Categorie actueel

Abdi Youssuf genomineerd voor de titel Patroon van het jaar 2019

Abdi Youssuf genomineerd voor de titel Patroon van het jaar 2019 1900 1357 Ekelmans Advocaten
Abdi Youssuf-Ekelmans Advocaten
Leestijd: 2 minuten
Lesedauer: 2 Minuten
Reading time: 2 minutes

Abdi Youssuf is genomineerd voor de titel Patroon van het jaar 2019.
Abdi begeleidt als patroon bij Ekelmans & Meijer twee jonge advocaten (advocaat-stagiaires) gedurende de eerste drie jaren van hun carrière.

Buitengewone patroon

Volgens de organisatie beschikt een buitengewone patroon over ‘uitstekende mondelinge- en schriftelijke communicatieve vaardigheden en het vermogen om adequaat feedback te geven. De patroon is integer, stressbestendig en toont betrokkenheid bij de beroepsopleiding van de stagiaire. Vanzelfsprekend heeft een goed patroon een eigen beeld over de inhoudelijke ontwikkeling van het vak en de ontwikkeling van de stagiaire tot een goede advocaat’.

Vertrouwen

Lieske de Vos herkende haar patroon direct in dit profiel. In haar nominatie prijst Lieske de manier waarop Abdi zijn enthousiasme voor het vak overdraagt en het vertrouwen dat hij haar geeft. De organisatie was direct overtuigd en heeft Abdi genomineerd voor de titel.

Verkiezing op 7 november 2019

Op 16 oktober is Abdi voor een zevenkoppige jury verschenen om zijn nominatie te verdedigen. Tijdens het Jonge Balie Congres op 7 november 2019 wordt bekend gemaakt wie zich ‘Patroon van het Jaar 2019’ mag noemen.

Contact

Hoed u voor de Cybersecuritywet!

Hoed u voor de Cybersecuritywet! 1920 1280 Ekelmans Advocaten
cybersecuritywet
Leestijd: 3 minuten
Lesedauer: 3 Minuten
Reading time: 3 minutes
Expertise:

Sinds eind 2018 geldt in Nederland de Wet beveiliging netwerk- en informatiesystemen (Wbni), ook wel de Cybersecuritywet genoemd.

De Wbni is van toepassing op vitale dienstverleners (ook wel aanbieders van essentiële diensten) en op digitale dienstverleners. Mogelijk is de Wbni ook op uw organisatie van toepassing. In dit artikel worden allereerst de vitale en digitale dienstverleners toegelicht en vervolgens zal stil worden gestaan bij de uit de Wbni voortvloeiende zorgplicht.

Wanneer bent u een vitale of digitale dienstverlener?

Onder vitale dienstverleners vallen onder meer organisaties in de energie-, de financiële en de vervoerssector. Hun diensten zijn van essentieel belang voor het goed functioneren van de Nederlandse samenleving en economie. Onder het begrip ‘digitale dienstverleners’ vallen bijvoorbeeld clouddiensten, zoekmachines en online marktplaatsen, ook wel Digital Service Providers genoemd (DSP’s).

Niet elke partij die een digitale dienst aanbiedt, valt echter automatisch onder de Wet beveiliging netwerk- en informatiesystemen (Wbni). Social media en webshops bieden bijvoorbeeld ook digitale diensten aan, maar hoeven niet per definitie aan de Wbni te voldoen. Vereist is allereerst dat de organisatie een hoofdvestiging of vertegenwoordiging in Nederland heeft. Tevens dienen binnen de organisatie meer dan 50 medewerkers werkzaam te zijn of dient er sprake te zijn van een balanstotaal of een jaaromzet van meer dan 10 miljoen euro. Kleine en micro-ondernemingen vallen derhalve niet onder de reikwijdte van de Wbni.

De uitval of verstoring van vitale dienstverleners of digitale dienstverleners kan leiden tot grote maatschappelijke ontwrichting. De Wbni bevat daarom o.a. een zorgplicht voor beveiligingsmaatregelen.

