Onze mensen

Advocaten opgelet: verzenden ‘beschadigd document’ via Zivver voor risico van advocaat

Advocaten opgelet: verzenden ‘beschadigd document’ via Zivver voor risico van advocaat 525 400 Ekelmans Advocaten
Zivver (500 x 400 px) (57)
Leestijd: 2 minuten
Lesedauer: 2 Minuten
Reading time: 2 minutes

Een advocaat heeft tijdig via Veilig mailen (Zivver) hoger beroep ingesteld. De advocaat stuurde een e-mail aan het hof met twee pdf-bestanden. Eén pdf, het beroepsschrift, kon het hof niet openen. Wiens risico is dat?

HR 12 april 2024, ECLI:NL:HR:2024:570

Wat is er gebeurd?

Een ‘bug’ in het beroepschrift (pdf)

De advocaat diende de dag vóórdat de beroepstermijn verstreek via Zivver een beroepschrift in. Het hof ontving de e-mail, maar kon het bijgevoegde document niet openen. Het bestand zou zijn beschadigd.

Oordeel Hof

Het Hof: hoger beroep in niet-ontvankelijk

Het hof oordeelde dat het zeer onwaarschijnlijk is dat zijn ICT-systeem een document niet meer kan openen dat bij verzending nog onbeschadigd was. Het hof gaf de advocaat géén mogelijkheid tot herstel. Het hoger beroep was niet-ontvankelijk.

Uitspraak Hoge Raad

Cassatie: geen herstel

A-G Wesseling van Gent oordeelde dat het Hof de mogelijkheid tot herstel moest geven. De HR oordeelt dat dat NIET hoeft. Er was géén verstoring in de toegang tot Zivver. Er gold daarom géén hersteltermijn o.g.v. art. 8 Besluit elektronisch procederen (Bep). Volgens de HR is er ook geen apparaatsfout, wanneer de griffie de advocaat die ervoor kiest een processtuk in te dienen via Veilig Mailen, niet erop attendeert dat een bestand niet te openen is.

Dat betekent dat het risico dat een document niet geopend kan worden voor risico van de verzender komt (?!). Wie geen enkel risico wil lopen om dat achteraf te horen, kan telefonisch nagaan bij het gerecht of het processtuk kan worden geopend. En anders zal hij toch ouderwets een koerier moeten sturen.

Meer weten over cassatie?

Voert u een procedure in hoger beroep en verwacht u dat de zaak  bij de Hoge Raad zal komen? Dan is het slim om nu alvast advies in te winnen bij een cassatie-advocaat over uw kans van slagen als u uw zaak voorlegt aan de Hoge Raad.

Ekelmans Advocaten heeft een hoog aangeschreven cassatiepraktijk. De betrokkenheid van onze advocaten leidt geregeld tot belangwekkende arresten van de Hoge Raad.

Onze advocaten Cassatie en Expert Litigation zijn procesrechtelijke experts, die de grote lijnen inzichtelijk maken en in de finesses scherpte brengen.

We verzenden ook een nieuwsbrief Civiele Procespraktijk naar onze contacten. Interesse? Dan ontvangen we graag uw inschrijving.

Auteur

De kwalificatie van de to follow-clausule op de Nederlandse co-assurantiemarkt

De kwalificatie van de to follow-clausule op de Nederlandse co-assurantiemarkt 525 400 Ekelmans Advocaten
Blog eendjes afbeelding (500 x 400 px) (52)
Leestijd: 5 minuten
Lesedauer: 5 Minuten
Reading time: 5 minutes

De Nederlandse verzekeringsmarkt heeft een lange traditie van co-assurantie, waarbij verzekeraars gezamenlijk een risico dekken. Verzekeraars maken hierbij vaak gebruik van een to follow-clausule. Deze clausule bindt volgende verzekeraars aan de beslissingen van de leidende verzekeraar. In de rechtspraak komt de vraag aan de orde op grond van welke maatstaf getoetst moet worden of een volgende verzekeraar gebonden is aan de beslissing van een leidende verzekeraar. Advocaat Jessica Roos behandelt dit vraagstuk aan de hand van een recente uitspraak.

Verzekeraars dekken bij co-assurantie ieder een percentage van hetzelfde risico. Een specifiek aspect van co-assurantie is dat daarbij vaak gebruik wordt gemaakt van een to follow-clausule. Deze clausule bindt volgende verzekeraars – tot op zekere hoogte – aan de beslissingen van de leidende verzekeraar, bijvoorbeeld bij de vraag of er sprake is van dekking onder de verzekering. Indien dat het geval is, keren alle verzekeraars uit  voor het percentage waarvoor zij dekking bieden voor het risico. Zodoende wordt met een to follow-clausule voorkomen dat verschillende verzekeraars afwijkende dekkingsbeslissingen nemen. Dat zou immers dekkingshiaten tot gevolg hebben voor een verzekerde.  

Maatstaf voor gebondenheid van de volgende verzekeraar aan handelen van de leidende verzekeraar

In de Nederlandse rechtspraak doet zich met enige regelmaat de vraag voor op grond van welke maatstaf getoetst moet worden of een volgende verzekeraar gebonden is aan de beslissing van een leidende verzekeraar. Die vraag komt voort uit onenigheid tussen een leidende verzekeraar en een of meerdere volgende verzekeraars, waarbij laatstgenoemde meent niet gebonden te zijn aan de beslissingen van de leider.

In de Nederlandse rechtspraak en literatuur werd die gebondenheid eerder wel getoetst aan de norm van de ‘redelijk handelend verzekeraar’, maar tegenwoordig wordt ook wel getoetst of die gebondenheid naar ‘naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar’ is, hetgeen een zwaardere maatstaf is.

In een recente uitspraak van de rechtbank Amsterdam wordt duidelijk onderscheid gemaakt tussen beide normen en oordeelt de rechtbank dat het criterium van een redelijk handelend verzekeraar niet bruikbaar is (het betrof in deze zaak een gestelde beoordelingsfout in de claimbehandeling).

Wat was er gebeurd?

