Beursbengel: Uitspraken GFD over een recreatiehuisverzekering en rechtsbijstand

Beursbengel: Uitspraken GFD over een recreatiehuisverzekering en rechtsbijstand

Beursbengel: Uitspraken GFD over een recreatiehuisverzekering en rechtsbijstand 665 509 Ekelmans Advocaten
Beursbengel vakblad verzekering
Leestijd: 4 minuten
Lesedauer: 4 Minuten
Reading time: 4 minutes
Expertise:

In Dossier Kifid van de Beursbengel 2019 / nr. 887 bespreekt Sanne van der Salm twee uitspraken van de Geschillencommissie Financiële Dienstverlening: één uitspraak rond een recreatiehuisverzekering en een uitspraak over een rechtsbijstandverzekering.

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening Nr. 2019-546, 31 juli 2019

PRIMAIRE DEKKINGSBEPALING

Consument heeft bij Gevolmachtigde een recreatiehuisverzekering afgesloten. In de voorwaarden is, voor zover relevant, het volgende vermeld:

‘ONVOLDOENDE ONDERHOUD
6.13 Wij vergoeden geen schade door bevriezing. Wij vergoeden de schade wel:
– Als verzekerde kan aantonen dat hij het winterklaar maken van het recreatiehuis door een professioneel bedrijf heeft laten uitvoeren.
– Als het recreatiehuis centrale verwarming heeft die is aangesloten op het eerste gasnet en voldoende capaciteit levert om het recreatiehuis vorstvrij te houden en de verwarming valt door een storing uit.’

In het chalet van Consument is waterschade ontstaan. Het nadien opgemaakte expertiserapport concludeert dat bevriezing hiervan de oorzaak is geweest:

‘OORZAAK EN TOEDRACHT
Door vorst is een waterleiding tegen de buitenwand geknapt naast de ketel en is water in leidingen bevroren en is ook het waterreservoir van de toiletpot stuk geklapt.
(…) Het chalet betrekt gas vanuit een gasfles.
Volgens verzekerde was de thermosstaat ingeschakeld op vorstvrij en leidingen waren omwikkeld met elektradraad tegen bevriezing.’

Gevolmachtigde heeft de schadeclaim van Consument met een beroep op artikel 6.13 van de voorwaarden afgewezen.

Consument stelt zich op het standpunt dat Gevolmachtigde toerekenbaar tekortgeschoten is in de nakoming van zijn verplichtingen uit de verzekeringsovereenkomst en vordert vergoeding van de schade ter hoogte van 9.995,81 euro. Consument voert hiertoe aan dat het chalet gedurende de winter zeer frequent werd gebruikt en om die reden niet winterklaar werd gemaakt. De vorstschade zou daarnaast zijn ontstaan door storing in de stromingschakelaar van de ketel van de verwarming. Bovendien was het chalet aangesloten op een gastank met voldoende capaciteit en zou de onderhavige schade ook zijn ontstaan wanneer het chalet, zoals vereist, zou zijn aangesloten op het gasnet.

De Commissie overweegt dat de voorwaarden als uitgangspunt gelden bij de beoordeling van de dekking. Aangezien niet wordt voldaan aan de gestelde vereisten waaronder wél dekking is voor schade door bevriezing, is de Commissie van oordeel dat de schade van Consument van dekking is uitgesloten. Duidelijk is immers dat het chalet niet winterklaar werd gemaakt en geen sprake is van een voor dekking vereiste aansluiting op het gasnet. De Commissie overweegt hiertoe dat artikel 6.13 van de voorwaarden een primaire dekkingsbepaling is en dat het een verzekeraar in beginsel vrij staat de grenzen aan te geven waarbinnen hij bereid is dekking te verlenen (zie HR 9 juni 2006, ECLI:NL:HR:2006:AV9435). Van afwijking hiervan kan slechts sprake zijn indien een beroep op een primaire dekkingsbepaling naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar moet worden geacht. Het ontbreken van het causale verband tussen het niet-voldoen aan de primaire dekkingsbepaling en de voorgevallen schade is echter geen omstandigheid die een beroep op artikel 6:248 lid 2 BW rechtvaardigt (zie ook Hof ’s-Gravenhage 11 december 2012, ECLI:NL:GHSGR:2012:BZ0887).

De Commissie wijst de vorderingen van Consument af.

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening Nr. 2019-524, 23 juli 2018

BEDRIJFSMATIGE ACTIVITEITEN?

