Berichten door:

Marieke Klapwijk

Beursbengel: Uitspraken GFD rond een pakketverzekering en verwarring rond een verzekeringsbepaling

Beursbengel: Uitspraken GFD rond een pakketverzekering en verwarring rond een verzekeringsbepaling 2500 1667 Ekelmans Advocaten
EKELMANS-Beursbengels-01
Leestijd: 4 minuten
Lesedauer: 4 Minuten
Reading time: 4 minutes
Expertise:

In Dossier Kifid van de Beursbengel 2022 / nr. 913 bespreekt Frederike Rijpkema twee uitspraken van de Geschillencommissie Financiële Dienstverlening rond een pakketverzekering en een doorlopende reis- en annuleringsverzekering.

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening Nr. 2022-0167, d.d. 2 maart 2022

Zorgplicht geschonden door niet te waarschuwen dat woning niet is meeverzekerd op rechtsbijstandverzekering?

De consument heeft via de website van een tussenpersoon een pakketverzekering aangevraagd, op basis van ‘execution only’. Het pakket bestond uit een opstalverzekering voor zijn woning en een rechtsbijstandverzekering. De consument kreeg vervolgens een geschil over zijn hypotheeklening. Hiervoor kon de consument geen beroep doen op zijn rechtsbijstandverzekering, omdat dit geschil niet onder de dekking van de rechtsbijstandverzekering viel.

De consument stelt zich op het standpunt dat de tussenpersoon had moeten waarschuwen voor het risico dat hij liep omdat de rechtsbijstandverzekering niet was uitgebreid met ‘eigen woning’, terwijl de tussenpersoon wist dat de consument een eigen woning had en dus belang had bij dekking ten aanzien van de woning.

De commissie komt tot het oordeel dat de tussenpersoon alleen heeft bemiddeld bij het afsluiten van de verzekeringen, de zogenaamde ‘execution only’. Dit betekent dat de consument de verzekeringen heeft afgesloten zonder advies van de tussenpersoon. Het lag daarom op de weg van de consument zich voldoende te verdiepen in de door hem af te sluiten verzekeringen. De tussenpersoon hoefde de consument niet te waarschuwen voor het ontbreken van de dekking voor de eigen woning, ook al wist de tussenpersoon dat de consument een eigen woning had. Van een zorgplichtschending aan de zijde van de tussenpersoon is dan ook geen sprake. De consument heeft zich ook het standpunt gesteld dat de tussenpersoon heeft verzuimd een rechtsbijstandverzekering voor hem af te sluiten met uitbreiding eigen woning, terwijl de consument dit wel in zijn aanvraag zou hebben aangegeven. Dit zou blijken uit een door de consument overgelegde schermafbeelding van het aanvraagformulier. De tussenpersoon heeft de stelling van de consument gemotiveerd betwist. Volgens de tussenpersoon is het overgelegde aanvraagformulier geen definitief ingediend aanvraagformulier, maar een scherm dat je ziet voordat de aanvraag daadwerkelijk wordt ingediend. Nadat de schermafbeelding is gemaakt, is het formulier door de consument nog aangepast, aldus de tussenpersoon. Dit blijkt namelijk uit diverse verschillen op het aanvraagformulier en het definitieve polisblad. Vanwege de gemotiveerde betwisting van de tussenpersoon, is het aan de consument om nader bewijs te leveren dat hij wel een uitbreiding met eigen woning heeft aangevraagd. De consument is daarin niet geslaagd.
Daar komt nog bij dat het aan de consument was om op het polisblad te controleren of de rechtsbijstandverzekering aansloot bij zijn wensen. Dit geldt temeer, omdat de tussenpersoon enkel een bemiddelende rol bij de totstandkoming van de overeenkomst had. De commissie komt tot het oordeel dat de klacht van de consument ongegrond is en dat zijn vordering wordt afgewezen.

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening Nr. 2022-0122, d.d. 16 februari 2022

Is overlijden eigenaresse reisbureau gedekte gebeurtenis?

De consument heeft bij de verzekeraar een doorlopende reis- en annuleringsverzekering afgesloten. Op 8 september 2019 boekt de consument bij een reisbureau een rondreis door Zuid-Afrika. De consument heeft aan het reisbureau een aanbetaling van 3.449,31 euro gedaan. Op enig moment overlijdt de eigenaresse van het reisbureau. De consument doet een beroep op de verzekeraar voor vergoeding van de aanbetaalde reissom. Hij beroept zich daarbij op de bepaling waarin een limitatieve opsomming van gedekte gebeurtenissen is opgenomen, waarin onder andere staat dat annulering gedekt is als de persoon in het buitenland bij wie de consument zou overnachten is overleden. De verzekeraar wijst de claim, onder verwijzing naar zijn polisvoorwaarden, af.

Gezien het voorgaande komt het volgens de commissie aan op de uitleg van voornoemde bepaling en op de vraag of het overlijden van de eigenaresse van het reisbureau hieronder valt.

De commissie overweegt dat een verzekeringsbepaling duidelijk en begrijpelijk moet zijn opgesteld en dat bij twijfel over de betekenis van een beding de voor de consument meest gunstige uitleg vóórgaat. Deze zogenoemde contra proferentem-regel is neergelegd in artikel 6:238 lid 2 BW.

Volgens de commissie gaat het om de vraag of uit de polisbepaling duidelijk blijkt dat het gaat om een limitatieve opsomming van gebeurtenissen. Volgens de commissie is voor de bepaling slechts één lezing mogelijk, zodat sprake is van een duidelijk beding, namelijk dat sprake is van een limitatieve opsomming. De commissie komt derhalve niet toe aan de contra proferentem-regel.

Vervolgens is het de vraag of er sprake is van een gedekte gebeurtenis . Volgens de commissie is de situatie van de consument niet gelijk aan de in de bepaling genoemde verzekerde gebeurtenis. In de bepaling staat namelijk dat het moet gaan om het overlijden van een persoon in het buitenland bij wie een verzekerde zou overnachten. Het staat vast dat de consument niet bij de eigenaresse van het reisbureau zou overnachten, maar bij een door haar geregelde accommodatie. Dit brengt mee dat voor de schade van de consument, bestaande uit de gedane aanbetaling, als gevolg van het overlijden van de eigenaresse van het reisbureau, geen dekking bestaat.