Een verzekerde had een goederentransportverzekering waaronder in 2017 een aantal grote schades vielen. Deze schades waren door de leidende verzekeraar geaccordeerd. Zodoende had de beursmakelaar aan verzekerde een schadevergoeding betaald ter grootte van het deel van een van de volgende verzekeraars. Die laatste was, op grond van de to follow-clausule, gehouden om uit te keren omdat de leidende verzekeraar had besloten dekking te verlenen. De volgende verzekeraar weigerde dat bedrag aan de makelaar te vergoeden. Hij stelde daartoe dat hij niet gebonden was aan de dekkingsbeslissing van de leidende verzekeraar. De volgende verzekeraar onderbouwde zijn standpunt door te wijzen op het aantal ongebruikelijk grote schades die verzekerde in 2017 had geleden.

De verzekerde, de makelaar, de leidende verzekeraar en de surveyor zouden onaanvaardbaar inadequaat hebben gereageerd op deze schades, aldus de volgende verzekeraar. Zo zou er onvoldoende onderzoek naar de schades zijn geweest en had de leidende verzekeraar niet, althans niet zonder meer dekking mogen verlenen. De volgende verzekeraar stelde hierdoor schade te hebben geleden omdat hij op basis van een to follow clausule verplicht was de leidende verzekeraar te volgen in zijn beslissing om uit te keren.

Oordeel rechtbank: de maatstaf ‘redelijk handelend verzekeraar’ niet van toepassing

De rechtbank oordeelde dat de maatstaf ‘redelijk handelend verzekeraar’ niet van toepassing is. Getoetst diende te worden of het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar was om de volgende verzekeraar gebonden te achten aan de uitkeringsbeslissing van de leidende verzekeraar. De rechtbank koos dus voor een strengere maatstaf dan eerder in de jurisprudentie was gehanteerd. De reden hiervoor is dat toetsing aan de norm ‘redelijk handelend verzekeraar’ de efficiëntie-voordelen van de to follow-clausule teniet zou doen. Een volgende verzekeraar zou zich dan immers aan het dopen van een uitkering mogen onttrekken als een leider bij de claimbehandeling een (beoordelings)fout maakt en daardoor ten onrechte tot uitkering overgaat. De rechtbank overwoog daartoe als volgt:

“Partijen zijn het er over eens dat de volgende verzekeraar de leidende verzekeraar niet hoeft te volgen als dit naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is.

In de literatuur is ook wel betoogd dat de volgende verzekeraar niet gebonden zou zijn aan de beslissing van de leidende verzekeraar als geen redelijk handelend verzekeraar tot uitkering zou zijn overgegaan. Het verschil tussen beide criteria komt aan het licht als de leidende verzekeraar bij de claimbehandeling een (grote) beoordelingsfout maakt en daardoor ten onrechte tot uitkering overgaat. Dat is dan in de eerste plaats in haar eigen nadeel, maar door de to follow clausule ook in het nadeel van de volgende verzekeraar(s). Als de volgende verzekeraar zich dan aan uitkering kan onttrekken als hij wijst op de gemaakte fout en dus met de stelling dat geen redelijk handelend verzekeraar tot uitkering zou zijn overgegaan, zouden de voordelen van de to follow clausule geheel verdwijnen. Voor de verzekerde zou dit betekenen dat hij in die situatie met alle verzekeraars te maken krijgt, die elk hun eigen beslissing kunnen nemen. Voor de verzekeraars zelf betekent het ook dat het efficiency-voordeel van de to follow clausule verdwijnt, omdat elke volgende verzekeraar de beslissing van de leidende verzekeraar op juistheid kan (en dus eigenlijk ook wel moet) beoordelen. Het criterium ‘redelijk handelend verzekeraar’ is daarom niet bruikbaar, de rechtbank zal met partijen ervan uitgaan dat de volgende verzekeraar de leidende verzekeraar slechts dan niet hoeft te volgen als dit naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is.”
Rechtbank Amsterdam 4 mei 2022, ECLI:NL:RBAMS:2022:3090, r.o. 5.10

Zoals gezegd is de norm ‘naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar’ een hogere toetsingsmaatstaf dan de norm van de ‘redelijk handelend verzekeraar’. Op basis van deze uitspraak lijkt een leidende verzekeraar dan ook meer vrijheid toe te komen bij de beoordeling van een claim, dan wanneer getoetst wordt aan de ‘redelijk handelend verzekeraar’. Het enkele feit dat een leidende verzekeraar een beoordelingsfout ten aanzien van de dekking maakt, acht de rechtbank onvoldoende om te oordelen dat het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is om de volgende verzekeraar tot uitkering verplicht te achten. Dat deze norm een hoge drempel biedt, volgt ook uit de voorbeelden die de rechtbank geeft.

Voorbeeld norm ‘naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar’

Een voorbeeld van een situatie waarin het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is om een volgende verzekeraar gebonden te achten aan een beslissing van de leidende verzekeraar, is volgens de rechtbank:

  • Indien de verzekerde en leidende verzekeraar op frauduleuze wijze zouden samenspannen, met als doel de overige verzekeraars tot een uitkering te bewegen;
  • of indien de beslissing van de leidende verzekeraar is genomen door omkoping van een medewerker van die verzekeraar.

Meer weten over verzekerings- en aansprakelijkheidsrecht?

U acteert in een snel veranderende wereld. Onze verzekeringsspecialisten kennen de details van uw markt. Uw werkterrein laat zich niet in één activiteit of in één juridisch deelgebied vangen. Daarom staan advocaten met verschillende aandachtsgebieden klaar om u te adviseren.

Ons team Verzekering & Aansprakelijkheid behartigt de belangen van grote en gespecialiseerde verzekeraars en hun verzekerden. Wij houden ons bezig met aansprakelijkheidsrecht en verzekeringsrecht in de breedste zin van het woord en werken voor zorgverzekeraars, schadeverzekeraars en levensverzekeraars.

Auteur

Jessica Roos is als advocaat gespecialiseerd in het verzekerings- en aansprakelijkheidsrecht. Zij is gepromoveerd in het verzekeringsrecht, op het gebied van coassurantie. Dankzij haar werkervaring in de verzekeringsbranche heeft Jessica goed inzicht in de processen waar haar cliënten mee te maken krijgen.

Mediationclausule in de overeenkomst – kan je daar onderuit?

Mediationclausule in de overeenkomst – kan je daar onderuit? 525 400 Ekelmans Advocaten
Blog mediation afbeelding (500 x 400 px) (50)
Leestijd: 3 minuten
Lesedauer: 3 Minuten
Reading time: 3 minutes

Een mediationclausule in een overeenkomst biedt partijen de mogelijkheid om geschillen op een constructieve manier op te lossen, zonder direct naar de rechter of arbiter te stappen. Mediation draait om vrijwilligheid, maar is een mediationclausule wel zo vrijwillig? Advocaat Anne-Mieke Dumoulin-Siemens bespreekt dit recente vraagstuk aan de hand van het advies van advocaat-generaal De Bock.

