Keur

Advocaten opgelet: verzenden ‘beschadigd document’ via Zivver voor risico van advocaat

Advocaten opgelet: verzenden ‘beschadigd document’ via Zivver voor risico van advocaat 525 400 Ekelmans Advocaten
Zivver (500 x 400 px) (57)
Leestijd: 2 minuten
Lesedauer: 2 Minuten
Reading time: 2 minutes

Een advocaat heeft tijdig via Veilig mailen (Zivver) hoger beroep ingesteld. De advocaat stuurde een e-mail aan het hof met twee pdf-bestanden. Eén pdf, het beroepsschrift, kon het hof niet openen. Wiens risico is dat?

HR 12 april 2024, ECLI:NL:HR:2024:570

Wat is er gebeurd?

Een ‘bug’ in het beroepschrift (pdf)

De advocaat diende de dag vóórdat de beroepstermijn verstreek via Zivver een beroepschrift in. Het hof ontving de e-mail, maar kon het bijgevoegde document niet openen. Het bestand zou zijn beschadigd.

Oordeel Hof

Het Hof: hoger beroep in niet-ontvankelijk

Het hof oordeelde dat het zeer onwaarschijnlijk is dat zijn ICT-systeem een document niet meer kan openen dat bij verzending nog onbeschadigd was. Het hof gaf de advocaat géén mogelijkheid tot herstel. Het hoger beroep was niet-ontvankelijk.

Uitspraak Hoge Raad

Cassatie: geen herstel

A-G Wesseling van Gent oordeelde dat het Hof de mogelijkheid tot herstel moest geven. De HR oordeelt dat dat NIET hoeft. Er was géén verstoring in de toegang tot Zivver. Er gold daarom géén hersteltermijn o.g.v. art. 8 Besluit elektronisch procederen (Bep). Volgens de HR is er ook geen apparaatsfout, wanneer de griffie de advocaat die ervoor kiest een processtuk in te dienen via Veilig Mailen, niet erop attendeert dat een bestand niet te openen is.

Dat betekent dat het risico dat een document niet geopend kan worden voor risico van de verzender komt (?!). Wie geen enkel risico wil lopen om dat achteraf te horen, kan telefonisch nagaan bij het gerecht of het processtuk kan worden geopend. En anders zal hij toch ouderwets een koerier moeten sturen.

Meer weten over cassatie?

Voert u een procedure in hoger beroep en verwacht u dat de zaak  bij de Hoge Raad zal komen? Dan is het slim om nu alvast advies in te winnen bij een cassatie-advocaat over uw kans van slagen als u uw zaak voorlegt aan de Hoge Raad.

Ekelmans Advocaten heeft een hoog aangeschreven cassatiepraktijk. De betrokkenheid van onze advocaten leidt geregeld tot belangwekkende arresten van de Hoge Raad.

Onze advocaten Cassatie en Expert Litigation zijn procesrechtelijke experts, die de grote lijnen inzichtelijk maken en in de finesses scherpte brengen.

We verzenden ook een nieuwsbrief Civiele Procespraktijk naar onze contacten. Interesse? Dan ontvangen we graag uw inschrijving.

Auteur

Een wachtdienst thuis met een pieper: rusttijd of arbeidstijd?

Een wachtdienst thuis met een pieper: rusttijd of arbeidstijd? 525 400 Ekelmans Advocaten
Blog afbeelding (500 x 400 px) (51)
Leestijd: 4 minuten
Lesedauer: 4 Minuten
Reading time: 4 minutes

Bij een spoedoproep moet er binnen 15 minuten een ambulance bij de patiënt zijn. Ambulancepersoneel op Waddeneilanden heeft daarom ’s nachts een wachtdienst met een pieper. Zij mogen die thuis doorbrengen. Zodra de pieper gaat, moeten zij in actie komen en binnen 2 minuten in de ambulance zijn. Vormt die wachtdienst arbeidstijd of rusttijd? De Hoge Raad oordeelde daarover in een zaak die cassatieadvocaat Marieke van der Keur instelde.

HR 18 maart 2024, ECLI:NL:HR:2024:426

Thuis met een pieper

Snel handelen is bij medische noodgevallen van levensbelang. In Nederland is er daarom een (plan)norm, dat binnen 15 minuten de ambulance bij de patiënt moet zijn. Dat betekent dat ambulancepersoneel dag en nacht ‘in de startblokken’ staat.

Ambulancepersoneel op Terschelling en Vlieland mag ’s avonds en ‘s nachts de wachtdienst thuis doorbrengen. Er zijn daar namelijk relatief weinig spoedoproepen. Maar áls de pieper gaat, moet een werknemer onmiddellijk in actie komen en binnen twee minuten in de ambulance zijn. Lukt dat niet, dan moet hij dat uitleggen aan zijn werkgever UAZ.

UAZ ziet deze wachtdienst als er geen oproep komt, als rusttijd. Na zo’n dienst hebben werknemers dus geen ‘echte rust’ en moeten zij weer aan het werk.

Volgens de werknemers komen zij zo niet voldoende tot rust. Tijdens de wachtdienst staan zij continu paraat. Omdat zij bij een oproep onmiddellijk naar de ambulance moeten, kunnen zij hun wachtdienst niet vrij besteden: zij kunnen geen activiteiten buiten de deur ondernemen. En om direct van huis te kunnen bij een oproep dragen zij thuis hun uniform. Dat moet schoon blijven, met als gevolg dat zij niet kunnen klussen, tuinieren of uitvoerig koken. Ook slapen zij minder vast in de wetenschap dat elk moment de pieper kan afgaan…

Is deze wachtdienst rusttijd, of arbeidstijd?

De Kantonrechter en het Hof zijn het oneens

Het is arbeidstijd, oordeelde de Kantonrechter. Want als de pieper gaat, moeten werknemers binnen enkele minuten in de ambulance zijn. Zij kunnen daardoor niet echt ontspannen en hun wachttijd vrij besteden aan hobby’s of sociale activiteiten.

Het hof oordeelt anders na een totaalbeoordeling. Er zijn relatief weinig spoedoproepen. Daarom vindt het hof een wachtdienst zonder oproep, rusttijd.

Volgens de werknemers heeft het hof de Arbeidstijdrichtlijn verkeerd toegepast. Cassatieadvocaat Marieke van der Keur stelde namens hen cassatie in.

Het Hof van Justitie van de EU & de Arbeidstijdrichtlijn

Volgens de Arbeidstijdrichtlijn is er ‘arbeidstijd’ en ‘rusttijd’. Een periode waarin de werknemer geen activiteiten uitoefent, is niet per sé rusttijd. Dat volgt uit vaste rechtspraak van het HvJ EU. In onder andere het arrest ‘Radiotelevizija Slovenija’ van 9 maart 2021 (ECLI:EU:C:2021:182) gaf het HvJ EU een stappenplan om te  bepalen of een wachtdienst arbeidstijd is. Centraal staan de tijd die een werknemer heeft om in actie te komen (de reactietijd) en het gemiddeld aantal interventies.

De nationale rechter moet onder meer nagaan hoeveel interventies er gemiddeld zijn. Zijn dat er weinig, dan is wachtdienst niet snel arbeidstijd.

