Beursbengel: Uitspraken GFD over een ongevallenverzekering en een inboedelverzekering

Beursbengel: Uitspraken GFD over een ongevallenverzekering en een inboedelverzekering

Beursbengel: Uitspraken GFD over een ongevallenverzekering en een inboedelverzekering 665 509 Ekelmans Advocaten
Beursbengel vakblad verzekering
Leestijd: 4 minuten
Lesedauer: 4 Minuten
Reading time: 4 minutes
Expertise:

In Dossier Kifid van de Beursbengel 2019 / nr. 882 bespreekt Simone Eman twee uitspraken van de Geschillencommissie Financiële Dienstverlening: één uitspraak rond een ongevallenverzekering en een uitspraak rond een inboedelverzekering.

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening Nr. 2018-781, 17 december 2018

EEN ONGELUK ZIT IN EEN KLEIN PRIKJE

Consument heeft een ongevallenverzekering afgesloten bij (een van de rechtsvoorgangers van) Verzekeraar.
In artikel 1.5 van de van toepassing zijnde Algemene Voorwaarden is – voor zover van belang – het volgende bepaald:
‘Onder ongeval wordt verstaan een plotseling van buitenaf komend onvrijwillig op het lichaam van verzekerde inwerkend geweld, dat rechtstreeks en in een ogenblik zonder medewerking van andere oorzaken geneeskundig vast te stellen lichamelijk letsel ten gevolge heeft.
Onder ongeval wordt tevens verstaan:
– Bevriezing, zonnesteek, blikseminslag en andere elektrische ontladingen;
– Verdrinking, verstikking (niet ten gevolge van ziekte) en verbranding, behalve door natuurlijke of kunstmatige bestraling;
– Acute vergiftiging, alsmede de schadelijke gevolgen van het ongewild binnenkrijgen van vreemde voorwerpen, infectiezieken en allergieën of bloedvergiftiging in aansluiting op verwonding ten gevolge van een ongeval;
– Besmetting ten gevolge van een onvrijwillige val in het water of in enige andere stof;
– Uitputting, verhongering en verdorsting ten gevolge van schipbreuk, watersnood, noodlanding, instorting insneeuwing of invriezing e.d.
(…)’

Als gevolg van werkzaamheden in de bouwsector is in de loop der jaren slijtage aan de rechterknie van Consument ontstaan. Deze slijtage werd behandeld met medicinale injecties. Na de injecties heeft een ernstige infectie de knie van Consument aangetast en zijn er complicaties opgetreden. Consument is als gevolg daarvan arbeidsongeschikt geraakt en heeft een beroep op zijn ongevallenverzekering gedaan.

Verzekeraar heeft Consument vervolgens bericht geen dekking te verlenen, omdat van een ongeval in de zin van deze verzekering geen sprake is geweest. Na de interne klachtenprocedure van Verzekeraar zonder resultaat te hebben doorlopen, heeft Consument zijn klacht aan het Kifid voorgelegd.

Consument vordert dat Verzekeraar alsnog overgaat tot uitkering. Hij legt hieraan – samengevat – onder meer ten grondslag dat de bacterie wel degelijk moet worden gezien als een plotseling, van buitenaf komend, onvrijwillig op het lichaam inwerkend geweld. Daarnaast stelt Consument dat de polisvoorwaarden geen voorbehoud maken voor ongevallen voortvloeiend uit medische behandelingen en bevat artikel 1.5 van de Algemene Voorwaarden een niet-limitatieve opsomming.

Verzekeraar heeft verweer gevoerd. De Commissie is – met de Verzekeraar – van mening dat in de polisvoorwaarden, als aanvulling op de definitie van het begrip ‘ongeval’, een lijst is opgenomen van evenementen die ook als ongeval worden beschouwd. In die lijst zijn infectieziekten, ontstaan in aansluiting op een verwonding na een ongeval, expliciet vermeld. Dit brengt volgens de Commissie met zich dat – wil de Consument voor een uitkering in aanmerking komen – de infectie zou moeten zijn ontstaan na een ongeval. Het inbrengen van een injectie in de knie kwalificeert naar oordeel van de Commissie niet als zodanig. Verzekeraar heeft zich dan ook terecht op het standpunt gesteld dat geen sprake is van een gedekt evenement, te weten een ongeval in de zin van de Algemene Voorwaarden. De Commissie wijst de vordering af.

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening Nr. 2018-760, 7 december 2018

DE WAARDE VAN EEN BONNETJE

Consument heeft een inboedelverzekering gesloten bij Verzekeraar. Door Consument is aangifte bij de politie gedaan van het feit dat een onbekende man haar dochter thuis had gedwongen om geld en sieraden (een armband en twee ringen) af te geven, die aan Consument toebehoorden. Consument heeft haar schade vervolgens onder de inboedelverzekering bij Verzekeraar geclaimd.

Verzekeraar concludeert dat Consument op geen enkele wijze aan heeft kunnen tonen dat zij voorafgaand aan de vervreemding in bezit was van die sieraden. De Verzekeraar heeft de claim dan ook afgewezen.

De zoon van Consument heeft vervolgens contact gehad met Verzekeraar en naar aanleiding van dat gesprek een nota overgelegd. De betreffende nota blijkt echter niet van de ontvreemde maar van andere sieraden te zijn. Consument zou de op dat moment gekochte sieraden later hebben omgeruild en hiervan destijds geen aangepaste nota hebben ontvangen.

Ondanks dat Verzekeraar oordeelde dat de waarde en het voormalig bezit van de sieraden onvoldoende werd aangetoond, heeft zij de waarde van de ontvreemde sieraden vastgesteld en – uit coulance – een totaalbedrag van 575 euro aan Consument uitgekeerd.

Consument vordert nu een aanvullende uitkering ter hoogte van 3.120 euro. Zij stelt zich op het standpunt dat het bezit van de sieraden wel degelijk werd aangetoond en Verzekeraar ten onrechte het ontbreken van de aangepaste nota van de omruilactie doorslaggevend heeft geacht voor het niet-vergoeden van de volledige schade. Verzekeraar heeft verweer gevoerd.

De Commissie komt tot de conclusie dat Verzekeraar – door te handelen zoals zij deed – aan haar verplichtingen uit de verzekeringsovereenkomst heeft voldaan. Daarbij overweegt de Commissie allereerst dat het op de weg van Consument ligt, bewijs te leveren van de waarde van de ontvreemde sieraden. Omdat het kostbaarheden betreft die niet tot de reguliere inboedel behoren, is het wenselijk dat Consument daarvan facturen kan overleggen. Dit wil evenwel niet zeggen dat de waarde nooit aannemelijk kan worden gemaakt zonder facturen, maar dan zal wel nadere informatie voorhanden dienen te zijn om tot een waardeoordeel te komen. Nu Consument – ondanks verzoek daartoe van Verzekeraar – geen aanvullende bewijsstukken heeft overgelegd, zoals foto’s of verklaringen, waaruit de waarde van de ontvreemde sieraden kon worden afgeleid, mocht Verzekeraar volgens de Commissie in alle redelijkheid overgaan tot inschakeling van een expert om zo de waarde van de ontvreemde sieraden te bepalen.

De enkele verwijzing naar een nota die geen betrekking heeft op de ontvreemde sieraden vindt de Commissie onvoldoende om aan te nemen dat de waardebepaling van Verzekeraar niet juist is. De Commissie wijst de vordering van Consument dan ook af.

Auteur

We gebruiken cookies om ervoor te zorgen dat onze website zo soepel mogelijk draait. Als je doorgaat met het gebruiken van de website, gaan we ervan uit dat je ermee instemt.