Als professionele partijen een overeenkomst sluiten, nemen zij daarin gewoonlijk een bepaling op over geschillenbeslechting. Zij wijzen een bepaalde rechtbank of arbiter aan als de bevoegde instantie die zich over geschillen moet buigen. Partijen beseffen dat zij zich via de overeenkomst aan elkaar binden en zich tegenover elkaar als redelijke contractpartners moeten gedragen. Dat geldt ook wanneer partijen onenigheid hebben over de uitvoering van hun afspraken. Om in zo’n geval direct naar de rechter te stappen of arbitrage te starten, doet geen recht aan de notie van redelijkheid. De uitspraak van deze instanties is vaak zwart-wit, schendt het vertrouwen tussen partijen en biedt geen basis om de samenwerking voort te zetten. Daarom spreken contractpartners vaak af dat zij bij eventuele geschillen eerst naar een mediator gaan. Mocht de mediation op een mislukking uitdraaien, dan kunnen partijen zich wenden tot de rechter of arbiter die zij in de overeenkomst als bevoegde instantie hebben aangewezen.

Mediation draait om vrijwilligheid

Een mediationclausule in de overeenkomst biedt ruimte aan partijen hun geschillen in goed overleg te beslechten. Met aandacht voor de wederzijdse belangen, ongeacht of de focus ligt op continuïteit van de professionele relatie of op beëindiging daarvan. Mediation draait om vrijwilligheid. In de reglementen van mediationorganisaties staat dat mediation plaatsvindt op basis van vrijwilligheid.

Is de mediationclausule wel zo vrijwillig?

Hoe staat het met die vrijwilligheid als partijen in een overeenkomst afspreken dat zij hun geschillen eerst zullen oplossen met behulp van mediation? Contractuele afspraken moeten worden nagekomen. Maar de mediationclausule richt zich niet tot de mediator. Als een partij op enig moment uit het mediationtraject stapt, of weigert daaraan te beginnen, heeft de mediator geen andere keus dan de mediation te beëindigen. De andere contractspartij kan de weigeraar er uiteraard op aanspreken dat hij de afspraken van de geschillenclausule schendt. Verder zijn de handen van de contractspartij gebonden. Voortzetting van het mediationtraject is alleen mogelijk wanneer alle partijen zich daarvoor inzetten.

Mediationclausule is afdwingbaar

De Hoge Raad buigt zich momenteel over de vraag of zo’n mediationclausule in een overeenkomst tussen professionele partijen bindend is en kan worden afgedwongen. Advocaat-generaal de Bock betoogt in haar advies aan de Hoge Raad dat een mediationclausule in een professionele overeenkomst rechtens afdwingbaar is. De arbiter is volgens De Bock pas bevoegd nadat partijen de mediationclausule zijn nagekomen en hebben geprobeerd om via mediation hun geschil op te lossen. Tot die tijd moet de arbiter de zaak aanhouden. Als een partij zich niet houdt aan de afgesproken mediationclausule en de andere partij zich hiertegen verzet, moet de arbiter de arbitrageprocedure aanhouden totdat partijen alsnog de mediationclausule zijn nagekomen. Volgens De Bock geldt dit niet alleen voor een arbitrale procedure, maar ook voor een rechterlijke procedure.

De Hoge Raad is vrij het advies van de advocaat-generaal al dan niet te volgen. De uitspraak van de Hoge Raad is (voorlopig) bepaald op 28 juni 2024.

Hoe zit dat met de vrijwilligheid?

Het staat partijen in beginsel vrij om afspraken in een overeenkomst vast te leggen. Als professionele partijen een mediationclausule afspreken, doen zij dat uit eigen vrije wil. Als de handtekening eenmaal is gezet, moeten partijen de mediationclausule uitvoeren. Zij zullen een (serieuze) poging moeten doen hun geschillen via mediation op te lossen. Vrijwilligheid lijkt daarmee ook tijdens het mediationtraject een minder belangrijke rol te spelen.

Meer weten over (internationale) contracten?

Het opstellen van een goed contract is maatwerk. Ondernemers onderschatten helaas te vaak het belang van een goed contract, totdat men eens door schade en schande wijzer is geworden. Ieder contract bergt risico’s in zich. Ons team maakt deze op pragmatische wijze inzichtelijk en beheersbaar.

Auteur

Anne-Mieke Dumoulin-Siemens is specialist ondernemingsrecht en privacyrecht. Zij is een kundige gesprekspartner voor (internationale) commerciële ondernemingen en non-profit organisaties. Cliënten waarderen haar juridische adviezen vanwege de praktische en commerciële uitvoerbaarheid ervan.

Een wachtdienst thuis met een pieper: rusttijd of arbeidstijd?

Een wachtdienst thuis met een pieper: rusttijd of arbeidstijd? 525 400 Ekelmans Advocaten
Blog afbeelding (500 x 400 px) (51)
Leestijd: 4 minuten
Lesedauer: 4 Minuten
Reading time: 4 minutes

Bij een spoedoproep moet er binnen 15 minuten een ambulance bij de patiënt zijn. Ambulancepersoneel op Waddeneilanden heeft daarom ’s nachts een wachtdienst met een pieper. Zij mogen die thuis doorbrengen. Zodra de pieper gaat, moeten zij in actie komen en binnen 2 minuten in de ambulance zijn. Vormt die wachtdienst arbeidstijd of rusttijd? De Hoge Raad oordeelde daarover in een zaak die cassatieadvocaat Marieke van der Keur instelde.

HR 18 maart 2024, ECLI:NL:HR:2024:426

Thuis met een pieper

Snel handelen is bij medische noodgevallen van levensbelang. In Nederland is er daarom een (plan)norm, dat binnen 15 minuten de ambulance bij de patiënt moet zijn. Dat betekent dat ambulancepersoneel dag en nacht ‘in de startblokken’ staat.

Ambulancepersoneel op Terschelling en Vlieland mag ’s avonds en ‘s nachts de wachtdienst thuis doorbrengen. Er zijn daar namelijk relatief weinig spoedoproepen. Maar áls de pieper gaat, moet een werknemer onmiddellijk in actie komen en binnen twee minuten in de ambulance zijn. Lukt dat niet, dan moet hij dat uitleggen aan zijn werkgever UAZ.