Maar de rechter moet ook bekijken wat de impact van de reactietijd is op de mogelijkheden die een werknemer heeft om de wachtdienst vrij te besteden. De rechter moet daarbij rekening houden met de verplichtingen van de werknemer en de faciliteiten die hij heeft (zoals een dienstauto). Soms is de reactietijd zó kort, dat de impact daarvan zo groot is dat sprake is van arbeidstijd. Dat er dan weinig interventies zijn, maakt dat niet per sé anders.

Conclusie A-G Drijber

Advocaat-Generaal Drijber interpreteerde de rechtspraak van het HvJ EU anders. Volgens hem hanteert het HvJ EU geen ‘vuistregel’ of ‘bewijsvermoeden’ dat een wachtdienst met een hele korte reactietijd arbeidstijd vormt. Volgens de A-G moet de rechter gewoon een totaalbeoordeling maken en zat het hof dus goed.

De Hoge Raad

Korte reactietijd
De Hoge Raad ziet dat anders. De Hoge Raad benadrukt dat volgens het HvJ EU een korte reactietijd sec een werknemer objectief zo erg kan beperken in zijn mogelijkheden om zijn wachtdienst ‘vrij’ te besteden, dat de hele wachtdienst arbeidstijd vormt.

Het ambulancepersoneel van UAZ moet bij een oproep onmiddellijk in actie komen en binnen twee minuten in de ambulance zitten. Het hof heeft volgens de Hoge Raad niet kenbaar beoordeeld welke impact deze korte reactietijd sec heeft op de invulling van de wachtdienst door de werknemers. Dat is volgens het HvJ EU wél vereist. Het hof mocht de stellingen van de werknemers over de impact van de zeer korte reactietijd niet ‘wegstrepen’ tegen het lage aantal oproepen.

Pieperdruk
Ook onderschrijft de Hoge Raad dat de wetenschap dat er ieder moment een oproep kán komen, al ‘pieperdruk’ oplevert. Deze onvoorspelbaarheid kan objectief een bijkomend beperkend effect hebben: een werknemer kan zich dan niet echt ontspannen doordat hij in een permanente staat van paraatheid verkeert. Het hof had dit fenomeen ten onrechte afgedaan als ‘subjectieve beleving’.

De op UAZ rustende prestatienorm
De Hoge Raad verwerpt de klacht van werkgever UAZ dat de reactietijd van 2 minuten en de aanrijtijd van 15 minuten géén verplichtingen van de werknemers waren.

Hoewel de plannorm van 15 minuten voor UAZ geldt, legt zij óm die plannorm te kunnen halen aan haar werknemers een streeftijd van twee minuten op. Zij verlangt van hen ook een toelichting als zij die streeftijd niet halen. Dat maakt dat de druk van de reactietijd meeweegt bij de impact van de aan de werknemers opgelegde verplichtingen.

Meer weten over arbeidsrecht en/of cassatie?

Heeft u een geschil over arbeidstijd, rusttijd en beloning? Verwacht u dat de zaak bij de Hoge Raad zal komen? Dan is het slim om nu advies in te winnen bij onze arbeidsrecht- en cassatie-experts advocaat Mark van Benthem (arbeidsrecht) of  advocaat Marieke van der Keur (cassatie).

Ekelmans Advocaten heeft een hoog aangeschreven arbeidsrecht- en cassatiepraktijk. De betrokkenheid van onze advocaten leidt geregeld tot belangwekkende uitspraken van rechters, waaronder de Hoge Raad.

Onze advocaten zijn procesrechtelijke experts, die de grote lijnen inzichtelijk maken en in de finesses scherpte brengen.

We verzenden ook een nieuwsbrief Civiele Procespraktijk naar onze contacten. Interesse? Dan ontvangen we graag uw inschrijving.

Auteur

Kan pandhouder na mededeling de procedure van de pandgever tegen de debiteur overnemen?

Kan pandhouder na mededeling de procedure van de pandgever tegen de debiteur overnemen? 525 400 Ekelmans Advocaten
Blog pandhouder afbeelding (500 x 400 px) (39)
Leestijd: 2 minuten
Lesedauer: 2 Minuten
Reading time: 2 minutes

Er is een stil pandrecht. De pandhouder deelt op enig moment dit pandrecht mee. Hij mag daardoor de vordering innen. Mag hij de procedure van de pandgever overnemen?

HR 9 februari 2024, ECLI:NL:HR:2024:217

Wat is er precies gebeurd?

MFE vordert in deze procedure een verklaring voor recht dat Stibbe tegenover haar wanprestatie heeft gepleegd. Zij vordert ook schadevergoeding. MFE heeft een stil pandrecht gevestigd op deze vordering op Stibbe.

Op enig moment deelt de pandhouder haar pandrecht mee aan Stibbe. Daardoor gaat de inningsbevoegdheid op haar over (art. 3:246 lid 1 BW). De pandhouder neemt een ‘Akte schorsing rechtsgeding’ (art. 225 Rv), waarin zij stelt bevoegd te zijn de procespositie van MFE over te nemen. MFE verzet zich hiertegen.

Volgens het hof is er in dit geval geen grond voor schorsing en overneming van het geding.

Het oordeel van de Hoge Raad

De HR stelt voorop dat de artt. 225 en 227 Rv de schorsing en hervatting van een procedure regelen. Art. 225 lid 1 Rv noemt gronden voor schorsing. Met schorsing en hervatting kan de partij bij wie zich een schorsingsgrond voordoet uit het geding stappen en zich laten vervangen door een ander. De schorsingsgronden kunnen niet worden ingeroepen door de wederpartij. De wederpartij kan wel de geldigheid van de schorsingsgrond betwisten.

Eén van de schorsingsgronden in art. 225 lid 1 Rv is de rechtsopvolging onder bijzondere titel (zoals overdracht).

De Hoge Raad beslist in deze zaak dat ook een pandhouder die inningsbevoegd is geworden, een beroep kan doen op schorsing. De HR stelt dit geval hier op één lijn met een rechtsovergang onder bijzondere titel.

Bij een rechtsovergang onder bijzondere titel kan de oorspronkelijke procespartij belang hebben om in het geding te blijven. Daarom is schorsing en hervatting niet mogelijk als zij zich verzet tegen overname van het geding . Dan wordt het geding voortgezet op naam van de oorspronkelijke partij. De rechtsopvolger of innings-bevoegde pandhouder kan dan door voeging of tussenkomst tot het geding toetreden.

De HR heeft in deze zaak de positie van een inningsbevoegde pandhouder dus iets versterkt.

Meer weten over cassatie?

Voert u een procedure in hoger beroep en verwacht u dat de zaak  bij de Hoge Raad zal komen? Dan is het slim om nu alvast advies in te winnen bij een cassatie-advocaat over uw kans van slagen als u uw zaak voorlegt aan de Hoge Raad.

Ekelmans Advocaten heeft een hoog aangeschreven cassatiepraktijk. De betrokkenheid van onze advocaten leidt geregeld tot belangwekkende arresten van de Hoge Raad.

Onze advocaten Cassatie en Expert Litigation zijn procesrechtelijke experts, die de grote lijnen inzichtelijk maken en in de finesses scherpte brengen.

