Beursbengel: Uitspraken GFD rond een aansprakelijkheids- en inboedelverzekering

Beursbengel: Uitspraken GFD rond een aansprakelijkheids- en inboedelverzekering

Beursbengel: Uitspraken GFD rond een aansprakelijkheids- en inboedelverzekering 2560 1707 Ekelmans Advocaten
Beursbengel - december 2021
Leestijd: 5 minuten
Lesedauer: 5 Minuten
Reading time: 5 minutes
Expertise:

In Dossier Kifid van de Beursbengel 2021 / nr. 910 bespreekt Lieske de Vos twee uitspraken van de Geschillencommissie Financiële Dienstverlening rond een aansprakelijkheids- en een inboedelverzekering.

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening Nr. 2021-0927, d.d. 2 november 2021

Is een grondboormachine een motorrijtuig?

De consument heeft bij de verzekeraar een aansprakelijkheidsverzekering voor particulieren afgesloten. Op deze verzekering zijn de Verzekeringsvoorwaarden Aansprakelijkheid van toepassing.

De consument heeft op 18 juli 2020 een grondboormachine, voorzien van wielen en een hydraulisch aangedreven motor, geleend om een aantal gaten in een fundering te boren. Bij het afrijden van de machine van de aanhanger, raakte deze uit balans en viel om, als gevolg waarvan schade aan de grondboormachine is ontstaan. De eigenaar van de machine heeft de consument voor de ontstane schade aansprakelijk gesteld.

De consument heeft een beroep op zijn aansprakelijkheidsverzekering gedaan. Bij brief van 15 oktober 2020 heeft de verzekeraar onder verwijzing naar artikel 13 van de voorwaarden, de schadeclaim afgewezen. De aansprakelijkheidsverzekering biedt geen dekking voor schade aan motorrijtuigen of aanhangers die verzekerde leent, gebruikt of waarover verzekerde op een andere manier een zorgplicht heeft. Bovendien biedt de aansprakelijkheidsverzekering geen dekking voor schade aan zaken van anderen die ontstaat met of door een motorrijtuig.

De consument stelt zich – kortgezegd – op het standpunt dat de verzekeraar zijn schadeclaim ten onrechte heeft afgewezen door een beroep te doen op artikel 13 van de voorwaarden. Volgens de consument gaat de verzekeraar er ten onrechte vanuit dat de grondboormachine een motorrijtuig is.

In de voorwaarden is geen definitie van het begrip ‘motorrijtuig’ opgenomen. De consument stelt dat het begrip ‘motorrijtuig’ in de WAM en de WVW wordt omschreven als een voertuig, zonder dat vervolgens duidelijk blijkt wat onder een voertuig moet worden verstaan. De consument vindt dat een nadere uitleg van het begrip ‘voertuig’ nodig is en zoekt daarbij aansluiting bij de omschrijving van dat woord in het woordenboek.

Op basis van twee online bronnen kan de conclusie worden getrokken dat het begrip ‘voertuig’ verwijst naar het vervoeren van mensen of goederen. De grondboormachine voldoet hier niet aan, aldus de consument. De grondboormachine dient niet om mensen of goederen te verplaatsen. Dit maakt dat geen sprake is van een motorrijtuig. De consument doet daarbij een beroep op de contra proferentem-regel. De verzekeraar heeft verweer gevoerd tegen de stellingen van de consument. De commissie overweegt als volgt. Vaststaat dat het begrip ‘motorrijtuigen’ niet nader in de voorwaarden is omschreven. De vraag die beantwoord moet worden is wat onder het begrip ‘motorrijtuigen’ wordt verstaan. Nu de voorwaarden objectief moeten worden uitgelegd, zal de commissie voor de objectieve uitleg van het begrip ‘motorrijtuigen’ net als de consument en de verzekeraar aansluiting zoeken bij de definitie van het begrip als vermeld in artikel 1 WAM en artikel 1 WVW. Naar het oordeel van de commissie kan de grondboormachine worden gezien als het goed dat door het voertuig wordt vervoerd. De grondboormachine moet immers kunnen worden verplaatst om op de plaats van bestemming werkzaamheden te verrichten. Dit betekent dat aan de door de consument bedoelde uitleg van de definitie van het begrip ‘voertuig’ wordt voldaan.

Ook op grond van de WAM en de WVW kan de grondboormachine worden aangemerkt als voertuig. De grondboormachine kan zich door een motorische aandrijving op eigen kracht voortbewegen over de grond. Zij is daartoe ook bestemd, zodat daarmee wordt voldaan aan de gegeven definities in de WAM en de WVW. Een en ander leidt tot de conclusie dat de verzekeraar de claim van de consument mocht afwijzen. De vordering van de consument wordt afgewezen.