UAZ ziet deze wachtdienst als er geen oproep komt, als rusttijd. Na zo’n dienst hebben werknemers dus geen ‘echte rust’ en moeten zij weer aan het werk.

Volgens de werknemers komen zij zo niet voldoende tot rust. Tijdens de wachtdienst staan zij continu paraat. Omdat zij bij een oproep onmiddellijk naar de ambulance moeten, kunnen zij hun wachtdienst niet vrij besteden: zij kunnen geen activiteiten buiten de deur ondernemen. En om direct van huis te kunnen bij een oproep dragen zij thuis hun uniform. Dat moet schoon blijven, met als gevolg dat zij niet kunnen klussen, tuinieren of uitvoerig koken. Ook slapen zij minder vast in de wetenschap dat elk moment de pieper kan afgaan…

Is deze wachtdienst rusttijd, of arbeidstijd?

De Kantonrechter en het Hof zijn het oneens

Het is arbeidstijd, oordeelde de Kantonrechter. Want als de pieper gaat, moeten werknemers binnen enkele minuten in de ambulance zijn. Zij kunnen daardoor niet echt ontspannen en hun wachttijd vrij besteden aan hobby’s of sociale activiteiten.

Het hof oordeelt anders na een totaalbeoordeling. Er zijn relatief weinig spoedoproepen. Daarom vindt het hof een wachtdienst zonder oproep, rusttijd.

Volgens de werknemers heeft het hof de Arbeidstijdrichtlijn verkeerd toegepast. Cassatieadvocaat Marieke van der Keur stelde namens hen cassatie in.

Het Hof van Justitie van de EU & de Arbeidstijdrichtlijn

Volgens de Arbeidstijdrichtlijn is er ‘arbeidstijd’ en ‘rusttijd’. Een periode waarin de werknemer geen activiteiten uitoefent, is niet per sé rusttijd. Dat volgt uit vaste rechtspraak van het HvJ EU. In onder andere het arrest ‘Radiotelevizija Slovenija’ van 9 maart 2021 (ECLI:EU:C:2021:182) gaf het HvJ EU een stappenplan om te  bepalen of een wachtdienst arbeidstijd is. Centraal staan de tijd die een werknemer heeft om in actie te komen (de reactietijd) en het gemiddeld aantal interventies.

De nationale rechter moet onder meer nagaan hoeveel interventies er gemiddeld zijn. Zijn dat er weinig, dan is wachtdienst niet snel arbeidstijd.

Maar de rechter moet ook bekijken wat de impact van de reactietijd is op de mogelijkheden die een werknemer heeft om de wachtdienst vrij te besteden. De rechter moet daarbij rekening houden met de verplichtingen van de werknemer en de faciliteiten die hij heeft (zoals een dienstauto). Soms is de reactietijd zó kort, dat de impact daarvan zo groot is dat sprake is van arbeidstijd. Dat er dan weinig interventies zijn, maakt dat niet per sé anders.

Conclusie A-G Drijber

Advocaat-Generaal Drijber interpreteerde de rechtspraak van het HvJ EU anders. Volgens hem hanteert het HvJ EU geen ‘vuistregel’ of ‘bewijsvermoeden’ dat een wachtdienst met een hele korte reactietijd arbeidstijd vormt. Volgens de A-G moet de rechter gewoon een totaalbeoordeling maken en zat het hof dus goed.

De Hoge Raad

Korte reactietijd
De Hoge Raad ziet dat anders. De Hoge Raad benadrukt dat volgens het HvJ EU een korte reactietijd sec een werknemer objectief zo erg kan beperken in zijn mogelijkheden om zijn wachtdienst ‘vrij’ te besteden, dat de hele wachtdienst arbeidstijd vormt.

Het ambulancepersoneel van UAZ moet bij een oproep onmiddellijk in actie komen en binnen twee minuten in de ambulance zitten. Het hof heeft volgens de Hoge Raad niet kenbaar beoordeeld welke impact deze korte reactietijd sec heeft op de invulling van de wachtdienst door de werknemers. Dat is volgens het HvJ EU wél vereist. Het hof mocht de stellingen van de werknemers over de impact van de zeer korte reactietijd niet ‘wegstrepen’ tegen het lage aantal oproepen.

Pieperdruk
Ook onderschrijft de Hoge Raad dat de wetenschap dat er ieder moment een oproep kán komen, al ‘pieperdruk’ oplevert. Deze onvoorspelbaarheid kan objectief een bijkomend beperkend effect hebben: een werknemer kan zich dan niet echt ontspannen doordat hij in een permanente staat van paraatheid verkeert. Het hof had dit fenomeen ten onrechte afgedaan als ‘subjectieve beleving’.

De op UAZ rustende prestatienorm
De Hoge Raad verwerpt de klacht van werkgever UAZ dat de reactietijd van 2 minuten en de aanrijtijd van 15 minuten géén verplichtingen van de werknemers waren.

Hoewel de plannorm van 15 minuten voor UAZ geldt, legt zij óm die plannorm te kunnen halen aan haar werknemers een streeftijd van twee minuten op. Zij verlangt van hen ook een toelichting als zij die streeftijd niet halen. Dat maakt dat de druk van de reactietijd meeweegt bij de impact van de aan de werknemers opgelegde verplichtingen.

Meer weten over arbeidsrecht en/of cassatie?

Heeft u een geschil over arbeidstijd, rusttijd en beloning? Verwacht u dat de zaak bij de Hoge Raad zal komen? Dan is het slim om nu advies in te winnen bij onze arbeidsrecht- en cassatie-experts advocaat Mark van Benthem (arbeidsrecht) of  advocaat Marieke van der Keur (cassatie).

Ekelmans Advocaten heeft een hoog aangeschreven arbeidsrecht- en cassatiepraktijk. De betrokkenheid van onze advocaten leidt geregeld tot belangwekkende uitspraken van rechters, waaronder de Hoge Raad.

Onze advocaten zijn procesrechtelijke experts, die de grote lijnen inzichtelijk maken en in de finesses scherpte brengen.

We verzenden ook een nieuwsbrief Civiele Procespraktijk naar onze contacten. Interesse? Dan ontvangen we graag uw inschrijving.