De zorgplicht

De zorgplicht houdt in dat vitale dienstverleners en digitale dienstverleners passende organisatorische en technische maatregelen dienen te nemen om beveiligingsrisico’s te beheersen en de gevolgen van incidenten te verkleinen. In de AVG (art. 24) kennen we een dergelijke regeling ook voor het verwerken van persoonsgegevens. De Wbni ziet echter specifiek op digitale beveiliging en omvat het aanbieden van vitale en/of digitale dienstverlening in de ruime zin.

De Wbni werkt vijf aspecten uit waar vitale en digitale dienstverleners rekening mee dienen houden. Deze uitwerking is gebaseerd op art. 2 EU Uitvoeringsbesluit 2019/151 en bestaat – kort samengevat – uit het treffen van de volgende maatregelen:

Allereerst dienen de netwerk- en informatiesystemen adequaat te worden beveiligd. Daarnaast moeten organisaties kunnen aantonen dat zij maatregelen nemen bij incidenten. Daarbij kan worden gedacht aan processen om incidenten te melden en om tekortkomingen en zwakke plekken in het systeem te identificeren. Verder moet worden voorzien in maatregelen waarmee de bedrijfscontinuïteit en dienstverlening na een incident deugdelijk wordt gehandhaafd of hersteld. Onder die maatregelen valt o.a. de vaststelling en het gebruik van rampenplannen. Voorts is relevant dat regelmatig wordt gecontroleerd dat de betreffende maatregelen naar behoren werken en dus periodiek worden getest. Bij dit alles dienen -tot slot- ook internationale normen in acht te worden genomen.

Al deze maatregelen beogen dat vitale dienstverleners en digitale dienstverleners voldoen aan het uitgangspunt met betrekking tot de zorgplicht zoals die in de Wbni uiteen is gezet: “het nemen van passende maatregelen om incidenten te voorkomen en, als zich toch incidenten voordoen, de gevolgen daarvan zo veel mogelijk te beperken”.

De zorgplicht in de praktijk: hoe moet de regeling concreet worden toegepast?

De Wbni geeft vooral aan wát er moet gebeuren, maar niet hoe de uitvoering van die zorgplicht vervolgens concreet vormgegeven dient te worden om de toets van voldoende zorgvuldigheid met succes te kunnen doorstaan.

Vitale dienstverleners en digitale dienstverleners dienen de uitvoering van de zorgplicht en de maatregelen geheel zelf in te vullen waarbij het Agentschap Telecom toezicht houdt en handhavend op kan treden. Doordat de concrete invulling van de zorgplicht en de maatregelen ontbreken valt echter te verwachten dat organisaties hier veel vraagtekens bij hebben. Dit zou kunnen resulteren in een tekortschieten in de op hen rustende zorgplicht.

Aanbeveling verdient derhalve juridische advisering in het zo correct mogelijk toepassen van de uit de Wbni voortvloeiende zorgplicht in de praktijk. Hierbij is het belangrijk dat een balans wordt gevonden in het voldoen aan de zorgplicht en het respecteren van de commerciële belangen van bedrijven en de privacy van natuurlijke personen. Het creëren van een beveiligingsprotocol met een concreet te doorlopen stappenplan/checklist zou hiervan een voorbeeld kunnen zijn. Door de verscheidenheid aan organisaties die onder de reikwijdte van de Wbni vallen gaat het hierbij echter om maatwerk.

Geldt de zorgplicht ook voor u?