We verzenden ook een nieuwsbrief Civiele Procespraktijk naar onze contacten. Interesse? Dan ontvangen we graag uw inschrijving.

Auteur

Marieke van der Keur is een ervaren cassatieadvocaat. Daarnaast staat zij advocaten bij in beroepsaansprakelijkheidszaken. Ook adviseert zij advocaten als ‘lawyer-to-lawyer’, bijvoorbeeld in complexe of principiële zaken waarin partijen tijdig op een cassatie willen voorsorteren.

Start van de verjaring: wanneer weet de benadeelde wie een fout maakte?

Start van de verjaring: wanneer weet de benadeelde wie een fout maakte? 525 400 Ekelmans Advocaten
verjaring
Leestijd: 5 minuten
Lesedauer: 5 Minuten
Reading time: 5 minutes

De verjaring van een schadeclaim begint, zodra de benadeelde weet dat hij schade lijdt door een fout van een bepaalde persoon. Dat criterium lijkt lekker recht-toe-recht-aan, maar de praktijk is vaak weerbarstig. In drie recente arresten ging de HR in op twee complicaties.

  • Toen een gebouw verzakte, was snel duidelijk dat er een fout was gemaakt. Maar de vraag was: wie van de drie bouwers was de schuldige?
  • In een renteswap-zaak maakten cliënten de Deutsche Bank een heleboel verschillende verwijten. Welk effect heeft dit op de verjaring?

Algemeen: wanneer begint de 5 jaarstermijn van art. 3:310 BW?

Een schadeclaim verjaart vijf jaar nádat de benadeelde daadwerkelijk bekend is met zijn schade én de daarvoor aansprakelijke persoon. Dat startpunt is het moment waarop de benadeelde daadwerkelijk in staat is een claim tegen de juiste persoon in te stellen. Daarvoor is nodig dat hij voldoende zekerheid heeft dat hij schade lijdt door een fout van die ander.

Hoe snel een benadeelde die zekerheid heeft, hangt af van zijn kennis: is hij zelf in staat de deugdelijkheid van de prestatie te beoordelen. Dat laatste benadrukte de Hoge Raad in het arrest Belastingadvies Malta (HR 9-10-2020, ECLI:NL:HR:2020:1603).

Een belastingadviseur had geadviseerd vennootschappen naar Malta te verplaatsen, zodat dividend onbelast zou blijven. De Fiscus legt daarna toch een aanslag op en er volgt een lange procedure bij de bestuursrechter. De belastingadviseur deed al die tijd geruststellende mededelingen: hij hield vol dat het goed zou aflopen. De Hoge Raad geeft aan dat dit soort mededelingen van invloed zijn op de start van de verjaring. Onder omstandigheden kán een benadeelde zelfs pas geacht worden voldoende zeker te weten dat hij schade heeft geleden door een fout van zijn adviseur, nádat hij een juridisch advies of een rechterlijke uitspraak heeft gekregen. Ik heb dit arrest uitvoeriger besproken in mijn nootDe verjaringstermijn bij beroepsfouten begint pas als de cliënt de fout doorheeft’ | VAST 2020 / B-0057. We zijn nu een paar jaar verder: hoe pakt dit uit?

Arrest 1

Een gebouw verzakt: wie van de drie bouwers maakte een fout?

HR 21 april 2023 ECLI:NL:HR:2023:653, NJ 2023/159

Een boer had in 2010 een silo laten bouwen, die in 2011 begon te verzakken. Duidelijk was dat er iets mis was gegaan bij de bouw, maar de vraag was wie van de drie bouwers een fout had gemaakt: de architect, de rekenaar of de aannemer?

De boer laat onderzoek doen, maar dat duurt lang. Pas in 2019 spreekt de boer de rekenaar aan. Volgens het Hof was de claim toen verjaard, omdat de boer al eind 2013 wist dat de rekenaar een fout had gemaakt: de aannemer had de rekenaar namelijk al in 2012 aangewezen als ‘schuldige’. De boer had de rekenaar toen gebeld. De rekenaar had aan de telefoon ontkend dat hij een fout had gemaakt en deed geruststellende mededelingen. Daarop mocht de boer echter niet meer vertrouwen volgens het hof, omdat de schade daarna in de loop van 2013 verergerde. De verjaring was volgens het hof op 1-1-2014 gaan lopen.

De boer ging in cassatie. Hij stelde dat voor hem toen nog helemaal niet duidelijk was wie van de drie een fout had gemaakt: hij was geen bouwdeskundige en moest nog bouwkundig onderzoek laten doen.

HR liet het oordeel van het hof echter in stand. Hoewel de boer een bouwkundige leek was, had hij in 2013 voldoende zekerheid dat de schade (mede) was veroorzaakt door een rekenfout van de rekenaar: de aannemer had hem gewezen op die fout. Dit arrest is kritisch ontvangen in de literatuur. Van Dijk (JA 2023/87) wijst erop dat met de beschuldiging van de aannemer de oorzaak van de schade nog niet duidelijk was; die moest nog blijken uit een onafhankelijk rapport. Bredenoord-Spoek & Van Hoogstraten (‘De invloed van beschuldigingen op het subjectieve kennisvereiste bij verjaring’, MvV 2023, nr. 11, p. 387 – 395) noemen het arrest zelfs ‘een ongelukkige misser’.

Arrest 2 en 3

Het ‘foutenfestival’ van Deutsche Bank bij renteswaps

HR 12 januari 2023, ECLI:NL:HR:2024:18 en ECLI:NL:HR:2024:19

Op 12 januari 2023 deed de HR uitspraak in twee zaken over renteswaps van Deutsche Bank. Een renteswap is een complex financieel product, dat bescherming biedt tegen stijgende rentes. Maar wat als de rente daalt? Dan kan de swap een negatieve waarde krijgen en het de kredietnemer juist geld kosten. Dit laatste gebeurde ook bij de kredietnemers in deze zaken. Kort nadat zij renteswaps hadden afgesloten, daalde de rente en leden zij financieel nadeel voor miljoenen euro’s.

Jaren later stellen zij Deutsche Bank aansprakelijk voor verkeerd advies. Volgens hen had de bank geen swaps mogen aanraden. De bank had haar advies onderbouwd met de verwachting dat de rente zou gaan stijgen; in werkelijkheid verwachtte de bank een rentedaling. De bank diende dus vooral haar eigen belang door de renteswaps aan te raden.

Volgens het hof is de vordering wegens schade door een verkeerd advies verjaard, omdat de kredietnemers al éérder wisten dat de bank zich schuldig maakte aan ‘mismanagement’ van de renteswaps: de bank kwam gemaakte afspraken niet na. De bank bracht meer rente, hogere opslagen of een risk fee in rekening. En de renteswaps hadden al snel een negatieve waarde. Ook zette de bank de kredietnemers steeds verder klem.