Auteur

Wetsvoorstel modernisering concurrentiebeding gepubliceerd

Wetsvoorstel modernisering concurrentiebeding gepubliceerd 525 400 Ekelmans Advocaten
Blog open hand afbeelding (500 x 400 px) (48)
Leestijd: 3 minuten
Lesedauer: 3 Minuten
Reading time: 3 minutes
Expertise:

Advocaat Mark van Benthem schreef recent over plannen van de regering om het gebruik van concurrentie- en relatiebedingen in te perken. Het wetsvoorstel Wet modernisering concurrentiebeding (𝘩𝘦𝘵 𝘷𝘰𝘰𝘳𝘴𝘵𝘦𝘭) is vorige week ter consultatie ingediend. Of het voorstel een wet wordt, moeten we nog afwachten. Dat er veranderingen op komst zijn is echter wel duidelijk. Lees in deze blog wat opvalt aan het wetsvoorstel.

Op hoofdlijnen vallen de volgende zaken op aan het voorstel:

  • De motie ziende op nietigheid van het concurrentiebeding bij minder dan 1,5 keer modaal salaris is niet in het voorstel verwerkt. Invoering hiervan wordt nader onderzocht
  • Uit de toelichting bij het voorstel volgt uitdrukkelijk dat de regels ook gelden voor het relatiebeding (MvT, p. 4).
  • Een concurrentie/relatiebeding is in álle arbeidsovereenkomsten – ook die voor onbepaalde tijd – nietig, tenzij uit een schriftelijke motivering bij het beding blijkt: i. waarom het beding nodig is vanwege zwaarwegende bedrijfs- of dienstbelangen en ii. voor welke periode (maximaal 12 maanden) en welke geografische reikwijdte het beding geldt. Deze motiveringsplicht is zwaar. De motivering mag geen standaardclausule zijn die voor alle functies en alle werknemers wordt gebruikt. De motivering moet duidelijk maken waarom juist in dit specifieke geval de noodzaak bestaat om de goodwill en/of knowhow van de werkgever te beschermen.
  • Met het overeenkomen van het beding is de werkgever er nog niet. Wanneer de werkgever gebruik wil maken van het beding moet deze (in beginsel): i. uiterlijk 1 maand voor het einde van de arbeidsovereenkomst schriftelijk aan de werknemer meedelen dat het beding wordt gebruikt en voor welke periode dat geldt, en ii. uiterlijk op de laatste dag van het dienstverband een vergoeding betalen aan de werknemer van de helft van het loon van de werknemer over de gehele periode waarin het beding wordt gebruikt (betaalt de werkgever niet op tijd, dan vervalt het beding, maar moet de werkgever de vergoeding nog steeds betalen).
  • Werkgever en werknemer kunnen in een overeenkomst waarmee de arbeidsovereenkomst wordt beëindigd (de welbekende VSO) afwijken van de bepalingen over het gebruik van het beding en de daaraan gekoppelde vergoedingsplicht (voorstel artikel 7:653 lid 11 BW en MvT, p. 17)

𝗩𝗼𝗼𝗿𝗯𝗲𝗿𝗲𝗶𝗱𝗲𝗻 𝗸𝗮𝗻 𝗻𝘂 𝗮𝗹

Loop na voor welke functies het écht nodig is en schrijf alvast op waarom. Deze aanzet kun je als basis gebruiken als de wet wordt ingevoerd, maar kun je ook nu al gebruiken voor de motivering van de noodzaak van jouw concurrentie- en relatiebeding in arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd.

De motiveringsplicht luistert nauw. Laat je dus tijdig adviseren door een specialist.

Meer weten over arbeidsrecht?

Voor het succes van je onderneming zijn goede medewerkers van grote waarde. De manier waarop je de arbeidsverhoudingen met je medewerkers vormgeeft, staat geregeld ter discussie door veranderingen in de regelgeving en rechtspraak, maar ook door economische en technologische ontwikkelingen. Ons Employment team zorgt ervoor dat jouw organisatie optimaal gebruik maakt van de mogelijkheden die het arbeidsrecht biedt én de eventuele risico’s beperkt die deze met zich meebrengen.

Auteurs

Mark van Benthem is gespecialiseerd in het arbeidsrecht en medezeggenschapsrecht en staat voornamelijk (inter)nationale ondernemingen, bestuurders en ondernemingsraden bij.

Nog verdere inperking concurrentiebeding?

Nog verdere inperking concurrentiebeding? 525 400 Ekelmans Advocaten
Blog bloknote afbeelding (500 x 400 px) (45)
Leestijd: 2 minuten
Lesedauer: 2 Minuten
Reading time: 2 minutes
Expertise:

Vorig jaar viel op de website van de Rijksoverheid al te lezen dat het kabinet het concurrentiebeding aan banden wil leggen. Naar aanleiding daarvan stelde ik een lijst met 5 tips op voor het maken van een toekomstbestendig concurrentiebeding.

De plannen van het kabinet gingen al ver:

  1. het concurrentiebeding moet worden beperkt in tijdsduur en naar werkingsgebied;
  2. ook in contracten voor onbepaalde tijd zal een motivering moeten worden opgenomen van het zwaarwichtige belang van de werkgever bij het concurrentiebeding en;
  3. de werkgever moet aan de werknemer een vergoeding betalen wanneer de werknemer aan het concurrentiebeding wordt gehouden.

Onlangs heeft de Tweede Kamer een motie aangenomen die nog veel verder gaat: een concurrentiebeding is nietig wanneer dat is gesloten met een werknemer die minder dan 1,5 x modaal verdient bij een fulltime dienstverband (circa EUR 65-70k).

Of het wetsvoorstel, inclusief de motie, wordt aangenomen moet worden afgewacht. Weet echter dat de kans groot is dat er forse wijzigingen op komst zijn. We’ll keep you posted…

Meer weten over arbeidsrecht?

Voor het succes van je onderneming zijn goede medewerkers van grote waarde. De manier waarop je de arbeidsverhoudingen met je medewerkers vormgeeft, staat geregeld ter discussie door veranderingen in de regelgeving en rechtspraak, maar ook door economische en technologische ontwikkelingen. Ons Employment team zorgt ervoor dat jouw organisatie optimaal gebruik maakt van de mogelijkheden die het arbeidsrecht biedt én de eventuele risico’s beperkt die deze met zich meebrengen.