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2021-0918 d.d. 28 oktober 2021

Schade aan spullen van tijdelijk uitwonend kind gedekt?

De consument heeft bij de verzekeraar een inboedelverzekering met een allriskdekking. Op 17 november 2020 is rook- en roetschade ontstaan aan spullen en kleding van de dochter van de consument die ten tijde van de schade op een andere locatie dan het risicoadres van de verzekering stonden.

Bij brief van 26 november 2020 heeft de verzekeraar de tussenpersoon van de consument laten weten dat er geen dekking is voor de schade, omdat de spullen van de dochter zich niet op het risicoadres bevonden en omdat niet is gebleken dat de spullen slechts tijdelijk op een ander adres bevonden nu het verblijf van de dochter op het schadeadres een permanent karakter had.

De consument vordert dekking voor de brandschade. Volgens de consument is de schade gedekt onder de inboedelverzekering. Ten tijde van de schade stond de dochter ingeschreven op het risicoadres. In verband met werkzaamheden in haar kamer als gevolg van een waterschade, verbleef zij vanaf 9 oktober 2020 tijdelijk, en niet langer dan drie maanden, op het schadeadres. Het adres waar de dochter verbleef had geen woonvergunning en werd gebruikt als kantoor. Het adres beschikte over een ruimte waar de dochter tijdelijk kon verblijven. De afspraak met de eigenaar van het pand was dat zij daar maximaal drie maanden zou verblijven. Dit is een mondelinge afspraak die niet is neergelegd in een schriftelijke huurovereenkomst.

Volgens de verzekeraar is voor dekking in dit geval vereist dat de dochter verzekerde is in de zin van de voorwaarden, en dus een inwonend kind was, en dat haar inboedel zich tijdelijk – voor niet langer dan drie maanden – elders bevond. De dochter is geen verzekerde in de zin van de voorwaarden omdat zij niet thuiswonend is. De consument heeft niet aangetoond dat de dochter wel thuis woonde en slechts tijdelijk op een ander adres, waar zich de schade heeft voorgedaan, verbleef. De commissie oordeelt als volgt. Vaststaat dat de dochter op 17 november 2020 verbleef op het schadeadres. De commissie moet het verblijf van de dochter op het schadeadres kwalificeren. Volgens de consument was het verblijf tijdelijk. De verzekeraar heeft daar tegenovergesteld dat de aard van de spullen die aanwezig waren op het schadeadres meebrengt dat het om een permanent verblijf ging. Daar gaat de commissie niet in mee. Dat de aanwezige spullen het mogelijk maken langer in een bepaalde ruimte te blijven, maakt niet dat op basis daarvan moet worden aangenomen dat het om een verblijf met een definitief karakter ging. In dit verband weegt de commissie in belangrijke mate mee dat de eigenaar heeft verklaard dat de dochter niet langer dan drie maanden op het schadeadres kon verblijven. De verzekeraar heeft daarop aangevoerd dat inschrijving op het schadeadres in verband met de bestemming van het pand niet mogelijk was, dus dat die verklaring niets zegt over de intentie van de consument om definitief uit huis te gaan. De commissie volgt de verzekeraar niet in dit standpunt. De intentie van de dochter om uiteindelijk definitief uit huis te gaan, brengt naar het oordeel van de commissie onder de omstandigheden van dit geval niet mee dat zij met haar vertrek naar het schadeadres al definitief uit huis was gegaan. Ook de omstandigheid dat de dochter ten tijde van de schade feitelijk verbleef op het schadeadres, betekent, in het licht van hetgeen hierboven is overwogen niet dat dat definitief was. Dit brengt naar het oordeel van de commissie mee dat voldoende aannemelijk is dat de dochter op de schadedatum nog op het risicoadres inwonend was.

De commissie beslist dat de verzekeraar de geleden schade aan de consument vergoedt.

Meer weten over verzekeringsrecht en aansprakelijkheidsrecht?

U acteert in een snel veranderende wereld. Onze verzekeringsspecialisten kennen de details van uw markt. Uw werkterrein laat zich niet in één activiteit of in één juridisch deelgebied vangen. Daarom staan advocaten met verschillende aandachtsgebieden klaar om u te adviseren.

Ons team Verzekering behartigt de belangen van grote en gespecialiseerde verzekeraars en hun verzekerden. Wij houden ons bezig met aansprakelijkheidsrecht en verzekeringsrecht in de breedste zin van het woord en werken voor zorgverzekeraars, schadeverzekeraars en levensverzekeraars.

We gebruiken cookies om ervoor te zorgen dat onze website zo soepel mogelijk draait. Als je doorgaat met het gebruiken van de website, gaan we ervan uit dat je ermee instemt.