De commissie komt tot de slotsom dat de verzekeraar de claim van de consument mocht afwijzen en dat de vordering van de consument wordt afgewezen.

Auteur

Ekelmans blijft stijgen in de ranglijst van beste advocatenkantoren

Ekelmans blijft stijgen in de ranglijst van beste advocatenkantoren 2000 1436 Ekelmans Advocaten
Legal500_EMEA_2022_Ekelmans
Leestijd: 2 minuten
Lesedauer: 2 Minuten
Reading time: 2 minutes

De Legal 500 beoordeelt de sterke punten van advocatenkantoren in meer dan 150 rechtsgebieden. De ranglijst belicht de teams die het meest vooruitstrevende en innovatieve advies geven aan hun cliënten. Het onderzoek van Legal 500 is o.a. gebaseerd op feedback van cliënten. We zijn daarom extra trots op onze opmars in deze ranglijst!

Legal 500 zegt het volgende over ons Insurance-team:

Noted for its international focus, the team at Ekelmans Advocaten – Insurance & Corporate has many years of experience handling a wide variety of liability and insurance law issues for clients. It provides a range of services to large and niche insurance companies, such as advice on compliance with financial regulations, assistance with privacy-related questions and policy wording. In addition, with the group comprising of seasoned Supreme Court litigators, it is also a strong choice for complex insurance claims; areas of expertise in this space include professional liability, fraud, D&O and personal injury. Hanco Arnold leads the team, which also includes Frank Schaaf, Jan Ekelmans, Astrid van Noort and Daan Spoormans.

Een paar citaten van onze cliënten:

‘Ekelmans Advocaten – Insurance & Corporate’s ability to quickly solve difficult situations makes them a priceless asset to clients.’

‘The people I work with are, without exception, nice and very approachable. They go the extra mile when necessary. The way in which they take the lead in a file is pleasant, without losing sight of the role of the client. Another thing that makes them unique is how they involve the client in legal cases, both in terms of content and procedure.’

‘The lawyers working at Ekelmans Advocaten – Insurance & Corporate know the insurance business inside out and have all the resources and knowledge they need to stand by insurance companies and their insured in their legal matters. Not only do they give well-founded legal advice, they also know how to solve insurance issues in a more pragmatic way (while taking into account the interests of all parties involved). Something that is essential in the insurance business.’

Lees meer op de Legal 500 website

Contact

Deformalisering: te late betekening exploot bij echtscheiding

Deformalisering: te late betekening exploot bij echtscheiding 2560 2560 Ekelmans Advocaten
Family Quarrel - Unhappy Young Couple Standing Arms Crossed Back to Back. Pop Art Vector illustration
Leestijd: 2 minuten
Lesedauer: 2 Minuten
Reading time: 2 minutes

Als één echtgenoot een verzoek tot echtscheiding indient bij de rechtbank, moet hij dat verzoek aan zijn echtgenoot door de deurwaarder laten betekenen. Volgens de wet moet dat binnen 14 dagen. De Hoge Raad oordeelde op 1 april dat als dat iets later gebeurt, de rechter het verzoek tot echtscheiding toch moet behandelen.

HR 1 april 2022, ECLI:NL:HR:2022:481

Als één echtgenoot een verzoek tot echtscheiding indient bij de rechtbank, moet hij dat verzoek aan zijn echtgenoot door de deurwaarder laten betekenen. Volgens art. 816 Rv moet dat binnen 14 dagen. In het exploot van de deurwaarder moet de termijn staan waarop verweer kan worden gevoerd tegen het verzoek tot echtscheiding of daarvoor uitstel kan worden gevraagd. Ook moet het exploot vermelden dat één en ander door een advocaat dient te worden gedaan. Het originele exploot moet ter griffie worden ingediend.

In deze zaak laat de man zijn verzoek ruim twee weken te laat bij zijn vrouw betekenen. De vrouw verschijnt niet in de procedure: niet bij de rechtbank en niet bij het hof. Rechtbank en hof verklaren de man daarom niet-ontvankelijk in zijn verzoek tot echtscheiding.

De Hoge Raad vernietigt

De Hoge Raad stelt voorop dat de gedachte achter art. 816 lid 1 Rv is te verzekeren dat het verzoek tot echtscheiding de andere echtgenoot tijdig bereikt. De wetgever heeft geen reden gegeven voor de keuze voor een termijn van 14 dagen.

Art. 816 lid 3 Rv bepaalt dat als lid 1 niet in acht is genomen of het exploot een ander gebrek kent, art. 120 Rv analoog van toepassing is. Dat artikel bepaalt dat een nietig exploot kan worden hersteld. Dat artikel leent zich echter niet voor (analoge) toepassing als het exploot te laat is uitgebracht: herstel van termijnoverschrijding is niet mogelijk.

Toch moest de rechtbank het verzoek van de man in behandeling nemen volgens de Hoge Raad. De HR wijst er op dat de wetgever geen bijzondere reden had om betekening binnen 14 dagen voor te schrijven. Ook wijst de Hoge Raad op het algemene uitgangspunt van art. 120 Rv, dat een verzuim moet kunnen worden hersteld. Daarom dient overschrijding van deze 14 dagen-termijn niet automatisch te leiden tot niet-ontvankelijkheid.
In dit geval is het verzoek via de deurwaarder wél (binnen redelijke tijd) bij de vrouw betekend. De man heeft als bewijs daarvan het originele exploot bij de rechtbank ingediend. Daarom had de rechtbank het verzoek van de man tot echtscheiding in behandeling moeten nemen. De Hoge Raad doet de zaak zélf af. Hij verwijst de zaak terug naar de rechtbank, die de vrouw een nieuwe termijn voor verweer moet geven.