Auteurs

Mark van Benthem is gespecialiseerd in het arbeidsrecht en medezeggenschapsrecht en staat voornamelijk (inter)nationale ondernemingen, bestuurders en ondernemingsraden bij.

De Palingsound is ver te zoeken bij FC Volendam: saga Team Jonk continues

De Palingsound is ver te zoeken bij FC Volendam: saga Team Jonk continues 525 400 Ekelmans Advocaten
Blog voetbal afbeelding (500 x 400 px) (44)
Leestijd: 2 minuten
Lesedauer: 2 Minuten
Reading time: 2 minutes
Expertise:

Onlangs heeft de arbitragecommissie van de KNVB geoordeeld (vonnissen 1602 en 1603) dat Wim Jonk en Matthias Kohler hun arbeidsovereenkomst met FC Volendam niet hebben opgezegd en recht hebben op doorbetaling van hun loon vanaf 1 december 2023.

In een uitvoerig gemotiveerd vonnis kopt de arbitragecommissie de bal voor open goal in:

  • Het statement van Team Jonk in reactie op het ontslag van het bestuur door de RvC was niet gericht aan FC Volendam, maar aan de pers en was slechts in CC aan de perschef van FC Volendam toegezonden. Alleen al hierom is van een opzeggingshandeling geen sprake (rov. 46). Het zal FC Volendam vast niet hebben geholpen dat haar perschef verklaarde dat hij het statement ook niet als een opzegging had opgevat (rov. 32);
  • Het statement van Team Jonk was geen duidelijke & ondubbelzinnige verklaring gericht op het beëindigen van de arbeidsovereenkomst en dat is nu precies wat volgens vaste rechtspraak nodig is om te oordelen dat een werknemer zijn arbeidsovereenkomst heeft opgezegd (rov. 41, 42, 45 en 53). Het ontbreken van duidelijkheid & ondubbelzinnigheid volgt onder meer uit het feit dat het statement: (1) geen opzeggingsdatum bevat en (2) stelt dat team Jonk zal “gaan” stoppen wat betekent dat het gaat om een gebeurtenis die nog moet plaatsvinden (rov. 47);
  • FC Volendam had het statement niet als opzegging mogen begrijpen, zéker niet zonder eerst nader onderzoek te hebben gedaan naar de bedoeling van het statement (rov. 50).

En passant merkt de arbitragecommissie nog op dat FC Volendam onder leiding van het inmiddels ontslagen bestuur en Team Jonk “aanzienlijke successen” heeft behaald door naar de Eredivisie te promoveren en zich daarin te handhaven (rov. 50 en 51).

In de verlening zal worden beslist of de arbeidsovereenkomsten van Jonk en Kohler moeten worden ontbonden en, zo ja, welke vergoedingen de heren dan eventueel meekrijgen. Gelet op de aangestipte successen en de stevige band tussen het ontslagen bestuur en team Jonk zou het zomaar eens kunnen dat Jonk en Kohler de wedstrijd in de verlenging naar zich toe zullen trekken (ontbinding, ernstig verwijtbaar handelen Volendam en een billijke vergoeding voor Jonk en Kohler?). We zullen zien…

Meer weten over arbeidsrecht?

Voor het succes van je onderneming zijn goede medewerkers van grote waarde. De manier waarop je de arbeidsverhoudingen met je medewerkers vormgeeft, staat geregeld ter discussie door veranderingen in de regelgeving en rechtspraak, maar ook door economische en technologische ontwikkelingen. Ons Employment team zorgt ervoor dat jouw organisatie optimaal gebruik maakt van de mogelijkheden die het arbeidsrecht biedt én de eventuele risico’s beperkt die deze met zich meebrengen.

Auteurs

Mark van Benthem is gespecialiseerd in het arbeidsrecht en medezeggenschapsrecht en staat voornamelijk (inter)nationale ondernemingen, bestuurders en ondernemingsraden bij.

De Hoge Raad laat het onderscheid tussen primaire dekkingsomschrijvingen en preventieve garantievoorwaarden los

De Hoge Raad laat het onderscheid tussen primaire dekkingsomschrijvingen en preventieve garantievoorwaarden los 525 400 Ekelmans Advocaten
Blog paard afbeelding (500 x 400 px) (43)
Leestijd: 5 minuten
Lesedauer: 5 Minuten
Reading time: 5 minutes

Het onderscheid tussen een primaire dekkingsomschrijving en een preventieve garantievoorwaarde is niet langer relevant voor de vraag of een verzekerde een beroep toekomt op de beperkende werking van de redelijkheid en billijkheid. De verzekerde kan voor ieder dekkingsbeperkend beding uit de verzekeringspolis een beroep doen op de beperkende werking van de redelijkheid en billijkheid.

HR 9 februari 2024, ECLI:NL:HR:2024:258

Wat is er precies gebeurd?

Een manege biedt buitenritten aan onder begeleiding. Tijdens een buitenrit valt een ruiter van zijn paard en loopt ernstig letsel op. Er waren geen gediplomeerde instructeurs mee tijdens de rit. De ruiter stelt de manege aansprakelijk voor zijn schade.

Deze procedure gaat om de vraag of NN, als aansprakelijkheidsverzekeraar van de manegehouder, dekking moet verlenen. De polisvoorwaarden bepalen dat aansprakelijkheid bij verhuur van paarden uitsluitend is verzekerd indien ruiter én instructeur een diploma hebben. Volgens NN is dit een primaire dekkingsomschrijving. Dat beding bepaalt de omvang van de dekking. Dit betekent dat de verzekeraar zo’n situatie (buitenritten zonder adequate begeleiding) niet wil verzekeren en er geen dekking is. Tot dit arrest werd gewezen kon de verzekerde de dekking niet uitbreiden met een beroep op de beperkende werking van de redelijkheid en billijkheid (art. 6:248 lid 2 BW). Er was dus geen ruimte voor een verweer van een verzekerde dat het ontbreken van het vereiste diploma niets met het ongeluk te maken had.