De Hoge Raad vernietigt het arrest, en benadrukt drie punten:

  • Dat de kredietnemers wisten dat zij verlies leden op de renteswaps, betekent nog niet dat zij ook wisten dat dat kwam doordat de bank een fout had gemaakt.
  • Ten tweede benadrukt de HR dat als de bank verschillende fouten heeft gemaakt, die fouten voor de verjaring niet op één hoop mogen worden gegooid. Dat de kredietnemers wisten dat de bank zich schuldig maakte aan ‘mismanagement’ van de renteswaps, betekent niet dat zij toen óók al wisten dat de bank de renteswaps adviseerde terwijl zij in werkelijkheid een rentedaling verwachtte. Die verwijten hebben een zelfstandig karakter, en de verjaringsvraag moet dus afzonderlijk worden beantwoord.
  • Tot slot verduidelijkt de HR – in aanvulling op het Malta-arrest – dat het ontbréken van geruststellende mededelingen niet zelfstandig kan bijdragen aan het oordeel dat de benadeelde daadwerkelijk bekend was met de schade en de daarvoor aansprakelijke persoon.

Kortom, de ene zaak is de andere niet. Het is belangrijk het hof duidelijk te maken wat de benadeelde wist of niet wist over een fout. The devil is in the details.

Meer weten over cassatie?

Voert u een procedure in hoger beroep en verwacht u dat de zaak  bij de Hoge Raad zal komen? Dan is het slim om nu alvast advies in te winnen bij een cassatie-advocaat over uw kans van slagen als u uw zaak voorlegt aan de Hoge Raad.

Ekelmans Advocaten heeft een hoog aangeschreven cassatiepraktijk. De betrokkenheid van onze advocaten leidt geregeld tot belangwekkende arresten van de Hoge Raad.

Onze advocaten Cassatie en Expert Litigation zijn procesrechtelijke experts, die de grote lijnen inzichtelijk maken en in de finesses scherpte brengen.

We verzenden ook een nieuwsbrief Civiele Procespraktijk naar onze contacten. Interesse? Dan ontvangen we graag uw inschrijving.

Auteur

Marieke van der Keur is een ervaren cassatieadvocaat. Daarnaast staat zij advocaten bij in beroepsaansprakelijkheidszaken. Ook adviseert zij advocaten als ‘lawyer-to-lawyer’, bijvoorbeeld in complexe of principiële zaken waarin partijen tijdig op een cassatie willen voorsorteren.

Advies AG aan Hoge Raad in een belangrijke zaak: TUI moet met FNV onderhandelen over cao

Advies AG aan Hoge Raad in een belangrijke zaak: TUI moet met FNV onderhandelen over cao 525 400 Ekelmans Advocaten
TUI cabinepersoneel
Leestijd: 2 minuten
Lesedauer: 2 Minuten
Reading time: 2 minutes

TUI wilde niet met FNV overleggen over een cao. Zij wilde exclusief over arbeidsvoorwaarden onderhandelen met haar Ondernemingsraad. Het hof oordeelde dat een werkgever zulk overleg met een representatieve vakbond niet zomaar mag mijden. Advocaat-generaal (AG) De Bock vindt dat ook. Cassatieadvocaat Marieke van der Keur voert verweer namens FNV.

Lees het persbericht van de Hoge Raad. Daarin staat de casus en een samenvatting
van het Advies van AG De Bock:

Zie voor het Advies van AG De Bock:

Meer weten over cassatie?

Voert u een procedure in hoger beroep en verwacht u dat de zaak  bij de Hoge Raad zal komen? Dan is het slim om nu alvast advies in te winnen bij een cassatie-advocaat over uw kans van slagen als u uw zaak voorlegt aan de Hoge Raad.

Ekelmans Advocaten heeft een hoog aangeschreven cassatiepraktijk. De betrokkenheid van onze advocaten leidt geregeld tot belangwekkende arresten van de Hoge Raad.

Onze advocaten Cassatie en Expert Litigation zijn procesrechtelijke experts, die de grote lijnen inzichtelijk maken en in de finesses scherpte brengen.

We verzenden ook een nieuwsbrief Civiele Procespraktijk naar onze contacten. Interesse? Dan ontvangen we graag uw inschrijving.

Marieke van der Keur is een ervaren cassatieadvocaat. Daarnaast staat zij advocaten bij in beroepsaansprakelijkheidszaken. Ook adviseert zij advocaten als ‘lawyer-to-lawyer’, bijvoorbeeld in complexe of principiële zaken waarin partijen tijdig op een cassatie willen voorsorteren.

Kan een bedrijf een beroep doen op de Zwarte of Grijze Lijst?

Kan een bedrijf een beroep doen op de Zwarte of Grijze Lijst? 525 400 Ekelmans Advocaten
Zuivel en kaas bedrijf
Leestijd: 4 minuten
Lesedauer: 4 Minuten
Reading time: 4 minutes

In algemene voorwaarden staan regelmatig oneerlijke bedingen. De ‘Zwarte Lijst’ en de ‘Grijze Lijst’ noemen bedingen die oneerlijk zijn tegenover een consument. Een consument kan zo’n beding vernietigen, en heeft er dan geen last meer van. Kan ook een (klein) bedrijf daar een beroep op doen? En wanneer kan dat?

HR 8 september 2023, ECLI:NL:HR:2023:1197

De casus

Het echtpaar Hibma exploiteert een kaas- en zuivelbedrijf. Dat doen zij eerst in een vennootschap onder firma (vof), en vanaf 2006 via een BV. Dhr. X is financieel adviseur. Hij benadert boer Hibma over een subsidieprogramma voor investeringsprojecten in ontwikkelingslanden. Boer Hibma heeft er wel oren naar om met zijn bedrijf mee te doen aan zo’n project.

In 2005 sluit de vof daarom een overeenkomst met (de eenmanszaak van) dhr. X. In de algemene voorwaarden van X staat dat klachten binnen 8 dagen na ontdekking, maar uiterlijk binnen 14 dagen na voltooiing van de werkzaamheden moeten worden gemeld.

Via dhr. X maakt boer Hibma kennis met een stel dat in Bosnië via de vennootschap Techno-Pek een krachtvoerfabriek wil opzetten. Daarvoor is een lening nodig van € 1 miljoen. De vof zal die lening verstrekken. Dhr. X begeleidt dat traject en geeft op enig moment groen licht om het geld over te maken, terwijl de gevraagde bankgarantie en hypotheek nog niet zijn verstrekt. Techno-Pek betaalt de lening niet terug, en het echtpaar Hibma gaat voor een flink bedrag het schip in. In 2015 stelt de advocaat van boer Hibma X aansprakelijk.

Oordeel Hof

De rechtbank wijst de vorderingen van het echtpaar Hibma, hun vof en BV af. Ik noem hen: ‘Hibma c.s.’. Het hof vernietigt het vonnis: X heeft wanprestatie gepleegd en moet schadevergoeding betalen. Verder oordeelt het hof dat Hibma c.s. het contractuele beding over de klachtplicht terecht hebben vernietigd, omdat dit beding voor hen ‘oneerlijk’ is (art. 6:233-a BW). Het beding zou voor een consument onder de Zwarte Lijst vallen (art. 6:236-g BW), zo stelt het hof.

In cassatie klaagt X dat Hibma c.s. geen beroep kunnen doen op de Zwarte Lijst, omdat zij geen consumenten zijn. De Hoge Raad is dat niet met hem eens.

