de vrouw. De vrouw ontvangt in 2008 een brief van de man over de omvang van goodwill waarop hij aanspraak kan maken tegenover zijn voormalige bedrijf. Zij leidt uit die brief af dat hij recht heeft op € 600.000. In 2014 blijkt haar dat het bedrijf hem een toezegging had gedaan van € 1.725.000, én dat daarvan al € 600.000 was uitgekeerd. In 2017 vordert zij schadevergoeding op grond van art. 6:162 BW, omdat hij dit heeft verzwegen.

Het hof: de verjaring is begonnen, zodra de vrouw kon en moest weten dat de man recht had op méér dan 6 ton goodwill…

Het hof oordeelt dat de vordering van de vrouw is verjaard (art. 3:310 lid 1 BW). Volgens het hof begon de verjaring te lopen zodra de vrouw of haar adviseurs uit de brief redelijkerwijs hadden “kunnen of moeten begrijpen” dat de man naast het voorschot méér goodwillaanspraken had.

In cassatie klaagt de vrouw dat het hof ten onrechte niet is uitgegaan van wat de vrouw wist, maar wat zij móest weten.

Hoge Raad in 2010: beperkte onderzoeksplicht

In 2010 in het arrest X/Bemoti (HR 3 december 2010, ECLI:NL:HR:2010:BN6241) heeft de Hoge Raad voor het eerst een heel beperkte onderzoeksplicht aangenomen.
In die zaak vond in 1996 een aanrijding plaats tussen een 9-jarige fietser en een betonmolen. Het kind botst tegen de achterzijde van de betonmolen en raakt ernstig gewond. De vrachtwagen heeft een opvallende kleur en draagt twee firma-namen. De politie noteert bovendien het kenteken van de vrachtwagen. Pas in 2003 en 2004 stelt de moeder de firma’s en de bestuurder aansprakelijk. Zij beroepen zich op de vijfjarige verjaringstermijn: de moeder was kort na het ongeval al bekend was met de schade en de daarvoor aansprakelijke persoon.
De Hoge Raad stelt dat daadwerkelijke bekendheid vereist is vóórdat de verjaringstermijn begint. Maar dit betekent ook weer niet dat de moeder die de identiteit van de aansprakelijke persoon met een beperkt onderzoek eenvoudig had kúnnen achterhalen, maar dat heeft nagelaten, ter afwering van een beroep op verjaring kan stellen dat zij niet wist wie zijn schade had veroorzaakt. Het strookt niet met de rechtszekerheid en de billijkheid dat zij door een eenvoudig onderzoek na te laten, zou kunnen voorkomen dat de korte verjaringstermijn begint.

Verschillende meningen over aanvang verjaring

Sindsdien is er in de literatuur discussie gevoerd over de vraag hoever deze onderzoeksplicht van een benadeelde gaat.

Advocaat-Generaal (A-G) Wesseling-Van Gent zette in haar Conclusie vóór het arrest van 22 april 2022 de verschillende meningen uiteen.

Volgens Hartkamp, Sieburgh en Katan rust op de benadeelde in beginsel géén onderzoeksplicht. Nu volgens art. 3:310 BW de verjaring pas gaat lopen als de benadeeld daadwerkelijk bekend is met zijn schade en de persoon die hij daarvoor aansprakelijk kan stellen, heeft de benadeelde geen onderzoeksplicht die verder gaat dan het arrest uit 2010.

Hartlief, Du Perron, Smeehuijzen en Tjong Tjin Tai meenden dat van de benadeelde een beperkt onderzoek naar de identiteit van de daarvoor aansprakelijke persoon én naar de oorzaak van de schade mag worden verlangd. Volgens deze auteurs mag de eis dat een benadeelde bekend is met de schade en de aansprakelijke persoon, er niet toe leiden dat de benadeelde zich “van de domme” kan houden. Als er voldoende aanknopingspunten zijn voor het bestaan van aansprakelijkheid van een voldoende bepaald persoon, mag van hem enig onderzoek verwacht worden.

Hoeveel onderzoek een benadeelde moet doen, was dus niet erg duidelijk.

De Hoge Raad in 2022: nog steeds beperkte onderzoeksplicht

De Hoge Raad vernietigt het arrest van het hof.

De Hoge Raad benadrukt dat de benadeelde daadwerkelijk bekend moet zijn met de schade en de persoon die daarvoor aansprakelijk is. Hiervan kan pas sprake zijn als de benadeelde voldoende zekerheid – die niet een absolute zekerheid behoeft te zijn – heeft verkregen dat er schade is veroorzaakt door een fout. Daarvoor is dus niet voldoende dat de vrouw met het gestelde onrechtmatig handelen en met de gestelde schade bekend “had kunnen of moeten zijn”.

De Hoge Raad houdt dus vast aan de eis dat voor het gaan lopen van de korte verjaringstermijn daadwerkelijke bekendheid vereist is. De Hoge Raad lijkt afgezien van de beperkte onderzoeksplicht naar de identiteit van de aansprakelijke persoon, geen ruimte te laten voor een verdergaande onderzoekplicht van de benadeelde naar de feiten over de schade en de persoon die daarvoor aansprakelijk is.

Auteur

We gebruiken cookies om ervoor te zorgen dat onze website zo soepel mogelijk draait. Als je doorgaat met het gebruiken van de website, gaan we ervan uit dat je ermee instemt.