Auteur

Beursbengel: Uitspraken GFD rond een rechtsbijstand- en inboedelverzekering

Beursbengel: Uitspraken GFD rond een rechtsbijstand- en inboedelverzekering 2500 1667 Ekelmans Advocaten
EKELMANS-Beursbengels-02
Leestijd: 4 minuten
Lesedauer: 4 Minuten
Reading time: 4 minutes
Expertise:

In Dossier Kifid van de Beursbengel 2022 / nr. 912 bespreekt Lieske de Vos twee uitspraken van de Geschillencommissie Financiële Dienstverlening rond een rechtsbijstand- en een inboedelverzekering.

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening Nr. 2022-0036, d.d. 21 januari 2022

Mag verzekeraar gevolgen verbinden aan bovengemiddelde gebruikmaking van rechtsbijstandverzekering?

De consument heeft een rechtsbijstandverzekering afgesloten bij de verzekeraar. De consument heeft een tweetal brieven ontvangen van de rechtsbijstandverzekeraar waarin staat dat hij meer dan gemiddeld een beroep doet op zijn rechtsbijstandverzekering en wat de gevolgen kunnen zijn van het indienen van nieuwe rechtshulpverzoeken.

De consument is het niet eens met het beleid van de verzekeraar en dient een klacht in. De consument vordert dat de verzekeraar wordt verplicht om zijn beleid aan te passen. Daarnaast vordert de consument dat het aantal door hem ingediende rechtshulpverzoeken op nul wordt gezet. Ter onderbouwing van zijn vorderingen heeft de consument het volgende aangevoerd. De consument geeft aan dat hij door pech een aantal keren een beroep heeft moeten doen op zijn verzekering. De consument heeft het idee dat hij nu een soort gele kaart heeft gekregen, wat op dit moment voor hem geen directe gevolgen heeft, maar uiteindelijk wel kan leiden tot een rode kaart. Dat kan als gevolg hebben dat zijn verzekering wordt opgezegd. Volgens de consument moet de verzekeraar vooraf duidelijk aangeven hoeveel rechtshulpverzoeken een verzekerde mag indienen voordat het stappenplan met de bijbehorende maatregelen wordt toegepast. Ook maakt de consument bezwaar tegen de omstandigheid dat de verzekeraar alleen naar het aantal meldingen kijkt en niet naar de inhoud en/of de verschillende modules die de verzekerde heeft afgesloten. De verzekeraar heeft verweer gevoerd tegen de stellingen van de consument.

De commissie overweegt als volgt. Naar het oordeel van de commissie kan het versturen van een brief waarin de verzekerde wordt gewezen op het bovengemiddelde aantal door hem ingediende rechtshulpverzoeken en de mogelijke gevolgen daarvan op zijn plaats zijn. De verzekerde is dan immers in een vroeg stadium gewezen op mogelijk vervelende gevolgen voor hemzelf. In dit geval heeft de verzekeraar de consument in zijn brief uitgebreid en naar behoren geïnformeerd over het beleid dat de verzekeraar hanteert. In de brief is ook aangegeven dat het niet altijd nodig is om een rechtshulpverzoek in te dienen. De verzekeraar heeft de consument hiervoor verwezen naar de website van Achmea Rechtsbijstand voor tips en advies. In de brief heeft de verzekeraar daarnaast uitgelegd wat de mogelijke gevolgen zullen zijn als de consument zijn claimgedrag niet aanpast. Daarmee is de consument tijdig gewezen op de mogelijke gevolgen van het ongewijzigd voortzetten van zijn meldingsgedrag. De consument wordt daarmee in de gelegenheid gesteld zijn meldingsgedrag zo nodig en mogelijk aan te passen. Naar het oordeel van de commissie heeft de verzekeraar in de procedure bij Kifid op een duidelijke wijze uitgelegd wat zijn beleid inhoudt. Dit beleid komt de commissie niet onredelijk voor. Naar het oordeel van de commissie is ook geen sprake van misleiding. De commissie ziet dan ook geen aanleiding om de vordering van de consument om het aantal rechtshulpverzoeken op nul te zetten, toe te wijzen.

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening Nr. 2022-0049, d.d. 26 januari 2022

Sprake van fraude vanwege het afgeven van verschillende toedrachten?

De partner van de consument heeft onder meer een standaard inboedelverzekering, zonder allriskdekking, en een Kostbaarheden Buitenshuisverzekering bij de verzekeraar. Zij is de verzekeringnemer onder de polis en de consument is meeverzekerd.

De consument heeft op 24 november 2019 een iPhone uit zijn hand laten vallen met als gevolg een gebarsten scherm en een storing in het beeldscherm. De consument heeft schade aan zijn telefoon gemeld en daarbij verklaard dat de telefoon binnenshuis was ge vallen. Een dag later heeft de consument opnieuw gebeld, met een andere toedracht. Het toestel zou zijn gevallen bij het uitstappen van de auto. Vanwege deze tegenstrijdige verklaringen heeft de afdeling Speciale Zaken van de verzekeraar de claim van de consument in december 2019 onderzocht. De verzekeraar concludeert dat de consument met een tweede schademelding heeft geprobeerd om door een onjuiste voorstelling van zaken de schade aan de telefoon alsnog vergoed te krijgen. De verzekeraar gaat niet over tot uitkering en de persoonsgegevens van de consument zijn voor acht jaar opgenomen in het Incidentenregister en voor de duur van drie jaar in het Extern Verwijzingsregister (EVR).