Wanneer is een beding in algemene voorwaarden ‘oneerlijk’?

Een beding in algemene voorwaarden is vernietigbaar als dat ‘oneerlijk’ is tegenover de andere contractspartij. Daarbij moet onder meer worden gekeken naar de hoedanigheid van partijen, hun maatschappelijke positie, hun onderlinge verhouding en hun deskundigheid. Zowel consumenten als bedrijven kunnen algemene voorwaarden vernietigen, als die voor hen oneerlijk zijn.

Voor consumenten: de Zwarte en de Grijze Lijst

Consumenten worden geholpen. De Zwarte Lijst (art. 6:236 BW) bevat een reeks bedingen die voor de consument oneerlijk worden geacht. De Grijze Lijst kent een reeks bedingen die voor een consument worden vermoed oneerlijk te zijn (art. 6:237 BW); een beding op de Grijze Lijst kan in bijzondere gevallen dus wel door de beugel.

Helpen deze Lijsten ook niet-consumenten?

Ook als een partij geen consument is, kan voor de vraag of een beding ‘oneerlijk’ is van belang zijn dat het voorkomt op één van deze lijsten. Uit de wetsgeschiedenis volgt dat deze ‘reflexwerking’ er kan zijn als de situatie van een rechtspersoon sterk lijkt op de positie van een consument. De wetgever dacht toen vooral aan een rechtspersoon die geen beroep of bedrijf uitoefende, zoals de plaatselijke schaakvereniging. Volgens de Hoge Raad kan soms ook een rechtspersoon die een beroep of bedrijf uitoefent van die reflexwerking profiteren, bijvoorbeeld als het contract losstaat van de eigenlijke beroeps- of bedrijfsactiviteiten.

Volgens de HR keek het hof voor de vraag of het klacht-beding ‘oneerlijk’ was tegenover Hibma Zuivel terecht naar de aard van het boerenbedrijf en het soort contract. Hibma c.s. hielden zich alleen bezig met zuivel: Hibma c.s. hadden geen ervaring met ingewikkelde financiële zaken. Juist dáárvoor schakelden zij X in als deskundige. De overeenkomst met X had geen betrekking op de eigenlijke activiteiten van Hibma Zuivel, voor zover het ging over advisering over de lening.

Ook weegt mee dat dit klacht-beding op de Zwarte of Grijze lijst staat. De situatie van Hibma c.s. lijkt alles bij elkaar zoveel op die van een consument, dat zij bescherming verdienen.

Dat een consument niet snel advies inwint over het doen van een investering van € 1 miljoen in het buitenland, hoefde het hof niet op andere gedachten te brengen.

Een korte klachtplicht – de Zwarte of de Grijze lijst?

Staat het beding waar Hibma c.s. last van hadden, nu op de Zwarte of op de Grijze Lijst. Ook dat verduidelijkt de Hoge Raad.

  • De Zwarte Lijst (art 6:236- g BW) geldt voor een beding dat een wettelijke verjarings- of vervaltermijn tot minder dan een jaar verkort.
  • De Grijze Lijst (art. Art. 6:237-h BW) geldt voor gevallen waarin de wet bepaalt dat rechten vervallen, indien een partij niet binnen een ‘redelijke’ of ‘korte’ termijn of ‘binnen bekwame tijd’ een handeling verricht, en het beding die termijn verkort.

In dit geval bepaalt de ‘wettelijke klachtplicht’ van art. 6:89 BW dat een schuldeiser bij de schuldenaar moet protesteren, ‘binnen bekwame tijd nadat hij het gebrek heeft ontdekt of redelijkerwijze had moeten ontdekken’. Doet hij dat niet, dan kan hij geen beroep meer doen op een gebrek in de prestatie. Er geldt geen vaste termijn. Een beding in algemene voorwaarden dat de ‘klachtplicht’ fixeert, zoals dhr. X deed, valt daarom onder art. 6:237-h BW (de Grijze Lijst).

Meer weten over cassatie?

Voert u een procedure in hoger beroep en verwacht u dat de zaak  bij de Hoge Raad zal komen? Dan is het slim om nu alvast advies in te winnen bij een cassatie-advocaat over uw kans van slagen als u uw zaak voorlegt aan de Hoge Raad.

Ekelmans Advocaten heeft een hoog aangeschreven cassatiepraktijk. De betrokkenheid van onze advocaten leidt geregeld tot belangwekkende arresten van de Hoge Raad.

Onze advocaten Cassatie en Expert Litigation zijn procesrechtelijke experts, die de grote lijnen inzichtelijk maken en in de finesses scherpte brengen.

We verzenden ook een nieuwsbrief Civiele Procespraktijk naar onze contacten. Interesse? Dan ontvangen we graag uw inschrijving.

Auteur

Marieke van der Keur is een ervaren cassatieadvocaat. Daarnaast staat zij advocaten bij in beroepsaansprakelijkheidszaken. Ook adviseert zij advocaten als ‘lawyer-to-lawyer’, bijvoorbeeld in complexe of principiële zaken waarin partijen tijdig op een cassatie willen voorsorteren.

Bekijk het webinar ‘De Hoge Raad Besproken’: Wanneer is nakoming blijvend onmogelijk?

Bekijk het webinar ‘De Hoge Raad Besproken’: Wanneer is nakoming blijvend onmogelijk? 525 400 Ekelmans Advocaten
Webinar AVDR wanneer is nakoming blijvend onmogelijk
Leestijd: 2 minuten
Lesedauer: 2 Minuten
Reading time: 2 minutes

Cassatie-advocaat Marieke van der Keur sprak vrijdag 26 mei in een live uitzending van AVDR bij ons op kantoor over blijvende onmogelijkheid in de nakoming van een verbintenis. Inmiddels is het mogelijk om dit webinar terug te zien.

HR 4 november 2022, ECLI:NL:PHR:2022:1024

Equihold heeft een app ontwikkeld voor de sportwereld. Zij neemt Capgemini in de arm om de software te herschrijven in een andere programmeertaal. Het project loopt finaal mis. Volgens Equihold schiet de kwaliteit tekort. Capgemini stelt juist dat Equihold in verzuim is, omdat zij defacturen niet betaalt. Capgemini schort daarom haar prestatie op. Wie heeft het gelijk aan haar zijde.

Bepalend is of en wanneer nakoming door Capgemini blijvend onmogelijk is geworden. Capgemini klaagt dat nakoming nog mogelijk is, omdat debedongen prestatie nog kan worden verricht. Maar volgens Equihold zal zij dan nog jarenlang moeten wachten, en heeft de prestatie dan geen waardemeer voor haar. Wat beslist de Hoge Raad?