Het hof: de verhuurclausule is een preventieve garantievoorwaarde

Het hof oordeelt dat deze polisvoorwaarde geen primaire dekkingsomschrijving is. Volgens het hof is een dubbele diploma-eis een ‘preventieve garantievoorwaarde’. Dat is een beding dat aan het kunnen inroepen van de dekking, een voorwaarde of verplichting verbindt. Een beroep door de verzekeraar op zo’n voorwaarde is onaanvaardbaar wanneer dit ongeval zich óók had voorgedaan als de begeleider en ruiter wél gediplomeerd waren. In dat geval is er geen causaliteit tussen het ongeval en het niet naleven van de voorwaarde. Het hof vindt dat dit ook hier het geval is. Daarom kan NN volgens het hof geen beroep doen op die uitsluiting. In cassatie werd geklaagd dat het oordeel van het hof, dat sprake is van een preventieve garantievoorwaarde, niet te rijmen is met de tekst van de verhuurclausule. Daarin stond dat de schade verband houdend met verhuur ‘uitsluitend’ is verzekerd als aangetoond is dat de ruiter én instructeur over de vereiste diploma’s beschikken.

Het onderscheid tussen een preventieve garantievoorwaarde en een primaire dekkingsomschrijving

De kwalificatie van een beding als een primaire dekkingsomschrijving of een preventieve garantievoorwaarde, was dus van belang bij de vraag  of er ruimte was voor een causaliteitsverweer. De Hoge Raad introduceerde het belang van dit onderscheid in het Valschermzweeftoestel-arrest. Het onderscheid was inderdaad,  zoals de Hoge Raad het formuleert: “niet steeds gemakkelijk te hanteren” en heeft vele pennen in beweging gebracht. De wijze van formulering van een clausule bepaalde in beginsel of er al dan geen ruimte was voor een causaliteitsverweer. Dit terwijl het een verzekerde niet altijd duidelijk was wat de precieze consequenties van de gebezigde formulering waren. Bovendien leidde de kwalificatie van een beding ook regelmatig tot discussie. Zie bijvoorbeeld ook mijn noot in de JA 2022/100 en 2024/40.

HR: geen onderscheid meer tussen primaire dekkingsomschrijving en preventieve garantievoorwaarde

Deze discussies behoren nu tot het verleden. De Hoge Raad ziet aanleiding om het onderscheid tussen beide begrippen nu deels los te laten.

Een verzekerde kan nu ten aanzien van élk dekkingsbeperkend verzekeringsbeding in principe steeds een beroep doen op art. 6:248 lid 2 BW. Het is dus niet meer nodig om eerst het beding te kwalificeren als primaire dekking of preventieve garantie, voordat het beroep van de verzekerde op de beperkende werking van de redelijkheid en billijkheid kan worden beoordeeld. De Hoge Raad noemt een paar gezichtspunten voor de beoordeling of een beroep op een beding onaanvaardbaar is. Deze zien vooral op de strekking van het beding:

  • Begrenst die het te verzekeren risico in algemene zin?
  • Is de bepaling bedoeld om de kans op schade te verkleinen of schade te beperken?
  • Ziet de bepaling op andere belangen dan het verkleinen van (de kans op) schade?

Verder slagen de klachten van NN dat het hof niet is ingegaan op een aantal door haar ingeroepen omstandigheden die aan een geslaagd beroep van de verzekerde op de derogerende werking van de redelijkheid en billijkheid in de weg kunnen staan. Zo heeft het hof de omstandigheid dat de verzekerde de voorwaarde willens en wetens niet heeft nageleefd, onbesproken gelaten. De Hoge Raad overweegt dat het hof heeft miskend dat het ontbreken van causaal verband tussen het niet-naleven van de voorwaarde en de schade, niet op zich zelf in de weg staat aan een succesvol beroep van NN op de verhuurclausule.

Exit onderscheid, wat betekent dit voor de praktijk?

  • Er vindt dus geen toetsing bij de poort meer plaats. De formulering van de polisvoorwaarde is niet meer leidend voor de vraag of er ruimte is voor toepassing van art. 6:248 lid 2 BW. Die ruimte is er als de omstandigheden daartoe aanleiding geven.
  • Met het niet op voorhand afsnijden van diens beroep op art. 6:248 lid 2 BW wordt voor de verzekerde een eerlijker resultaat bereikt. De positie van de verzekeraar is hierdoor niet nadeliger geworden. Weliswaar is de toetsing aan de poort verdwenen, maar de verzekeraar kan nog steeds met succes een beroep doen op de voorwaarde.  Of een verzekeraar een beroep kan doen op de voorwaarde zal onder meer afhangen van de gezichtspunten die de Hoge Raad noemt met het oog op de strekking van de voorwaarde. De gedragingen van verzekerde kunnen echter ook relevant zijn zoals bijvoorbeeld de omstandigheid dat de verzekerde de voorwaarde willens en wetens niet is nagekomen.

In de JA van eind maart 2024 verschijnt een noot van mij bij deze uitspraak.

Meer weten over cassatie?

Voert u een procedure in hoger beroep en verwacht u dat de zaak  bij de Hoge Raad zal komen? Dan is het slim om nu alvast advies in te winnen bij een cassatie-advocaat over uw kans van slagen als u uw zaak voorlegt aan de Hoge Raad.

Ekelmans Advocaten heeft een hoog aangeschreven cassatiepraktijk. De betrokkenheid van onze advocaten leidt geregeld tot belangwekkende arresten van de Hoge Raad.

Onze advocaten Cassatie en Expert Litigation zijn procesrechtelijke experts, die de grote lijnen inzichtelijk maken en in de finesses scherpte brengen.

We verzenden ook een nieuwsbrief Civiele Procespraktijk naar onze contacten. Interesse? Dan ontvangen we graag uw inschrijving.

Auteur

Taraneh Riyazi is partner bij Ekelmans Advocaten en als cassatieadvocaat gespecialiseerd in het voeren van civiele procedures voor de Hoge Raad. Zij is al meer dan 20 jaar advocaat en heeft de nodige ervaring op het gebied van cassatie en in het verzekerings- en aansprakelijkheidsrecht.

Kan pandhouder na mededeling de procedure van de pandgever tegen de debiteur overnemen?

Kan pandhouder na mededeling de procedure van de pandgever tegen de debiteur overnemen? 525 400 Ekelmans Advocaten
Blog pandhouder afbeelding (500 x 400 px) (39)
Leestijd: 2 minuten
Lesedauer: 2 Minuten
Reading time: 2 minutes

Er is een stil pandrecht. De pandhouder deelt op enig moment dit pandrecht mee. Hij mag daardoor de vordering innen. Mag hij de procedure van de pandgever overnemen?

HR 9 februari 2024, ECLI:NL:HR:2024:217

Wat is er precies gebeurd?