Consument heeft een particuliere rechtsbijstandverzekering gesloten. In de verzekeringsvoorwaarden is, voor zover relevant, het volgende bepaald:

‘WANNEER IS RECHTSHULP NIET VERZEKERD?
[…] Als een verzekerde een bedrijf, kantoor of praktijk heeft.
En het geschil heeft daarmee te maken. Bijvoorbeeld een geschil over een kapperszaak aan huis. Ook niet verzekerd als verzekerde iets onderneemt waarmee hij lijkt op een bedrijf.’

Consument doet een beroep op haar rechtsbijstandverzekering in verband met een geschil over een minipaard dat de wederpartij niet aan Consument wil afgeven. Rechtsbijstanduitvoerder heeft dit verzoek om rechtsbijstand afgewezen, omdat de activiteiten van Consument bedrijfsmatig zijn, althans lijken te zijn.
Consument kan zich hier niet mee verenigen. Een eerder geschil over de aankoop van een minipaard werd wél gedekt en het houden van minipaarden is slechts een hobby. Consument werkt fulltime in loondienst, staat niet ingeschreven bij de Kamer van Koophandel (kvK), maakt geen winst, verkoopt hengstenveulens enkel ter voorkoming van inteelt en zet haar hengsten slecht beperkt – veelal als vriendendienst – als dekhengst in.

Door Verzekeraar wordt vooropgesteld dat hij heeft beoogd particuliere activiteiten te verzekeren en niet activiteiten die de normale activiteiten van een particulier overschrijden. Of een activiteit de normale activiteiten van een particulier overschrijdt, wordt per situatie beoordeeld op grond van alle omstandigheden van het geval en op basis van de volgende (interne) indicatoren, die gedeeltelijk zijn gebaseerd op de informatie van de Kamer van Koophandel en de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland:
– Hoeveel dieren heeft de verzekerde?
– Hoe vaak heeft verzekerde een nestje/laat verzekerde de dieren fokken?
– Heeft verzekerde (structurele) inkomsten uit het houden van de dieren?
– Voert verzekerde acquisitie met betrekking tot het betreffende risico?
– Wat is het schadeverloop?

Het is geen vereiste dat een verzekerde een bedrijf heeft, evenmin dat winst wordt gemaakt of dat daartoe oogmerk bestaat.

De Commissie overweegt dat het relevante artikel in de verzekeringsvoorwaarden in beginsel objectief moet worden uitgelegd, nu daarover tussen Verzekeraar en Consument niet onderhandeld is (zie HR 16 mei 2008, NJ 2008, 284 (Chubb/Dagenstaed). Vastgesteld wordt dat Consument geen bedrijf heeft, want zij staat niet ingeschreven in het register van de Kamer van Koophandel, heeft geen btw-nummer en doet geen aangifte van haar inkomsten bij de Belastingdienst. Dat sprake is van een hobby en de minipaarden slechts voor het plezier worden gehouden, wordt aannemelijk geacht, maar is niet relevant. Ingevolge de Voorwaarden ontbreekt dekking immers, wanneer verzekerde iets onderneemt waarmee deze lijkt op een bedrijf.

Voor de beoordeling hiervan sluit de Commissie aan bij de door de KvK gebruikte criteria. Op basis hiervan concludeert de Commissie dat Consument activiteiten ontplooit die vallen onder de uitsluiting. De minipaarden van Consument zijn meermaals als dekhengst ingezet en jaarlijks is sprake geweest van de verkoop van een minipaard. De hiervoor ontvangen bedragen kunnen niet worden aangemerkt als symbolisch. Daarnaast adverteert Consument en neemt zij daarmee deel aan het economisch verkeer.

Dat de normale activiteiten van een particulier worden overschreden, blijkt temeer uit het feit dat Consument over de activiteiten in de afgelopen jaren regelmatig een geschil bij Rechtsbijstanduitvoerder heeft gemeld (2015, 2016 en 2018). Nu verzekeraar onder de particuliere rechtsbijstandverzekering geen activiteiten heeft willen verzekeren die de normale activiteiten van een particulier overschrijden, mocht Rechtsbijstanduitvoerder het verzoek om rechtsbijstand afwijzen. De vordering van Consument wordt afgewezen.

Auteur

We gebruiken cookies om ervoor te zorgen dat onze website zo soepel mogelijk draait. Als je doorgaat met het gebruiken van de website, gaan we ervan uit dat je ermee instemt.