De consument dient een klacht in en vordert dat de maatregelen ongedaan worden gemaakt. De consument vordert dat alle registraties van de persoonsgegevens en de registraties op zijn adres ongedaan worden gemaakt. Daarnaast vordert hij vergoeding van de materiële en immateriële schade. Ter onderbouwing voert consument het volgende aan. De schade is in eerste instantie afgewezen. Naar aanleiding daarvan heeft de consument de voorwaarden gelezen. Vervolgens heeft de consument in een tweede gesprek, het gesprek van 26 november 2019, vragen gesteld over de dekking onder de inboedelverzekering en de dekking onder de Kostbaarheden Buitenhuisverzekering. Dit gesprek is informerend/afstemmend geweest. Hij heeft in dat gesprek alleen advies en informatie gevraagd en uitdrukkelijk niet de intentie gehad om een andere toedracht te geven om dekking onder de verzekering te krijgen. De verzekeraar heeft in de interne klachtenprocedure de proportionaliteit van de registratie in het EVR opnieuw beoordeeld en heeft daarop een correctie toegepast die ertoe heeft geleid dat de registratie werd doorgehaald. De verzekeraar heeft dus twee verschillende onderbouwingen gegeven van de EVRregistratie. De consument kan er daardoor niet op vertrouwen dat de verzekeraar eenduidig, betrouwbaar, zuiver en rechtmatig handelt. De verzekeraar voert verweer. De commissie is van oordeel dat in voldoende mate is komen vast te staan dat de consument opzettelijk een onjuiste voorstelling van zaken heeft gegeven om een uitkering onder de verzekering te krijgen waarop hij geen recht heeft. De schade aan de telefoon is op die grond terecht afgewezen en de verzekering van de consument is terecht beëindigd. Ook de registratie van de persoonsgegevens van de consument is terecht en proportioneel.

Meer weten over verzekeringsrecht?

U acteert in een snel veranderende wereld. Onze verzekeringsspecialisten kennen de details van uw markt. Uw werkterrein laat zich niet in één activiteit of in één juridisch deelgebied vangen. Daarom staan advocaten met verschillende aandachtsgebieden klaar om u te adviseren.

Ons team Verzekering behartigt de belangen van grote en gespecialiseerde verzekeraars en hun verzekerden. Wij houden ons bezig met aansprakelijkheidsrecht en verzekeringsrecht in de breedste zin van het woord en werken voor zorgverzekeraars, schadeverzekeraars en levensverzekeraars.

Verplichte UBO registratie per 27 maart 2022

Verplichte UBO registratie per 27 maart 2022 2560 1920 Ekelmans Advocaten
UBO-register
Leestijd: 2 minuten
Lesedauer: 2 Minuten
Reading time: 2 minutes
Expertise:

Vanaf 27 maart 2022 zijn juridische entiteiten verplicht hun uiteindelijk belanghebbenden in het UBO-register te registeren. ‘UBO’ staat voor Ultimate Beneficial Owner. De vertegenwoordigingsbevoegde bestuurder van de organisatie moet de registratie bij de Kamer van Koophandel verzorgen.

Registratie is wettelijk verplicht. Het niet, niet op tijd of onjuist registreren kan worden bestraft met een geldboete. Het kan ook strafrechtelijke gevolgen hebben.

Registreren kan via de volgende link UBO’s inschrijven, wijzigen en uitschrijven – UBO-register (kvk.nl)

Wat is de UBO registratie en waarom is deze registratie verplicht?

Een UBO is altijd een natuurlijk persoon. Voor een B.V. gelden andere regels dan voor bijvoorbeeld een maatschap of vennootschap onder firma. Een organisatie heeft altijd ten minste één UBO. Als er geen UBO kan worden aangewezen, worden alle bestuurders bij rechtspersonen of vennoten bij de vennootschap onder firma geregistreerd als pseudo-UBO.

Waarom is er een UBO-register?

Het doel van het UBO-register is financieel-economische criminaliteit tegen gaan. Hierbij kan je denken aan corruptie, witwassen, belastingontduiking, fraude en financiering van terrorisme. Het UBO-register moet zorgen voor meer transparantie. Door alle uiteindelijk belanghebbenden in te schrijven in een openbaar register ontstaat er meer duidelijkheid over welke personen de uiteindelijke zeggenschap hebben over een bepaalde juridische entiteit. De inschrijving van deze personen in een openbaar register dient daarmee ook een preventief doel. Wanneer men in een openbaar register als uiteindelijk begunstigde staat ingeschreven, is het minder aantrekkelijk de juridische entiteit voor financieel-economische criminele doeleinden te gebruiken. Verder maakt het UBO-register het makkelijker om te weten te komen met wie men zaken doet.

Wie beheert het UBO-register?

Het UBO-register wordt beheerd door de Kamer van Koophandel. De Kamer van Kophandel is al houder van het handelsregister. Het is dus een logische keuze van de wetgever om het UBO-register voor rechtspersonen en ondernemingen ook bij de Kamer van Koophandel onder te brengen. De Kamer van Koophandel is verantwoordelijk voor de controle op de tijdige aanlevering van UBO-gegevens, en op de juistheid en volledigheid ervan.

Voor wie geldt de verplichting tot inschrijving in het UBO-register?

De UBO-registratie is verplicht voor de volgende juridische entiteiten:

  • niet-beursgenoteerde) BV’s en NV’s
  • Overige rechtspersonen: stichtingen, UBO-plichtige verenigingen (dit zijn formele- en informele verenigingen die onderneming drijven), onderlinge waarborgmaatschappijen en coöperaties
  • Personen vennootschappen: maatschappen, vennootschappen onder firma en commanditaire vennootschappen
  • Rederijen
  • Europese naamloze vennootschappen
  • Europese coöperatieve vennootschappen
  • Europees economisch samenwerkingsverbanden die hun zetel in Nederland hebben
  • Kerkgenootschappen

Wie moet de registratie verzorgen?

De juridische entiteit is zelf verantwoordelijk voor de registratie van de gegevens in het UBO-register. De registratie dient online gedaan te worden bij de Kamer van Koophandel door de persoon die namens de entiteit tekeningbevoegdheid heeft. Dat is in het algemeen de bestuurder van de juridische entiteit. Wie er tekeningsbevoegdheid hebben is terug te vinden in het Handelsregister van de Kamer van Koophandel. De UBO is verplicht mee te werken aan de inschrijving.

Auteur

Vaar niet blind op de finale kwijting in je goede oude ‘model vso’

Vaar niet blind op de finale kwijting in je goede oude ‘model vso’ 2560 1946 Ekelmans Advocaten
VSO
Leestijd: 3 minuten
Lesedauer: 3 Minuten
Reading time: 3 minutes
Expertise:

In het arbeidsrecht worden veruit de meeste geschillen opgelost via het sluiten van een vaststellingsovereenkomst (VSO). In zo’n VSO zijn bijna altijd dezelfde modelbepalingen terug te vinden. Een goed voorbeeld daarvan is de finale kwijting.