Heeft u vragen of wenst u advies over de Wbni en de daarin geldende zorgplicht binnen uw organisatie? Neem dan contact op met onze Cyber risk expert Astrid van Noort

Contact

Bijeenkomst AVG en personenschade – Lastige privacy issues nader belicht

Bijeenkomst AVG en personenschade – Lastige privacy issues nader belicht 2560 1707 Ekelmans Advocaten
AVG en personenschade
Leestijd: 2 minuten
Lesedauer: 2 Minuten
Reading time: 2 minutes

Bij het behandelen van letselschade worden veel (gevoelige) persoonsgegevens verwerkt. Omdat juist bij third party-verzekeringen er vaak geen contractuele relatie is met de betrokkene, en het in de regel ook nog eens over bijzondere persoonsgegevens gaat, duiken er bij letselschadebehandeling vaak ingewikkelde privacy issues op.

Op dinsdag 8 oktober 2019 lopen verzekeringsrecht-specialisten Astrid van Noort en Abdi Youssuf van Ekelmans & Meijer een aantal van de lastigste privacykwesties in letseldossiers voor verzekeraars langs tijdens de bijeenkomst AVG en personenschade bij de Insurance Academy van het Verbond van Verzekeraars. Daarbij behandelen zij concrete vragen van verzekeraars en schetsen een algemeen kader waar AVG-specialisten, privacyjuristen, compliance officers en letselschadebehandelaars van Verzekeraars in de praktijk mee aan de slag kunnen.

Mag een foto met medisch letsel in het technisch dossier worden bewaard? Als een Schade Aangifte Formulier (SAF) details bevat van een ooggetuige, hoe gaan we dan met die persoonsgegevens om? Kan een schaderegelingsbureau zonder toestemming van de benadeelde met zijn werkzaamheden aan de slag? Wat mag ik doen met het BSN van de benadeelde? Deze en soortgelijke vragen staan op 8 oktober centraal.

Meer informatie

Meer informatie vindt u op de website van het Verbond van Verzekeraars.

Wilt u graag eens doorpraten over privacy issues waar u tegenaan loopt, neem dan contact op met Astrid van Noort of Abdi Youssuf.

Contact

Nieuwe advocaat: Elieske Kallenberg

Nieuwe advocaat: Elieske Kallenberg 150 150 Ekelmans Advocaten
Leestijd: < 1 minuut
Lesedauer: < 1 Minute
Reading time: < 1 minute

Elieske maakt deel uit van de sectie Verzekering en Aansprakelijkheid en houdt zich bezig met uiteenlopende verzekeringsrechtelijke kwesties.

Opleiding

Elieske heeft gestudeerd aan de Universiteit Leiden. Daar behaalde zij in 2017 haar bachelorsdiploma. In 2019 rondde zij de master Civiel recht cum laude af. Tijdens haar bachelor studeerde zij een semester aan de University of East Anglia in Norwich, Verenigd Koninkrijk.

Werkervaring

In augustus 2019 is Elieske beëdigd als advocaat. Tijdens haar studie heeft zij verschillende stages gelopen in de advocatuur en bij de Rechtbank Amsterdam. Daarnaast was Elieske onder meer actief als commissielid bij de faculteitsvereniging en als bestuurslid bij het Augustijns Theater. In 2018 heeft zij de theaterstichting Henk Speelt opgericht, een muziektheatercollectief in Leiden. Eerder behaalde Elieske haar propedeuse musicaltheater aan de Fontys Hogeschool voor de Kunsten.

Contact

Architect/constructeur en aannemer/bouwer in gelijke mate aansprakelijk

Architect/constructeur en aannemer/bouwer in gelijke mate aansprakelijk 2560 1709 Ekelmans Advocaten
Architect constructeur aannemer bouwer
Leestijd: < 1 minuut
Lesedauer: < 1 Minute
Reading time: < 1 minute

Een nieuw te bouwen school is voorzien van een stalen draagconstructie met betonnen vloeren. Onderdeel van het werk is een uitkraging van twee verdiepingen hoog, die gedragen wordt door vier stalen vakwerkspanten met diagonalen en boutverbindingen. Tijdens de bouw (ver)zakt deze uitkraging.