MFE vordert in deze procedure een verklaring voor recht dat Stibbe tegenover haar wanprestatie heeft gepleegd. Zij vordert ook schadevergoeding. MFE heeft een stil pandrecht gevestigd op deze vordering op Stibbe.

Op enig moment deelt de pandhouder haar pandrecht mee aan Stibbe. Daardoor gaat de inningsbevoegdheid op haar over (art. 3:246 lid 1 BW). De pandhouder neemt een ‘Akte schorsing rechtsgeding’ (art. 225 Rv), waarin zij stelt bevoegd te zijn de procespositie van MFE over te nemen. MFE verzet zich hiertegen.

Volgens het hof is er in dit geval geen grond voor schorsing en overneming van het geding.

Het oordeel van de Hoge Raad

De HR stelt voorop dat de artt. 225 en 227 Rv de schorsing en hervatting van een procedure regelen. Art. 225 lid 1 Rv noemt gronden voor schorsing. Met schorsing en hervatting kan de partij bij wie zich een schorsingsgrond voordoet uit het geding stappen en zich laten vervangen door een ander. De schorsingsgronden kunnen niet worden ingeroepen door de wederpartij. De wederpartij kan wel de geldigheid van de schorsingsgrond betwisten.

Eén van de schorsingsgronden in art. 225 lid 1 Rv is de rechtsopvolging onder bijzondere titel (zoals overdracht).

De Hoge Raad beslist in deze zaak dat ook een pandhouder die inningsbevoegd is geworden, een beroep kan doen op schorsing. De HR stelt dit geval hier op één lijn met een rechtsovergang onder bijzondere titel.

Bij een rechtsovergang onder bijzondere titel kan de oorspronkelijke procespartij belang hebben om in het geding te blijven. Daarom is schorsing en hervatting niet mogelijk als zij zich verzet tegen overname van het geding . Dan wordt het geding voortgezet op naam van de oorspronkelijke partij. De rechtsopvolger of innings-bevoegde pandhouder kan dan door voeging of tussenkomst tot het geding toetreden.

De HR heeft in deze zaak de positie van een inningsbevoegde pandhouder dus iets versterkt.

Meer weten over cassatie?

Voert u een procedure in hoger beroep en verwacht u dat de zaak  bij de Hoge Raad zal komen? Dan is het slim om nu alvast advies in te winnen bij een cassatie-advocaat over uw kans van slagen als u uw zaak voorlegt aan de Hoge Raad.

Ekelmans Advocaten heeft een hoog aangeschreven cassatiepraktijk. De betrokkenheid van onze advocaten leidt geregeld tot belangwekkende arresten van de Hoge Raad.

Onze advocaten Cassatie en Expert Litigation zijn procesrechtelijke experts, die de grote lijnen inzichtelijk maken en in de finesses scherpte brengen.

We verzenden ook een nieuwsbrief Civiele Procespraktijk naar onze contacten. Interesse? Dan ontvangen we graag uw inschrijving.

Auteur

Marieke van der Keur is een ervaren cassatieadvocaat. Daarnaast staat zij advocaten bij in beroepsaansprakelijkheidszaken. Ook adviseert zij advocaten als ‘lawyer-to-lawyer’, bijvoorbeeld in complexe of principiële zaken waarin partijen tijdig op een cassatie willen voorsorteren.

Ziet het verval ook op arbeidsongeschiktheidsuitkeringen die vóór misleiding zijn verricht?

Ziet het verval ook op arbeidsongeschiktheidsuitkeringen die vóór misleiding zijn verricht? 525 400 Ekelmans Advocaten
JA noot Blog afbeelding (500 x 400 px) (37)
Leestijd: 2 minuten
Lesedauer: 2 Minuten
Reading time: 2 minutes

In het vakblad Jurisprudentie Aansprakelijkheid (JA) 2024/23 schreef advocaat Taraneh Riyazi een annotatie onder de uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant van 15 november 2023. Taraneh bespreekt in haar noot het verval van recht bij fraude bij een arbeidsongeschiktheidsverzekering.

Uitspraak: ECLI:NL:RBOBR:2023:534

Een verzekerde die de verzekeraar met opzet probeert te misleiden bij een schadeclaim, verliest zijn recht op een uitkering (art. 7:941 lid 5). Denk aan een verzekerde die zegt dat meer spullen gestolen zijn dan in werkelijkheid het geval is. Met de opzet tot misleiding vervalt ook het recht van de verzekerde op een uitkering ten aanzien van de spullen die daadwerkelijk gestolen zijn.

Hoe zit het met het verval van recht bij fraude bij een arbeidsongeschiktheidsverzekering?

Als een verzekerde geen melding maakt van de verbetering van zijn gezondheidstoestand met de opzet een hogere uitkering te ontvangen, verliest hij in ieder geval het recht op een uitkering vanaf het moment van de misleiding. Of moet de verzekerde ook de in het verleden, wel op terechte gronden door de verzekeraar uitgekeerde bedragen, terugbetalen?

Meer weten over verzekerings- en aansprakelijkheidsrecht?

U acteert in een snel veranderende wereld. Onze verzekeringsspecialisten kennen de details van uw markt. Uw werkterrein laat zich niet in één activiteit of in één juridisch deelgebied vangen. Daarom staan advocaten met verschillende aandachtsgebieden klaar om u te adviseren.

Ons team Verzekering & Aansprakelijkheid behartigt de belangen van grote en gespecialiseerde verzekeraars en hun verzekerden. Wij houden ons bezig met aansprakelijkheidsrecht en verzekeringsrecht in de breedste zin van het woord en werken voor zorgverzekeraars, schadeverzekeraars en levensverzekeraars.

Auteur

Taraneh is als cassatieadvocaat gespecialiseerd in het voeren van civiele procedures voor de Hoge Raad en behandelt zaken over de volle breedte van het burgerlijk recht. Daarnaast richt zij zich op het verzekerings- en aansprakelijkheidsrecht. Dankzij haar ervaring als advocaat bij een grote verzekeraar kent zij de verzekeringssector van binnenuit. Zij adviseert en procedeert in diverse verzekeringszaken, waaronder brandschade en verzekeringsfraude.

We gebruiken cookies om ervoor te zorgen dat onze website zo soepel mogelijk draait. Als je doorgaat met het gebruiken van de website, gaan we ervan uit dat je ermee instemt.