Volledig duidelijk toch zo’n finale kwijting? Er staat toch duidelijk dat beide partijen geen enkele aanspraak geldend kunnen maken, behalve de afspraken in de VSO? Mis! Of een beroep op finale kwijting standhoudt, is mede afhankelijk van het voortraject en de inhoud van de VSO.

  • De finale kwijting wordt niet zuiver taalkundig uitgelegd. Hoe de bepaling wordt begrepen, is ook afhankelijk van de zin die partijen redelijkerwijs aan de bepalingen mogen toekennen en van wat zij van elkaar mogen verwachten.
  • Als een bepaalde kwestie aan een van de partijen niet bekend is ten tijde van het sluiten van een VSO, dan valt deze kwestie in beginsel niét onder de reikwijdte van finale kwijting, zeker als er geen beëindigingsonderhandelingen hebben plaatsgevonden.
  • Als partijen eerder overeenstemming hebben bereikt over een bepaald onderwerp, dit onderwerp niet in de VSO is opgenomen, maar in de VSO wel een ruim geformuleerde finale kwijting is opgenomen, dan is de kans groot dat dit onderwerp niét onder de finale kwijting valt.

Tips & Tricks bij onderhandelen over- en opstellen van een VSO

  1. Neem uw werknemer mee in uw gedachten. Spreek uit welke onderwerpen volgens u geregeld moeten worden. Vraag de werknemer of u in zijn/haar ogen nog zaken bent vergeten.
  2. Leg de onderhandelingen die tot een VSO leiden schriftelijk vast, bijvoorbeeld per e-mail.
  3. Vaar niet blind op finale kwijting. Maak per deelonderwerp concrete afspraken en leg deze afspraken afzonderlijk vast in de VSO.
  4. Neem in de VSO in ieder geval de volgende drie bepalingen op:
    • een ‘entire-agreement’ clausule. Omschrijf de onderhandelingen tussen partijen en merk op dat partijen – gelet op de onderhandelingen – een allesomvattende regeling willen treffen. Omschrijf dat partijen daarom over en weer geen andersluidende aanspraken geldend zullen maken, dan in de VSO opgenomen;
    • een ruim geformuleerd finaal kwijtingsbeding;
    • een bepaling waarin partijen, behoudens het recht van de werknemer om de overeenkomst binnen twee weken na het bereiken van de overeenkomst te ontbinden, afstand doen van het recht om ontbinding, vernietiging of nietigverklaring te vorderen.

Uiteindelijk komt het bij onderhandelingen en het beëindigen van een (arbeids)overeenkomst aan op de specifieke omstandigheden van het geval. Bel, mail, of app ons gerust voor een vrijblijvend eerste overleg over uw specifieke zaak!

Meer weten over arbeidsrecht?

Voor het succes van uw onderneming zijn goede medewerkers van grote waarde. De manier waarop u de arbeidsverhoudingen met uw medewerkers vormgeeft, staat geregeld ter discussie door veranderingen in de regelgeving en rechtspraak, maar ook door economische en technologische ontwikkelingen. Ons Employment team zorgt ervoor dat uw organisatie optimaal gebruik maakt van de mogelijkheden die het arbeidsrecht en het medezeggenschapsrecht bieden én de eventuele risico’s beperkt die deze met zich meebrengen.

Auteur

AVG: Google en een link naar een zwarte lijst

AVG: Google en een link naar een zwarte lijst 2560 1696 Ekelmans Advocaten
Black list message handwritten on the blackboard
Leestijd: 3 minuten
Lesedauer: 3 Minuten
Reading time: 3 minutes

Een arts verzoekt de rechter Google een link naar de site zwartelijstartsen.nl te laten verwijderen. Ik bespreek aan welke maatstaf zo’n verzoek tot verwijdering van tuchtrechtelijke persoonsgegevens wordt getoetst. De Hoge Raad laat dat in het midden. Hij oordeelt dat de arts veroordeeld mocht worden in de proceskosten.

HR 25 februari 2022, ECLI:NL:HR:2022:329

Casus

Een plastisch chirurg is in 2016 door het Centraal Tuchtcollege voorwaardelijk geschorst. Google geeft een koppeling naar zwartelijstartsen.nl.
De arts staat daar met naam, BIG-nummer, een foto, de uitspraak van het Tuchtcollege en een krantenbericht uit 2016. In 2017 verzoekt zij Google deze koppeling te verwijderen. Google weigert dit.

De afweging

De rechtbank wijst het verzoek tot verwijdering van de link toe. Het hof wijst het verzoek af, en toetst daarbij aan art. 17 AVG. Het hof overweegt dat het van belang kan zijn, dat de tuchtmaatregel recent is opgelegd. Het grote publiek heeft er belang bij hiervan kennis te kunnen nemen. Volgens het hof pakt de afweging niet anders uit, als wordt getoetst aan de strengere norm voor strafrechtelijke persoonsgegevens (art. 10 AVG).

De Hoge Raad laat (helaas) in het midden aan welke norm een verzoek tot het verwijderen van tuchtrechtelijke persoonsgegevens moet worden getoetst. Advocaat-Generaal Drijber schreef in zijn Conclusie dat tuchtrechtelijke uitspraken onder de AVG (anders dan voorheen onder de Wet bescherming persoonsgegevens) op zich geen strafrechtelijke gegevens zijn. Toetsing aan art. 17 AVG lijkt te volstaan.

De Hoge Raad benadrukt dat de strenge toets van art. 10 AVG een afweging van belangen vergt. Aan de ene kant van de weegschaal staan de privacybelangen van de betrokkene (de arts). Deze worden afgewogen tegen de vrijheid van informatie van het publiek. Daarbij moet worden nagegaan of het vermelden van de persoonsgegevens strikt noodzakelijk is in het kader van de informatievrijheid.
Of de afweging van het hof in dit geval begrijpelijk was, toetst de Hoge Raad niet. Daar had de arts in cassatie namelijk niet over geklaagd. Waarschijnlijk omdat het oordeel van het hof niet vreemd is, vanwege de recente tuchtrechtelijke maatregel.