Onderzoek leert dat ‘slip in de boutverbindingen’ in de genoemde vakwerkspanten de oorzaak van de zakking is. De aannemer verhelpt de (ver)zakking/doorbuiging door de uitkraging op te vijzelen en de
boutverbindingen aan te passen. De procedure gaat over de vraag wie deze kosten moet dragen.

Klik hieronder voor de uitspraak van Raad van Arbitrage voor de Bouw  19-7-2018, No. 35772/36.020 rond dit geschil en de gastnoot die Frank Schaaf hierbij heeft geschreven.

Auteur

Eerste AVG-boete in Nederland voor ziekenhuis: Onnodige inzage patiënt-dossier

Eerste AVG-boete in Nederland voor ziekenhuis: Onnodige inzage patiënt-dossier 1920 1271 Ekelmans Advocaten
boete inzage patientdossier
Leestijd: 2 minuten
Lesedauer: 2 Minuten
Reading time: 2 minutes
Expertise:

De Autoriteit Persoonsgegevens (AP) heeft een Haags ziekenhuis een boete van €460.000 opgelegd op grond van de Algemene Verordening Persoonsgegevens (AVG). De AP deed onderzoek nadat het ziekenhuis zelf melding had gedaan van een datalek.

Uit het onderzoek bleek dat vele medewerkers van het ziekenhuis onnodig het medisch dossier van een bekende Nederlander hadden ingezien.

Een ziekenhuis moet alle technische en organisatorische maatregelen treffen om ervoor te zorgen dat patiëntgegevens veilig zijn. De AVG bevat een aantal verplichtingen voor organisaties die op grote schaal bijzondere persoonsgegevens verwerken en dit als kerntaak hebben. In de zorg hebben organisaties vrijwel altijd als kerntaak het verwerken van bijzondere persoonsgegevens omdat zij medische gegevens verwerken. Regelmatige controle dient derhalve plaats te vinden om vast te stellen wie welk dossier raadpleegt. Daarnaast wijst de AP erop dat bij een goede beveiliging een authenticatie hoort waarbij ten minste twee factoren worden betrokken. Dit betekent dat de identiteit van een gebruiker op twee manieren wordt gecontroleerd voordat hij toegang krijgt tot een patiëntendossier, bijvoorbeeld met een code of een wachtwoord in combinatie met een personeelspas of pincode.

Onderzoek AP: Interne beveiliging niet op orde

De AP constateerde dat het ziekenhuis niet voldeed aan haar eigen beveiligingseisen. De logbestanden werden niet regelmatig beoordeeld en evenmin verliep de twee-factor-authenticatie correct. Volgens de AP was er geen sprake van een “passend beveiligingsniveau” zoals dat op grond van de AVG verplicht is.

De AP vindt het een “kwalijke” zaak dat een ziekenhuis de interne beveiliging van patiëntdossiers niet op orde heeft. Hierbij hoort volgens de AP dan ook een ferme boete. “De relatie tussen een zorgverlener en een patiënt hoort volstrekt vertrouwelijk te zijn, ook binnen de muren van een ziekenhuis. Het maakt daarbij niet uit wie je bent”, aldus de AP.

Om het ziekenhuis te dwingen de beveiliging van de patiëntdossiers te verbeteren legt de AP naast de bestuurlijke boete van €460.000 ook een last onder dwangsom op. Als het ziekenhuis de beveiliging niet voor 2 oktober 2019 op orde heeft, moet het ziekenhuis elke twee weken dat de overtreding voortduurt een dwangsom van €100.000 betalen, met een maximum van € 300.000.

Het ziekenhuis legt zich niet neer bij de uitspraak van de AP en gaat in beroep.

Heeft u vragen over de manier waarop uw organisatie de verplichtingen van de AVG heeft geregeld? Neemt dan contact op met Astrid van Noort van onze Privacy Desk.

Auteur(s)

When are you entitled to immaterial compensation under Dutch law?

