
Een werknemer stelt een claim in tegen haar werkgever. Zij wil de bedrijfsarts als getuige horen. Zij geeft hem toestemming om alles te vertellen over haar re-integratie. De bedrijfsarts beroept zich toch op zijn verschoningsrecht. De HR legt uit hoe zo’n beroep moet worden behandeld en wanneer dat beroep slaagt.
HR 31 januari 2025, ECLI:NL:HR:2025:162
De Casus
Een zieke werknemer neemt voor 0,6 fte ontslag. Zij ontvangt daardoor minder loon. Later eist zij schadevergoeding van haar werkgever: die had haar als ‘goed werkgever’ dit ontslag moeten ontraden. Volgens de werknemer had de bedrijfsarts haar dit ontslag juist geadviseerd. Zij wil dat hij wordt gehoord als getuige door de rechter-commissaris (r-c). De bedrijfsarts doet een beroep op zijn verschoningsrecht. Het hof verwerpt dat beroep. De HR vernietigt dat arrest en gaat in op twee thema’s:
A. Hoe verloopt de procedure nadat een getuige zich op zijn verschoningsrecht beroept?
B. Wanneer kan een bedrijfsarts (g)een beroep op zijn verschoningsrecht doen?
A. De procedure nadat een getuige zijn verschoningsrecht inroept
Het incident
De zaak werd behandeld door de meervoudige kamer van het hof. Die kamer kan bewijsverrichtingen laten verrichten door een rechter-commissaris (r-c) (art. 15 lid 4 en art. 16 lid 5 Rv).
Wanneer een getuige een beroep doen op zijn verschoningsrecht, ontstaat een incident. Daarin moet worden beslist of de getuige terecht een beroep doet op zijn verschoningsrecht. De r-c kan die beslissing laten nemen door de meervoudige kamer (art. 15 lid 2 of 16 lid 3 Rv).
De getuige had voor de r-c bepleit waarom hem een beroep op zijn verschoningsrecht toekwam. Ná die zitting verwees de r-c het incident naar de meervoudige kamer.
Een getuige heeft recht op een zitting voor álle rechters die zijn beroep op zijn verschoningsrecht beoordelen
De HR wijst erop dat partijen in principe hun standpunten mogen toelichten aan alle rechters die de beslissing nemen (het onmiddellijkheidsbeginsel).
Ook een getuige die een beroep doet op zijn verschoningsrecht, heeft dat recht.
Een getuige die zijn verschoningsrecht inroept, wordt namelijk ‘partij in het incident’. Dit incident gaat niet over de waardering van getuigenverklaringen (art. 155 Rv), maar vereist een beslissing over het verschoningsrecht van de getuige.
De meervoudige kamer had partijen – onder wie de getuige – de mogelijkheid moeten bieden om een nieuwe zitting bij de meervoudige kamer te vragen. Omdat dit niet is gebeurd, vernietigde de HR het arrest van het hof.
B. Het beroepsgeheim van de bedrijfsarts
Een bedrijfsarts heeft een medisch beroepsgeheim op grond van art. 88 Wet BIG. Op het beroepsgeheim maakt de wet een enkele uitzondering: de bedrijfsarts mag gegevens verstrekken (aan de werkgever) als dit noodzakelijk is voor verzuimbegeleiding en re-integratie van de werknemer (art. 14 lid 7 en lid 1-b Arbowet). Volgens de HR geldt die uitzondering dus niet voor alle gegevens die de bedrijfsarts kreeg tijdens verzuimconsulten.
De bedrijfsarts komt een ‘functioneel verschoningsrecht’ toe voor informatie die valt onder zijn beroepsgeheim. De rechter kan het verschoningsrecht alleen maar in zeer uitzonderlijke gevallen opzij schuiven als de waarheidsvinding voorrang moet krijgen.
Volgens het hof mocht de bedrijfsarts géén beroep doen op zijn verschoningsrecht om de volgende redenen:
- de bedrijfsarts is door de werkgever ingeschakeld voor verzuimcontrole waaraan de werknemer verplicht moest meewerken;
- de werknemer had geen behandelrelatie met de bedrijfsarts; en
- de werknemer had aangegeven dat de bedrijfsarts in de procedure alles mocht vertellen en zich ten opzichte van haar niet aan zijn beroepsgeheim hoefde te houden.
De HR ziet het anders. De omstandigheden onder 1) en 2) zijn volgens de HR niet uitzonderlijk. Die omstandigheden zijn inherent aan het werk als bedrijfsarts. Omstandigheid nr. 3) is ook niet voldoende om het verschoningsrecht op te heffen. Ook samen vormen nrs. 1) t/m 3) geen ‘zeer uitzonderlijke situatie’, die de arts zijn verschoningsrecht kan ontnemen.
Tot slot had het hof geoordeeld dat de bedrijfsarts maar moest motiveren welk concreet belang hij had bij het behoud van zijn verschoningsrecht. Dat is niet juist. De bedrijfsarts kómt een verschoningsrecht toe, tenzij zich zeer uitzonderlijke omstandigheden voordoen. Denk aan een arts die zelf strafrechtelijk vervolgd wordt. Het verschoningsrecht mag er dan niet toe dienen om de waarheid onder het tapijt te schoffelen.
Meer weten over cassatie?
Voert u een procedure in hoger beroep en verwacht u dat de zaak bij de Hoge Raad zal komen? Dan is het slim om nu alvast advies in te winnen bij een cassatie-advocaat over uw kans van slagen als u uw zaak voorlegt aan de Hoge Raad.
Ekelmans Advocaten heeft een hoog aangeschreven cassatiepraktijk. De betrokkenheid van onze advocaten leidt geregeld tot belangwekkende arresten van de Hoge Raad.
Onze advocaten Cassatie en Expert Litigation zijn procesrechtelijke experts, die de grote lijnen inzichtelijk maken en in de finesses scherpte brengen.
We verzenden ook een nieuwsbrief Civiele Procespraktijk naar onze contacten. Interesse? Dan ontvangen we graag uw inschrijving.
Marieke van der Keur is een ervaren cassatieadvocaat. Daarnaast staat zij advocaten bij in beroepsaansprakelijkheidszaken. Ook adviseert zij advocaten als ‘lawyer-to-lawyer’, bijvoorbeeld in complexe of principiële zaken waarin partijen tijdig op een cassatie willen voorsorteren.