Overigens resulteerde diezelfde belangenafweging (met toetsing aan zowel artikel 10 en 17 AVG) erin, dat tijdens de cassatieprocedure in kort geding de hele website zwartelijstartsen.nl uit de lucht is gehaald na een collectieve actie (ECLI:NL:RBMNE:2021:23.) De rechter liet daarbij zwaar meewegen, dat op de site niet alleen (recente) tuchtrechtelijke uitspraken staan, maar ook zware ongefundeerde beschuldigingen werden geuit.

Mocht de arts in de proceskosten worden veroordeeld?

Art 289 Rv bepaalt dat de verliezer van een procedure in de kosten kan worden veroordeeld. Het gaat dan vrijwel altijd om een beperkte, forfaitaire proceskostenveroordeling. De arts klaagde in cassatie dat dit afbreuk deed aan haar recht als klager onder de AVG.

De Hoge Raad verwerpt die klacht. Hoe proceskosten worden verdeeld, mag de Lidstaat in principe zelf bepalen. Die regels moeten wel voldoen aan “de beginselen van gelijkwaardigheid en doeltreffendheid”. Dat betekent dat zij het uitoefenen van EU-rechten niet onmogelijk of uiterst moeilijk mogen maken. Volgens de HR voldoet de Nederlandse regeling in het algemeen aan deze voorwaarden. Dat kan in een concreet geval anders zijn: de rechter moet dan een veroordeling in de kosten motiveren – maar dan moeten partijen daar wél stellingen over innemen. Dat had de arts in dit geval niet gedaan.

Auteur

Drie tips om te voldoen aan de Richtlijn transparante en voorspelbare arbeidsvoorwaarden

Drie tips om te voldoen aan de Richtlijn transparante en voorspelbare arbeidsvoorwaarden 2560 1709 Ekelmans Advocaten
Handwriting text No Surprises, Business idea Presupposed Eventual Destined Traditional Set The Usual Creating Online Journals, Typing New Articles, Making New Headlines
Leestijd: 3 minuten
Lesedauer: 3 Minuten
Reading time: 3 minutes
Expertise:

Werkgevers doen er goed aan op korte termijn hun arbeidsovereenkomsten te controleren en zo nodig aan te passen. Er staat een aantal wetswijzigingen op stapel op grond van de Europese Richtlijn transparante en voorspelbare arbeidsvoorwaarden. De Richtlijn moet uiterlijk 1 augustus 2022 zijn omgezet in Nederlandse wetgeving.

Inmiddels is een wetsvoorstel voor de implementatie van deze richtlijn ingediend. In dit blog besteed ik aandacht aan drie in het oog springende wijzigingen: het studiekostenbeding, het nevenwerkzaamhedenbeding en de uitbreiding van de informatieplicht.

Studiekostenbeding

Een studiekostenbeding bepaalt dat de werknemer de door de werkgever betaalde studiekosten binnen een bepaalde termijn moet terugbetalen.

Het studiekostenbeding wordt vanaf 1 augustus 2022 verboden bij opleidingen die de werkgever op grond van de wet of cao verplicht is aan te bieden. Dat zijn vaak verplichte opleidingen op het gebied van veiligheid en het bijhouden van vakbekwaamheid. Ook een aantal bijkomende kosten die de werknemer in verband met het volgen van de scholing heeft komen voor rekening van de werkgever. Het gaat dan bijvoorbeeld om reiskosten, studiemateriaal en examengelden. Afspraken die gemaakt worden over verhaal van deze kosten worden nietig.

De implementatiewetgeving kent geen overgangswetgeving. Dit betekent dat ook studiekostenbedingen aangegaan vóór 1 augustus 2022 vanaf 1 augustus 2022 aan deze regels moeten voldoen.

TIP 1: houd bij het afsluiten van nieuwe studiekostenbedingen rekening met deze nieuwe regel, zodat vervelende verrassingen achteraf worden voorkomen.

Nevenwerkzaamhedenbeding

In veel arbeidsovereenkomsten staat een beding waardoor de werknemer geen nevenwerkzaamheden kan verrichten zonder instemming van de werkgever. Onder de nieuwe wetgeving moet een werkgever een ‘objectieve reden’ kunnen aanvoeren voor een dergelijk beding. Kan de werkgever dit niet, dan is het beding nietig. De Richtlijn geeft een lijst van niet uitputtende voorbeelden van objectieve redenen, zoals: redenen van gezondheid en veiligheid, de bescherming van vertrouwelijke bedrijfsinformatie, dreigende schending van Arbeidstijdenwet en/of het voorkomen van belangenconflicten. Omdat de lijst niet uitputtend is, kan het verbod op nevenwerkzaamheden dus ook op een ander belang van de werkgever worden gebaseerd.

Het is niet direct noodzakelijk de objectieve reden(en) in de arbeidsovereenkomst te vermelden. De werkgever mag de werknemer ook achteraf informeren over de reden die hij heeft voor het verbod op nevenwerkzaamheden. Reeds overeengekomen niet gemotiveerde nevenwerkzaamhedenbedingen zijn dus niet per definitie nietig. Wel is het van belang dat de werkgever een objectieve reden aan kan voeren.

TIP 2: ga na welke objectieve reden voor een nevenwerkzaamhedenbeding kan worden aangevoerd. Kan geen objectieve reden worden aangevoerd, dan is het beding nietig.

Uitbreiding informatieplicht

Met het Wetsvoorstel wordt de informatieplicht van de werkgever verder uitgebreid. De uitbreiding houdt onder meer in dat de werkgever de werknemer, binnen één week na de start van de arbeidsovereenkomst, schriftelijk moet informeren over: de gebruikelijke werkplek, de salariscomponenten, de wijze en tijdstip van uitbetaling van het salaris en de normale werk- en rusttijden. Daarnaast moet de werkgever de werknemer binnen een maand na aanvang van de arbeidsovereenkomst schriftelijk informeren over de duur van verschillende vormen van betaald verlof, zoals ouderschapsverlof en verhuisverlof, het scholingsbeleid en de toepasselijke procedures bij eventueel ontslag, waaronder ook de opzegtermijnen.