When are you entitled to immaterial compensation under Dutch law? 1000 465 Ekelmans Advocaten
immaterial compensation
Leestijd: 4 minuten
Lesedauer: 4 Minuten
Reading time: 4 minutes

The Dutch Supreme Court ruled on immaterial compensation. This time in a case involving a detainee who was placed under a too strict detention regime by the Dutch government.

In March this year, the Supreme Court ruled (again) on this question and this time in a case involving a detainee who was placed under a too strict detention regime by the Dutch government. It was already legally established that the state had acted unlawfully. But does that also mean that there is a right to compensation for immaterial damage claimed by the detainee?

This article discusses how compensation for immaterial damage is regulated by Dutch law and what kind of development you see at the Supreme Court.

The case

In 2013, the claimant was sentenced to life imprisonment. During his pre-trial detention, the claimant was placed in the so-called “Extra Secure Institution” (ESI). After the claimant objected to this at the Council for the Administration of Criminal Justice and Protection of Juveniles, it considered that his stay there was unjustified. He was then transferred to another institution.

For this unjustified stay (of 350 days) the State paid a fixed compensation based on the ground of fairness of €1.375,00. However, the detainee believed he was entitled to higher compensation. He claimed he had suffered immaterial damage and that he had been affected in his person by the unlawful stay. He had never felt safe there. This was due to the many physical examinations and the intimate, body searches. He also had experienced his stay as social isolation.

Mental injury

Under Dutch law, one can only claim compensation for immaterial damage if the law provides for this. This because of the legislator’s idea that a claim is only justified in serious cases. One of the legal bases can be found in Article 6:106 of the Dutch Civil Code, paragraph 1, sub b. According to that article, a right to compensation is foreseen if the injured person (i) has sustained a physical injury, (ii) has been compromised in his honor or good name or (iii) has been affected otherwise in his person.

In this case, there was no physical injury nor a compromising in his honor or good name, so the question here is whether or not the detainee had been affected otherwise in his person.

The Supreme Court already judged on this topic in other cases a few times earlier. According to the Supreme Court in 2002, it is not enough to speak of personal harm when there has been more or less strong mental discomfort or feeling hurt. The starting principle is that the existence of mental injury is established in court, which in general will only be the case if there is a disease recognized in psychiatry. A year later, the Supreme Court considers that in any case, the injured party must provide sufficient and specific information that shows that psychological damage has occurred in connection with the circumstances of the case, which requires that the existence of mental injury be established by objective standards.

Almost ten years later, in 2012, the Supreme Court ruled that an exception can be made to the principle that mental injury must be established in court, in connection with the serious severity of the violation of standards and the consequences thereof for the injured party.

Consequences for the injured party

Both the court of the first instance and the appeal court rejected the view of the claimant. The Court of Appeal considers if the exception to the principle that there must be mental injury occurred here. But in this case – according to the court – there were no grounds for accepting such an exception since the claimant had not furnished sufficient facts about the consequences that the stay in the ESI had for him.

Immaterial compensation for violation of a fundamental right?

In the appeal in cassation, the claimant complains, among other things, that there has been a violation of a fundamental right and that the Court of Appeal has misunderstood that in the event of a violation of certain rights, it must be assumed that immaterial harm has been suffered. After all, the unlawful deprivation of liberty is a serious (fundamental) violation of his privacy.

The Supreme Court does not agree with that. First, the Supreme Court repeats its earlier judgments. The Supreme Court then rules that when someone takes the position that he has been affected in his person, he must substantiate that with specific facts. However, the nature and seriousness of the violation of standards may – where appropriate – mean that the adverse consequences for the injured person are so obvious that an impairment in his person can be assumed.

However, impairment in his person as referred to in art. 6: 106 (1) (b) of the Dutch Civil Code, can not be assumed with only a violation of a fundamental right. Even then, there must be sufficient certainty about the consequences of that violation. Therefore, the above-mentioned complaint is unsuccessful.

In addition, the Supreme Court finds the Court of Appeal’s opinion that the claimant’s consequences of the breach of standards have not been established legally, not incomprehensible. The claimant must, therefore, be satisfied with the compensation of € 1.375,00.