Jurisprudentie: Parket bij de Hoge Raad 4 november 2022

Verbintenissenrecht. Equihold heeft een sportapplicatie ontwikkeld en met Capgemini raamovereenkomst gesloten om de software te herschrijven in een andere programmeertaal. Grootaandeelhouder Equihold vordert, na cessie van de desbetreffende vorderingen, schadevergoeding wegens wanprestatie Capgemini. Hof heeft bij tussenarrest een deskundigenbericht gelast ten aanzien van de vraag of nakoming door Capgemini blijvend onmogelijk is in de zin van art. 6:74 lid 2 BW. Klachten Capgemini in tussentijds cassatieberoep over onder meer verwerping van het beroep op schuldeisersverzuim en schending van de klachtplicht (art. 6:89 BW), miskenning van het partijdebat bij de uitleg van de tussen partijen gesloten overeenkomst en de beoordeling van de vraag of sprake is van blijvende onmogelijkheid tot nakoming. Geen sprake van blijvende onmogelijkheid omdat de bedongen prestatie feitelijk nog kan worden verricht? Is relevant of prestatie (nog) zinvol is voor de schuldeiser? Bekijk hier de uitspraak.

Het webinar heeft inmiddels plaatsgevonden en is terug te zien via onderstaande link.

Meer weten over cassatie?

Voert u een procedure in hoger beroep en verwacht u dat de zaak  bij de Hoge Raad zal komen? Dan is het slim om nu alvast advies in te winnen bij een cassatie-advocaat over uw kans van slagen als u uw zaak voorlegt aan de Hoge Raad.

Ekelmans Advocaten heeft een hoog aangeschreven cassatiepraktijk. De betrokkenheid van onze advocaten leidt geregeld tot belangwekkende arresten van de Hoge Raad.

Onze advocaten Cassatie en Expert Litigation zijn procesrechtelijke experts, die de grote lijnen inzichtelijk maken en in de finesses scherpte brengen.

We verzenden ook een nieuwsbrief Civiele Procespraktijk naar onze contacten. Interesse? Dan ontvangen we graag uw inschrijving.

Spreker

Marieke van der Keur is een ervaren cassatieadvocaat. Daarnaast staat zij advocaten bij in beroepsaansprakelijkheidszaken. Ook adviseert zij advocaten als ‘lawyer-to-lawyer’, bijvoorbeeld in complexe of principiële zaken waarin partijen tijdig op een cassatie willen voorsorteren.

De Hoge Raad komt deels terug op het Fafiani/KSN-arrest; het gezag van gewijsde als nieuwe grens

De Hoge Raad komt deels terug op het Fafiani/KSN-arrest; het gezag van gewijsde als nieuwe grens 525 400 Ekelmans Advocaten
Devolutieve werking en gezag van gewijsde
Leestijd: 4 minuten
Lesedauer: 4 Minuten
Reading time: 4 minutes

Is incidenteel hoger beroep nodig? Die vraag speelt regelmatig in hoger beroep. Tot vorige week, was het Hoge Raad arrest HR Fafiani/KSN de maatstaf. Daarin is de positieve devolutieve werking beperkt. De Hoge Raad komt terug op het veelbesproken Fafiani/KSN-arrest. Met het nieuwe arrest is er meer ruimte voor positieve devolutieve werking. Het gezag van gewijsde wordt de nieuwe grens.

HR 26 mei 2023, ECLI:NL:HR:2023:784

Positieve devolutieve werking

Het grievenstelsel en de positieve devolutieve werking vormen de kern van het appelprocesrecht. Treft een grief doel en leidt deze tot vernietiging van het vonnis, dan moet het hof alle verweren, die door de verweerder in hoger beroep in eerste aanleg op dat punt zijn gevoerd, opnieuw beoordelen (voor zover zij niet zijn prijsgegeven). Dit is de positieve devolutieve werking. Hierdoor hoeft de verweerder in hoger beroep geen incidenteel appel in te stellen om zijn bij de rechtbank aangevoerde verweren door het hof te laten beoordelen.

Fafiani/KSN-arrest – minder devolutieve werking: het dictum als grens

Elf jaar geleden perkte de Hoge Raad die positieve devolutieve werking in. Het dictum werd de grens.

Hoe zat het ook al weer? Fafiani vorderde loon van zijn ‘werkgever’ KSN. KSN voerde primair als verweer dat er geen arbeidsovereenkomst was. Subsidiair stelde KSN dat Fafiani een bepaalde periode niet beschikbaar was voor werk.

De rechtbank wees de loonvordering van Fafiani voor een beperkte periode toe. De rechtbank verwierp daarbij het primaire verweer dat er geen arbeidsovereenkomst was. Wél ging zij mee in het subsidiaire verweer. In het dictum stond geen verklaring voor recht dat er een arbeidsovereenkomst was, maar het bestaan daarvan ligt besloten in de toewijzing van de loonvordering.

Fafiani gaat in beroep om ook voor de periode dat hij zogenaamd niet beschikbaar was voor werk, loon te krijgen. De werkgever stelde géén incidenteel appel in. Het hof haalde op grond van de positieve devolutieve werking het primaire verweer van KSN van stal en oordeelde dat er géén arbeidsovereenkomst was.

De Hoge Raad oordeelde dat het hof dit niet mocht: doordat KSN in hoger beroep zelf geen grief had gericht tegen het toewijzen van een deel van de loonvordering, stond in appel vast dat er een arbeidscontract was. Dat oude verweer mocht het hof dus niet meer behandelen. De Hoge Raad geeft als reden voor deze inperking van de devolutieve werking, dat het vonnis en het arrest anders tegenstrijdig zouden zijn. Daarop is veel kritiek geuit; er zijn immers vaker tegenstrijdige uitspraken.

HR 26 mei2023: meer positieve devolutieve werking – het gezag van gewijsde als grens

In dit nieuwe arrest komt de Hoge Raad precies om deze reden dan ook (deels) terug van de uitzondering op de positieve devolutieve werking.

Waar ging het om?

De zaak ging over de verkrijging van een stuk grond. In conventie was ontruiming van een strook grond geëist door ‘de eigenaar’. In reconventie werd onder meer een verklaring voor recht gevraagd door ‘de bezitter’, dat deze strook door verkrijgende verjaring wegens bezit te goeder trouw zijn eigendom was geworden.

De rechtbank wees de eis in conventie én reconventie af. Tegen deze afwijzing van de eis in reconventie is door ‘de bezitter’ geen hoger beroep ingesteld. De eigenaar stelde wel appel in tegen het vonnis in conventie.

Moest het hof in het hoger beroep (in conventie) wegens de positieve devolutieve werking opnieuw de door de rechtbank (in conventie én reconventie) verworpen stelling behandelen, dat ‘de bezitter’ wegens bezit te goeder trouw eigenaar is geworden? Het hof vond van niet: met de afwijzing van de vordering in reconventie stond immers vast dat deze vlieger niet opging. Dit oordeel is volledig in lijn met het Fafiani/KSN-arrest.

Maar de Hoge Raad oordeelt nu anders

De Hoge Raad vindt het geen probleem meer dat er door de positieve devolutieve werking tegenstrijdige uitspraken kunnen ontstaan.

De Hoge Raad oordeelt daarom in rov. 3.1.4 dat het verweer in het hoger beroep tegen het vonnis in conventie ten gunste van ‘de bezitter’ opnieuw dient te worden beoordeeld, indien de grieven van de appellant tegen de afwijzing van de vordering in conventie daartoe aanleiding geven en het verweer niet is prijsgegeven. Daaraan staat niet meer in de weg dat ‘de bezitter’ niet tegen de afwijzing van diens vordering in reconventie in (incidenteel) hoger beroep is opgekomen.