Daarnaast moet de werkgever aangeven of sprake is van een voorspelbaar of onvoorspelbaar arbeidspatroon. Als de tijdstippen waarop de arbeid moet worden verricht (grotendeels) onvoorspelbaar zijn, moet de werkgever de werknemer onder andere informeren over: het feit dat de arbeidstijd variabel is, het aantal gewaarborgde betaalde uren en het loon voor arbeid die daar boven op wordt verricht, de referentieuren en -dagen waarop de werknemer kan worden verplicht om te werken, de minimale oproepingstermijn waarop de werknemer recht heeft vóór de aanvang van een werkopdracht en de eventuele annuleringstermijn.

Als de werkgever deze informatieplicht niet naleeft, kan hij aansprakelijk worden gesteld voor de schade die de werknemer hiervan ondervindt.

Vanaf 1 augustus 2022 moeten werkgevers werknemers dus uitgebreider informeren bij aanvang van het dienstverband. Deze informatie kan overigens grotendeels worden verstrekt in de arbeidsovereenkomst of met een expliciete verwijzing naar een regeling waarin die informatie is opgenomen.

TIP 3: controleer zo snel mogelijk of de informatie in de arbeidsovereenkomsten voldoet aan de informatieplicht.

Auteur

Aansprakelijkheid in sport en spel: hoe zat het ook al weer?

Aansprakelijkheid in sport en spel: hoe zat het ook al weer? 671 434 Ekelmans Advocaten
Aansprakelijkheid sport
Leestijd: 2 minuten
Lesedauer: 2 Minuten
Reading time: 2 minutes

In de eerste Beursbengel van 2022 bespreekt Frederike Rijpkema de regels die gehanteerd worden door de Hoge Raad omtrent de aansprakelijkheid in sport- en spelsituaties.

Afgelopen zomer heeft de Hoge Raad uitspraak gedaan in de langlopende zaak van de Groningse voetballer Trienko Smit. De voetballer raakte zodanig ernstig gewond na een sliding van een tegenspeler in een amateurvoetbalwedstrijd, dat zijn onderbeen moest worden geamputeerd. De voetballer hoopte na zestien jaar nog steeds op financiële compensatie, maar de Hoge Raad bekrachtigde de uitspraak van het hof: de sliding valt binnen de kaders van het normale voetbalspel en kan niet als onrechtmatig worden aangemerkt.

Hoewel bovenstaand oordeel wellicht doet verbazen, past het wel binnen de reeds bestaande rechtspraak van de Hoge Raad. De  algemene lijn die daaruit valt te ontwaren is dat hoge eisen worden gesteld voordat aansprakelijkheid in een sport- en spelsituatie wordt  aangenomen. Het lukt een benadeelde zelden om aan die hoge eisen te voldoen. Hoe komt dat?

In de eerste Beursbengel van 2022 lichten Frederike Rijpkema en Nynke Borman toe wat de regels zijn omtrent de aansprakelijkheid in sport- en spelsituaties.

Auteur

Beursbengel: Uitspraken GFD rond een rechtsbijstand- en een reis- en annuleringsverzekering

Beursbengel: Uitspraken GFD rond een rechtsbijstand- en een reis- en annuleringsverzekering 2500 1667 Ekelmans Advocaten
EKELMANS-Beursbengels-01
Leestijd: 5 minuten
Lesedauer: 5 Minuten
Reading time: 5 minutes
Expertise:

In Dossier Kifid van de Beursbengel 2021 / nr. 911 bespreekt Frederike Rijpkema twee uitspraken van de Geschillencommissie Financiële Dienstverlening rond een rechtsbijstand- en reis- en annuleringsverzekering.

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening Nr. 2021-0985 d.d. 30 november 2021

Uitvoerder rechtsbijstandverzekering tekortgeschoten?

De consument heeft een rechtsbijstandverzekering afgesloten bij de verzekeraar. De consument heeft op 5 april 2019 een beroep gedaan op zijn verzekering in verband met een geschil met zijn keukenleverancier. De verzekeraar heeft de uitvoering van de rechtsbijstand uitbesteed aan een uitvoerder. Het geschil tussen de consument en de keukenleverancier leidde tot een procedure bij de kantonrechter. De kantonrechter heeft bij vonnis gedeeltelijke ontbinding van de koopovereenkomst toegewezen en de keukenleverancier veroordeeld om aan de consument een bedrag van 500 euro (terug) te betalen. De door consument gevorderde verklaring van recht dat de tussen partijen bestaande overeenkomst buitengerechtelijk is ontbonden dan wel de vordering de overeenkomst gerechtelijke te ontbinden, zijn door de kantonrechter afgewezen.

De consument heeft bij de uitvoerder een klacht ingediend over de uitvoering van de rechtsbijstand. De uitvoerder heeft de klacht ongegrond verklaard. Door de consument is vervolgens bij Kifid een klacht ingediend, zowel over de uitvoerder als de verzekeraar. De consument vordert 10.732 euro aan schadevergoeding. Ter onderbouwing daarvan heeft de consument aangevoerd dat hij gedurende de verleende rechtsbijstand verkeerd is begeleid door de uitvoerder. Uit het vonnis van de kantonrechter zou blijken dat de uitvoerder heeft nagelaten bewijs aan te leveren van de gebreken ten aanzien van de levering van de keuken. De uitvoerder had volgens de consument om foto’s van de gebreken moeten vragen en het bewijsmateriaal moeten toevoegen bij het inroepen van de buitengerechtelijke ontbinding en niet pas bij de dagvaarding. Als de uitvoerder het bewijs eerder zou hebben aangeleverd, zou de kantonrenrechter de vordering tot ontbinding hebben toegewezen. Volgens de consument zijn de uitvoerder en de verzekeraar hiervoor gezamenlijk verantwoordelijk.