Bron: Insurance Law Global

Contact

Nieuwe advocaat: Lieske de Vos

Nieuwe advocaat: Lieske de Vos 150 150 Ekelmans Advocaten
Leestijd: < 1 minuut
Lesedauer: < 1 Minute
Reading time: < 1 minute

Lieske is werkzaam bij Ekelmans & Meijer op de sectie Verzekering en Aansprakelijkheid en staat verzekeraars bij in uiteenlopende aansprakelijkheidskwesties.

Lieske heeft haar bachelor rechtsgeleerdheid behaald in 2017 aan de Universiteit van Utrecht. Ze volgde tijdens haar bachelor zowel het toga- als het notariële traject. Gedurende haar bachelor nam zij deel aan het honours programme (Utrecht Law College). In 2018 rondde Lieske de master ‘Privaatrechtelijke Rechtpraktijk’ met goed gevolg af.

Gedurende haar studie heeft Lieske verschillende stages gelopen bij grote advocatenkantoren. Ook vervulde zij de rol van voorzitter binnen het bestuur van de notariële studievereniging Vevanos. Na het behalen van haar master trad Lieske in dienst bij de Universiteit Utrecht als Docent Privaatrecht. Naast deze werkzaamheden zet Lieske zich in als bestuurslid van de Stichting Home of Hope.

Contact

Klaas Jan Visser spreker Legalink Trust & Private client groep in Frankfurt

Klaas Jan Visser spreker Legalink Trust & Private client groep in Frankfurt 1900 1357 Ekelmans Advocaten
Klaas Jan Visser-Ekelmans Advocaten
Leestijd: < 1 minuut
Lesedauer: < 1 Minute
Reading time: < 1 minute
Expertise:

Fiscalist Klaas – Jan Visser van Ekelmans & Meijer sprak op 17 juni bij de Legalink Trust & Private client groep in Frankfurt over immigratie van HNW individuals en de Nederlandse UBO wetgeving.

Veel advocatenkantoren, van het Verenigd Koninkrijk tot Spanje waren vertegenwoordigd.

Gastheer was het Duitse advocatenkantoor Rittershaus. Naast Klaas-Jan waren er sprekers uit Duitsland, Liechtenstein en Frankrijk .

Ekelmans & Meijer is actief lid van Legalink. Op alle rechtsgebieden waarop we actief zijn, laten we ons internationaal informeren en delen we onze expertise met andere leden van het netwerk.
Onze cliënten profiteren optimaal van ons netwerk en onze (internationale) know how.

Contact

The Obstacle Criterion

The Obstacle Criterion 150 150 Ekelmans Advocaten
Leestijd: 4 minuten
Lesedauer: 4 Minuten
Reading time: 4 minutes

Dutch healthcare insurers provide three types of insurance. Under the in-kind contracted care policy, the insurer reimburses the provided care received by contracted care providers.

The insured can however still receive health care from non-contracted care providers, but –in that case – under Dutch law – the insurer does not have to reimburse all the costs. The Dutch Supreme Court recently issued an important ruling on this matter.

In-kind-contracted care policies

Generally, Dutch healthcare insurers provide three types of insurance: in-kind contracted care policies, restitution non- contracted care policies and the combined policy.

Under the in-kind care policy, the insurer reimburses the care received by the insured provided by a care provider that the insurer has a contract with. The insured are not entitled to reimbursement of the costs of the care provided, but to the care itself.

The restitution non-contracted care policies on the other hand, reimburse the costs of care given by the insured’s care provider of his/her own choice. These policies are usually more expensive.

Lastly, there is the combined policy, which is a combination of the aforementioned policies.

The in-kind-contracted care policy is central to this article.

Reimbursement for non-contracted care

As mentioned before, the insured with an in-kind contracted care policy is entitled to healthcare. To meet the obligation to provide care under these policies, insurers enter into agreements with care providers about the care or service to be provided and the price to be charged for it. This way insurers try to achieve savings on healthcare costs.