Het gezag van gewijsde als nieuwe grens

De Hoge Raad noemt wel een nieuwe belemmering, die daar aan die beoordeling door het hof in de weg kán staan. De appellant kan, indien de afwijzing van de vordering in reconventie berust op een beslissing over de grondslag van het verweer in conventie (de rechtsbetrekking in geschil), het gezag van gewijsde van die beslissing tegen het verweer inroepen. De rechter mag echter niet ambtshalve het gezag van gewijsde toepassen.

De Hoge Raad legt daarmee de bal bij de procespartijen. Het is aan de appellant om tijdig – in zijn Memorie van Grieven – een beroep te doen op het gezag van gewijsde. Het lijkt mij in strijd met de twee-conclusieregel als dat beroep pas bij pleidooi wordt gedaan. Let daar dus op bij het opstellen van de Memorie van Grieven!

Als appellant in zijn Memorie van Grieven géén beroep doet op het gezag van gewijsde hoeft verweerder in hoger beroep dus géén (voorwaardelijk) incidenteel appel in te stellen, om zijn eerdere verweer door het hof behandeld te laten worden.

Meer weten over cassatie?

Voert u een procedure in hoger beroep en verwacht u dat de zaak  bij de Hoge Raad zal komen? Dan is het slim om nu alvast advies in te winnen bij een cassatie-advocaat over uw kans van slagen als u uw zaak voorlegt aan de Hoge Raad.

Ekelmans Advocaten heeft een hoog aangeschreven cassatiepraktijk. De betrokkenheid van onze advocaten leidt geregeld tot belangwekkende arresten van de Hoge Raad.

Onze advocaten Cassatie en Expert Litigation zijn procesrechtelijke experts, die de grote lijnen inzichtelijk maken en in de finesses scherpte brengen.

We verzenden ook een nieuwsbrief Civiele Procespraktijk naar onze contacten. Interesse? Dan ontvangen we graag uw inschrijving.

Auteur

Marieke van der Keur is een ervaren cassatieadvocaat. Daarnaast staat zij advocaten bij in beroepsaansprakelijkheidszaken. Ook adviseert zij advocaten als ‘lawyer-to-lawyer’, bijvoorbeeld in complexe of principiële zaken waarin partijen tijdig op een cassatie willen voorsorteren.

De Hoge Raad Besproken: Bruidsjurken, mestsilo’s & software: wanneer is nakoming blijvend onmogelijk?

De Hoge Raad Besproken: Bruidsjurken, mestsilo’s & software: wanneer is nakoming blijvend onmogelijk? 525 400 Ekelmans Advocaten
Webinar Marieke van der Keur
Leestijd: 2 minuten
Lesedauer: 2 Minuten
Reading time: 2 minutes

Cassatie-advocaat Marieke van der Keur spreekt vrijdag 26 mei in een live uitzending van AVDR bij ons op kantoor over blijvende onmogelijkheid in de nakoming van een verbintenis. Aanmelden voor dit gratis webinar is nog mogelijk.

HR 4 november 2022, ECLI:NL:PHR:2022:1024

Equihold heeft een app ontwikkeld voor de sportwereld. Zij neemt Capgemini in de arm om de software te herschrijven in een andere programmeertaal. Het project loopt finaal mis. Volgens Equihold schiet de kwaliteit tekort. Capgemini stelt juist dat Equihold in verzuim is, omdat zij defacturen niet betaalt. Capgemini schort daarom haar prestatie op. Wie heeft het gelijk aan haar zijde.

Bepalend is of en wanneer nakoming door Capgemini blijvend onmogelijk is geworden. Capgemini klaagt dat nakoming nog mogelijk is, omdat debedongen prestatie nog kan worden verricht. Maar volgens Equihold zal zij dan nog jarenlang moeten wachten, en heeft de prestatie dan geen waardemeer voor haar. Wat beslist de Hoge Raad?

Jurisprudentie: Parket bij de Hoge Raad 4 november 2022

Verbintenissenrecht. Equihold heeft een sportapplicatie ontwikkeld en met Capgemini raamovereenkomst gesloten om de software te herschrijven in een andere programmeertaal. Grootaandeelhouder Equihold vordert, na cessie van de desbetreffende vorderingen, schadevergoeding wegens wanprestatie Capgemini. Hof heeft bij tussenarrest een deskundigenbericht gelast ten aanzien van de vraag of nakoming door Capgemini blijvend onmogelijk is in de zin van art. 6:74 lid 2 BW. Klachten Capgemini in tussentijds cassatieberoep over onder meer verwerping van het beroep op schuldeisersverzuim en schending van de klachtplicht (art. 6:89 BW), miskenning van het partijdebat bij de uitleg van de tussen partijen gesloten overeenkomst en de beoordeling van de vraag of sprake is van blijvende onmogelijkheid tot nakoming. Geen sprake van blijvende onmogelijkheid omdat de bedongen prestatie feitelijk nog kan worden verricht? Is relevant of prestatie (nog) zinvol is voor de schuldeiser? Bekijk hier de uitspraak.

Het webinar heeft inmiddels plaatsgevonden en is terug te zien via onderstaande link.

Meer weten over cassatie?

Voert u een procedure in hoger beroep en verwacht u dat de zaak  bij de Hoge Raad zal komen? Dan is het slim om nu alvast advies in te winnen bij een cassatie-advocaat over uw kans van slagen als u uw zaak voorlegt aan de Hoge Raad.

Ekelmans Advocaten heeft een hoog aangeschreven cassatiepraktijk. De betrokkenheid van onze advocaten leidt geregeld tot belangwekkende arresten van de Hoge Raad.

Onze advocaten Cassatie en Expert Litigation zijn procesrechtelijke experts, die de grote lijnen inzichtelijk maken en in de finesses scherpte brengen.

We verzenden ook een nieuwsbrief Civiele Procespraktijk naar onze contacten. Interesse? Dan ontvangen we graag uw inschrijving.

Spreker

Marieke van der Keur is een ervaren cassatieadvocaat. Daarnaast staat zij advocaten bij in beroepsaansprakelijkheidszaken. Ook adviseert zij advocaten als ‘lawyer-to-lawyer’, bijvoorbeeld in complexe of principiële zaken waarin partijen tijdig op een cassatie willen voorsorteren.

Is veroordeling tot verkoop woning mogelijk in kort geding?

Is veroordeling tot verkoop woning mogelijk in kort geding? 525 400 Ekelmans Advocaten
Blog afbeelding (500 x 400 px) (4)
Leestijd: 4 minuten
Lesedauer: 4 Minuten
Reading time: 4 minutes

Twee partners woonden samen en zijn gezamenlijk eigenaar van een woning. Na het eindigen van de relatie wil de één het huis zo snel mogelijk verkopen, maar de ander werkt daar niet aan mee. Het was niet duidelijk of deze partner in kort geding kon worden veroordeeld mee te werken aan verkoop aan een derde. Over deze vraag is een Cassatie in het belang der wet ingesteld. Op 31 maart heeft de Hoge Raad geoordeeld dat zo’n veroordeling in kort geding wél mogelijk is. Op dezelfde dag oordeelde de Hoge Raad in een andere familiezaak dat in kort geding géén verklaring voor recht kan worden uitgesproken.