Volgens de commissie is de verzekeraar niet betrokken geweest bij de uitvoering van de rechtsbijstand. De commissie komt daarom niet toe aan de beoordeling van de vraag of de verzekeraar tekort is geschoten in de uitvoering van de rechtsbijstand. Ten aanzien van de klacht jegens de uitvoerder overweegt de commissie het volgende. Uit het vonnis van de kantonrechter volgt dat de aanwezige tekortkomingen onvoldoende ernstig zijn om een ontbinding van de koopovereenkomst te rechtvaardigen. De consument is door de uitvoerder ook per e-mail gewezen op het vereiste dat de aard van het gebrek de ontbinding van de koopovereenkomst moet rechtvaardigen. Een gebrek aan bewijs heeft geleid tot afwijzing van de vorderingen. Niet valt uit het vonnis af te leiden dat dit anders zou zijn geweest als in een eerder stadium bewijs zou zijn aangeleverd. De commissie overweegt derhalve dat de uitvoerder niet is tekortgeschoten in de uitvoering van de rechtsbijstand en wijst de vorderingen van de consument af.

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening Nr. 2021-0985 d.d. 17 november 2021

Verzekerde ‘not fit to fly’ verklaard.

De consumenten hebben bij de gevolmachtigde van een zorgverzekeraar een zorgverzekering afgesloten. Daarnaast hebben de consumenten bij dezelfde tussenpersoon, optredend als gevolmachtigde van een andere verzekeraar, een reis- en annuleringsverzekering afgesloten. Deze laatste verzekering ziet op vergoeding van onverwachte, spoedeisende medische kosten tijdens een vakantie in het buitenland, voor zover deze niet vanuit de zorgverzekering vergoed worden. Artikel 19 en Clausule II van de reis- en annuleringsverzekeringsvoorwaarden bepalen de dekkingsperiode. Deze bepalingen luiden als volgt:

‘Artikel 19 Dekkingsperiode

Binnen de geldigheidsduur van de verzekering vangt de dekkingsperiode telkens aan zodra verzekerde en/of zijn bagage de woning of het verblijf verlatenen eindigt zodra verzekerde en/of zijn bagage hierin weer terugkeren. De dekkingsperiode eindigt bovendien direct na een aaneengesloten periode van reizen en/of verblijf van 60 dagen. Verzekerde moet binnen deze termijn zijn teruggekeerd in zijn woning/verblijf in Nederland. Van deze termijn wordt uitsluitend afgeweken doordat het openbaar vervoer waarmee verzekerde reist vertraging krijgt of doordat er iets gebeurt waartegen men verzekerd is; in dat geval blijft de dekking automatisch geldig tot de eerst mogelijke terugkeer van verzekerde.

Bijzondere Clausules

Indien uit de invulling van de polis blijkt dat hiervoor dekking is verleend, is/zijn de volgende clausule(s) van toepassing. (…)

Clausule II 180 dagen

In tegenstelling tot hetgeen vermeld wordt in de Algemene Bepalingen eindigt de dekkingsperiode van de verzekering na een aaneengesloten periode van reizen en/of verblijf van 180 dagen.’

Op 17 mei 2017 zijn de consumenten naar Thailand afgereisd. De echtgenoot is tijdens zijn verblijf aldaar ziek geworden. Zijn artsen hebben hem ‘not fit to fly’ verklaard en hij verblijft daarom nog steeds in Thailand. In de zomer van 2020 heeft de gevolmachtigde de reisverzekering beëindigd op grond van artikel 19 van de voorwaarden, omdat de consumenten langer dan 180 dagen in het buitenland verbleven.

De consumenten menen dat de verzekering ten onrechte is beëindigd, omdat sprake is van een overmachtssituatie vanwege de ‘not fit to fly’-verklaring van de artsen. De consumenten beroepen zich in dat kader op artikel 19 van de voorwaarden. Daarin is bepaald dat de dekking geldig blijft tot de eerst mogelijke terugkeer van verzekerde als er iets gebeurt waartegen men verzekerd is. De echtgenote heeft veelvuldig contact gehad met de alarmcentrale van de gevolmachtigde over de ziekte(kosten) van de echtgenoot. Zij ging ervan uit dat zij hiermee zowel de zorgverzekeraar als de verzekeraar had geïnformeerd. De alarmcentrale heeft de echtgenote er toen niet op gewezen dat zij nog apart een claim bij de reisverzekeraar moest indienen, als de kosten niet onder de zorgverzekering waren gedekt.

Volgens de verzekeraar is de verzekering op grond van artikel 19 terecht beëindigd. Verder voert de verzekeraar aan dat medewerkers van de alarmcentrale geen antwoord geven op de vraag waar gemaakte kosten gedeclareerd moeten worden. Wel adviseren zij altijd om, indien aanvullende kosten worden gemaakt, ook contact op te nemen met de reisverzekeraar. Nu dit laatste niet is gebeurd, gaat de uitzondering van artikel 19 niet op. De commissie overweegt dat voor beantwoording van de vraag of de door de consumenten geclaimde kosten zijn gedekt onder de reis en annuleringsverzekering, de polisvoorwaarden leidend zijn. Daarin is vastgelegd dat de dekkingsperiode 180 dagen is. Volgens de commissie is voldoende aannemelijk dat de echtgenoot binnen de termijn van 180 dagen na afreizen ziek is geworden, omdat de consumenten binnen die periode medische kosten hebben gemaakt. Dit betekent dat de dekking ingevolge artikel 19 van de voorwaarden in stand is gebleven tot de eerst mogelijke terugkeer van de echtgenoot naar Nederland. Dat de dekkingsperiode alleen kan worden verlengd als tijdig een beroep op de verzekering wordt gedaan, volgt niet uit artikel 19 en is dus volgens de commissie geen reden om de consumenten dekking te onthouden

Auteur

We gebruiken cookies om ervoor te zorgen dat onze website zo soepel mogelijk draait. Als je doorgaat met het gebruiken van de website, gaan we ervan uit dat je ermee instemt.