The insured can however still receive health care from non-contracted care providers. In accordance with article 13 of the Dutch Health Insurance Act insurers must give the insured reimbursement for non-contracted care. The insurers determine the amount of this reimbursement, as long as the reimbursement isn’t so low that it constitutes an obstacle for the insured to turn to a non-contracted health care provider of his/her choosing.

The court of appeal held that a general reimbursement of 75-80% of the market rates was regarded as a widely accepted practice standard of how low a reimbursement may be to not constitute an obstacle to be free in the choice of a care provider.[1] This judgment of the Court of Appeal has been upheld by the Dutch Supreme Court in2014.[2]

Despite that, a non-contracted healthcare provider tried his luck again and brought a case all the way before the highest Dutch Court. On June 7th 2019, The Dutch Supreme Court ruled on the matter.

Dutch Supreme Court Judgment on obstacle criterion

In this case, the insurer reimbursed 75% of the market rates for the healthcare provided by this particular healthcare provider. The healthcare provider, however, argued that this system was not fair. He maintained the opinion that the insurer was acting in breach of the ‘obstacle criterion’ enclosed in article 13 of the Dutch Health Insurance Act. Also, he took the position that the ‘obstacle criterion’ precludes a generic discount. Therefore, the healthcare provider was of the opinion that the insurer was only entitled to deduct a small amount for the extra administrative acts they had to carry out as a result of not having a contract with this healthcare provider.

The Dutch Supreme Court considers that article 13 of the Dutch Health Insurance Act speaks in general terms of “a reimbursement to be determined by the health insurer”. Furthermore, the explanatory memorandum of that act shows – according to the Dutch Supreme Court -that the health insurer has a great deal of freedom to determine the amount of the reimbursement as long as they do not act contrary to the “obstacle criterion’ and as long as they use the same method of calculation for each insured person who requires the same form of care or service.

Therefore, the Dutch Supreme Court rules that neither the explanatory memorandum of the Dutch Health Insurance Act nor the text in article 13 of the Act support the view that a health insurer may only reduce the reimbursement for non-contracted care by the (average) extra (administrative) costs they had to carry out because of the absence of a contract with the concerned health provider. According to the Dutch Supreme Court the latter view would also undermine the legislators’ desired system of Dutch in-kind care policies that differentiate between contracted and non-contracted care. Accepting the view of the healthcare provider would mean that even with the use of non-contracted care there would still be a right to an almost complete reimbursement, which was not the intention of the legislator.

According to the Dutch Supreme Court the complaint that the ‘obstacle criterion’ generally opposes a generic discount can also not be supported by the explanatory memorandum of the Dutch Health Insurance Act. Whether and to what extent the ‘obstacle criterion’ precludes a generic discount in certain cases can only be determined on the basis of concrete facts and circumstances.[3]

Reimbursement of 75% not (necessarily) an obstacle

This ruling of the Dutch Supreme Court is in line with the previous case law. Therefore, the health insurer is (still) entitled to determinate how much they reimburse under an in-kind contracted care policy in case of health care provided by non-contracted healthcare providers as long as they do not act contrary to the ‘obstacle criterion’. A general Reimbursement of 75% of the market rates on its own, is considered not to be an obstacle for the freedom of choice of a care provider.

[1] Court of Appeal Den Bosch, July 9th 2013, ECLI:NL:GHSHE:2013:2971.
[2] Dutch Supreme Court July 7th 2014, ECLI:NLHR:2014:1646.
[3] Dutch Supreme Court June 7th 2019, ECLI:NL:HR:2019:853.

Bron: Insurance Law Global

Auteur

We gebruiken cookies om ervoor te zorgen dat onze website zo soepel mogelijk draait. Als je doorgaat met het gebruiken van de website, gaan we ervan uit dat je ermee instemt.