HR 31 maart 2023, ECLI:NL:HR:2023:499 en ECLI:NL:HR:2023:503.

Waar ging het om?

Twee partners woonden samen en zijn gezamenlijk eigenaar van een woning. Na het eindigen van de relatie wil de man het huis zo snel mogelijk verkopen, maar de vrouw werkt daarniet aan mee: zij wil graag het aandeel van de man in de woning overnemen. Nu zij de financiering niet meteen rond krijgt, begint de man een kort geding. De voorzieningenrechter veroordeelt de vrouw tot medewerking aan een spoedige verkoop van het huis. Tegen deze uitspraak stelt de vrouw hoger beroep in. Het hof schorst de veroordeling in kort geding. Volgens het hof was sprake van een ‘juridisch misslag’: een kort geding is alleen maar bedoeld voor het treffen van een ordemaatregel. De verkoop van de woning is volgens het hof een definitieve verdelingshandeling. Dat kan volgens het hof alleen maar in een bodemprocedure. Partijen treffen na de uitspraak een schikking, maar de  Procureur-Generaal stelt Cassatie in het belang der wet in.

Verdeeldheid in de jurisprudentie

In de rechtspraak wordt verschillend geoordeeld over de vraag of het mogelijk is in kort geding een veroordeling uit te spreken tot medewerking aan verkoop van een tot op dat moment onverdeeld gebleven woning. Procureur-Generaal G. Snijders wijst daarop in zijn Conclusie: het Hof Den Haag (2018, 2019) en Hof ’s-Hertogenbosch (2021) hebben meermaals geoordeeld dat zo’n verdeling in kort geding niet mogelijk is. Het Hof Arnhem-Leeuwarden (2021) en het Hof Amsterdam (2020, 2021) volgen die lijn niet. De Hoge Raad (HR) is gevraagd duidelijkheid te geven, en geeft die: zo’n veroordeling is mogelijk.

Hoge Raad: veroordeling tot verkoop woning mogelijk in kort geding

De HR schetst eerst de belangrijkste kenmerken van een kort geding. In kort geding kan de rechter in spoedeisende zaken op grond van een voorlopig oordeel een voorlopige voorziening geven (art. 254 Rv). Aan die beslissing komt geen gezag van gewijsde toe. Dat betekent dat partijen en de rechter niet aan die beslissing zijn gebonden in een bodemprocedure of een later kort geding. Een veroordeling in kort geding vervalt ook na een andersluidende uitspraak in de bodemzaak. De KG-rechter kan ook een voorziening treffen met onomkeerbare gevolgen.

Dan concretiseert de HR dat de KG-rechter een veroordeling tot medewerking aan de overdracht van een onroerende zaak kan uitspreken. Hij kan ook bepalen dat zijn uitspraak in de plaats zal treden van (een deel van) een akte tot het verrichten van een rechtshandeling (art. 3:300 lid 2 BW). Ook kan de rechter via een onmiddellijke voorziening in kort geding een deelgenoot machtiging verlenen tot het te gelde maken van een gemeenschappelijk goed (art. 3:174 lid 1 BW).

Vanwege al die mogelijkheden komt de HR tot de slotsom dat de rechter in kort geding ook een deelgenoot kan veroordelen mee te werken aan de verkoop en levering van een gemeenschappelijke woning aan een derde. Dat verkoop een wijze van verdeling is als bedoeld in art. 3:185 BW, staat daar niet aan in de weg. Gelet op het voorlopige karakter van een beslissing in kort geding, wordt daarmee – anders dan het hof heeft overwogen – niet een definitief einde aan de verdeling gemaakt. De opbrengst van de woning komt in de plaats van de woning, en zal later nog verdeeld moeten worden.

Wat mogelijk is, hoeft niet altijd te worden toegewezen

Ik vind het een goede zaak dat toewijzing in kort geding mogelijk is. Mijn ervaring is dat het soms jaren duurt voordat in een bodemzaak definitief wordt beslist over de verdeling van een (huwelijksgoederen)gemeenschap. Deze uitspraak voorkomt dat een ex-partner wordt gedwongen jarenlang ‘vast te blijven zitten’ aan een onverdeelde woning, de helft van de (oplopende) rentelasten moet blijven dragen en daardoor geen nieuwe eigen woning kan kopen. Maar tegenover dat belang staat natuurlijk het belang van de partner die in de woning wil blijven en het huis graag wil overnemen, maar voor de financiering afhankelijk is van een voor hem of haar gunstige verdeling in de bodemzaak. De KG-rechter zal een belangenafweging moeten verrichten.

Wat in kort geding mogelijk is, behoeft natuurlijk niet altijd te worden toegewezen. Dat een voorziening ingrijpende of onomkeerbare gevolgen heeft of gevolgen heeft die zich lastig ongedaan laten maken, kan reden zijn om een voorziening in kort geding te weigeren op grond van een belangenafweging. Of om terughoudend te zijn bij toewijzing, bijvoorbeeld door te verlangen dat een grotere mate van duidelijkheid of zekerheid bestaat over de verwachte uitkomst van de bodemzaak.

Hoge Raad: geen verklaring voor recht in kort geding

In een tweede zaak gaf de HR duidelijk aan waar de grens ligt van wat een rechter in kort geding mag.

De voorzieningenrechter had voor recht verklaard, dat de man door verrekening heeft voldaan aan zijn verplichting tegenover de vrouw. Het hof liet die beslissing in stand. De HR oordeelt echter dat in kort geding geen verklaring voor recht kan worden uitgesproken. Deze regel houdt verband met de taak van de rechter in kort geding en is van (processuele) openbare orde. Het hof moet deze regel binnen de omvang van het hoger beroep, daarom zo nodig ambtshalve toepassen.

Meer weten over cassatie?

Voert u een procedure in hoger beroep en verwacht u dat de zaak  bij de Hoge Raad zal komen? Dan is het slim om nu alvast advies in te winnen bij een cassatie-advocaat over uw kans van slagen als u uw zaak voorlegt aan de Hoge Raad.

Ekelmans Advocaten heeft een hoog aangeschreven cassatiepraktijk. De betrokkenheid van onze advocaten leidt geregeld tot belangwekkende arresten van de Hoge Raad.

Onze advocaten Cassatie en Expert Litigation zijn procesrechtelijke experts, die de grote lijnen inzichtelijk maken en in de finesses scherpte brengen.

We verzenden ook een nieuwsbrief Civiele Procespraktijk naar onze contacten. Interesse? Dan ontvangen we graag uw inschrijving.

Auteur

Marieke van der Keur is een ervaren cassatieadvocaat. Daarnaast staat zij advocaten bij in beroepsaansprakelijkheidszaken. Ook adviseert zij advocaten als ‘lawyer-to-lawyer’, bijvoorbeeld in complexe of principiële zaken waarin partijen tijdig op een cassatie willen voorsorteren.

We gebruiken cookies om ervoor te zorgen dat onze website zo soepel mogelijk draait. Als je doorgaat met het gebruiken van de website, gaan we ervan uit dat je ermee instemt.