Bij bijzondere aspecten kun je denken aan de wijze waarop de precontractuele mededelingsplicht wordt geïnterpreteerd bij co-assurantie, de betekenis van gewoonten en gebruiken in de co-assurantiemarkt, de verhouding tussen verzekeraars die gezamenlijk een risico dragen, de volgverplichting voor volgende verzekeraars en de wijze waarop de voorwaarden van een beursverzekering worden uitgelegd.
De mededelingsplicht van de verzekeringnemer versus de onderzoekplicht van de verzekeraar
Een logisch eerste aspect lijkt de precontractuele mededelingsplicht, die immers op de (aspirant-)verzekeringnemer rust bij het aangaan van de verzekeringsovereenkomst. Deze verplichting is bedoeld om de verzekeraar in staat te stellen een beoordeling van het risico te kunnen maken. De verzekeringnemer heeft immers specifieke en bijzondere kennis over het risico. Daarover beschikt de verzekeraar niet. Vanuit die gedachte dient de verzekeringnemer de verzekeraar – voorafgaand aan het sluiten van de verzekeringsovereenkomst – te informeren over het risico.[1] Doet de verzekeringnemer dat niet, dan kan er sprake zijn van een schending van de zogenoemde precontractuele mededelingsplicht (ook wel verzwijging genoemd). De verzekeraar mag gevolgen aan deze schending verbinden. Zo mag onder omstandigheden de uitkering worden verminderd of is zelfs geheel geen uitkering verschuldigd.[2]
Hoewel het in de provinciale markt gebruikelijk is om de verzekeringnemer een aanvraagformulier voor te leggen, waaruit blijkt wat de verzekeraar over het aangeboden risico wil weten, is dat bij co-assurantie niet het geval. Bij de verzekering ter beurze wordt van een dergelijke formulier (meestal) geen gebruik gemaakt. Dat heeft te maken met het feit dat risico’s die daar verzekerd worden vaak groot, complex en niet dertien-in-een-dozijn zijn. Door deze non-uniformiteit is het lastig om een standaard vragenlijst te hanteren.
Hoewel deze informatiestroom van de verzekeringnemer naar de verzekeraar op het eerste gezicht wellicht eenrichtingsverkeer lijkt, is het niet zo dat van een verzekeraar niets verwacht mag worden. Op de verzekeraar kan een onderzoekplicht rusten. Op basis daarvan kan het zijn dat de verzekeraar navraag moet doen bij een verzekeringnemer (of zijn makelaar). Dat is bijvoorbeeld het geval wanneer uit de ontvangen informatie blijkt dat bepaalde gegevens ontbreken.[3]
Ondanks het feit dat het zwaartepunt ligt bij de mededelingsplicht van de verzekeringnemer – die zich laat bijstaan door een beursmakelaar – is het voor de verzekeraar van belang om ervoor te zorgen dat hij opmerkt wanneer bepaalde – voor de risicobeoordeling relevante – informatie ontbreekt.
Doet hij dat niet en vraagt hij daar niet naar, dan kan hij zich niet beroepen op een schending van de mededelingsplicht door de verzekeringnemer. Waar precies dit omslagpunt ligt, kan soms onduidelijk zijn. Hier is in ieder geval een belangrijke rol weggelegd voor de leidende verzekeraar, nu die onderhandelt met de beursmakelaar. Volgende verzekeraars zullen op zijn oordeel (mogen) vertrouwen.
Beursgebruiken in de co-assurantiemarkt
Iets anders waar (volgende) verzekeraars op mogen vertrouwen, is de betekenis van een gewoonte of beursgebruik in de co-assurantiemarkt. Gewoonten vormen een leidraad voor het handelen ter beurze.[4] Reden daarvoor is (onder andere) dat zij zorgen voor voorspelbaarheid bij de handel. Met regelmaat doet men in geschillen – al dan niet voor de rechter – een beroep op dergelijke beursgebruiken, zowel in Nederland als in het buitenland.
Hoewel een beroep op een gewoonte dus heel gebruikelijk is, zijn beursgebruiken nergens vastgelegd en volgen zij bovendien niet uit de wet. Dat kan het lastig maken om daar in een procedure voor de rechter een succesvol beroep op te doen, zeker wanneer beursgebruiken lijken te botsen met andere regelingen of zelfs wettelijke bepalingen.
Voorbeeld geschil tussen een verzekeraar en een makelaar
In dit geschil stelde de verzekeraar dat de makelaar in een polis was afgeweken van hetgeen partijen in de offerte waren overeengekomen. Het betrof onder meer het jaarbelang en de uitkeringstermijn. De verzekeraar had die wijziging niet opgemerkt en de polis ondertekend. Nadat er schade was ontstaan, leidde dit geschil tot twee procedures bij de rechter. De eerste procedure betrof een geschil tussen de verzekeraar en de verzekerde.[5] Daarin stelde de verzekeraar dat het op de assurantiebeurs gebruikelijk is dat de makelaar de verzekeraar expliciet wijst op alle wijzigingen die de makelaar in een polis heeft aangebracht. De makelaar in kwestie had dit beursgebruik echter niet nageleefd, als gevolg waarvan de verzekeraar de wijzigingen niet had opgemerkt. De rechter oordeelde dat de verzekerde er in dit geval niet gerechtvaardigd van uit mocht gaan dat de verzekeraar de wijziging had gezien voordat zij de polis had ondertekend. Daarom kon niet worden aangenomen dat de verzekeraar met deze wijzigingen had ingestemd.
De andere procedure die uit dit geschil voortvloeide, zag op de verhouding tussen de verzekerde en de makelaar.[6] Daarin verwijst de makelaar naar de regeling Administratieve Ondertekening Polisdocumenten (regeling AOP) van de VNAB. Uit die regeling blijkt dat de verzekeraar binnen vijf dagen na ontvangst de polisdocumenten dient te controleren op onder meer verzekerde sommen, premiestelling en het verzekerd belang. De verzekeraar had de polisbladen ondertekend. De makelaar meende daarom dat zowel hij als de verzekerde ervan uit mochten gaan dat de verzekeraar akkoord was met de inhoud daarvan. De makelaar bestreed het bestaan van het hiervoor genoemde gebruik niet, maar stelde dat de verplichting uit de regeling AOP zwaarder zou wegen dan het gestelde beursgebruik.
De rechter volgde de makelaar niet in zijn verweer. Dat zou er immers toe leiden dat de verzekeraar altijd gehouden is om polisdocumenten volledig te controleren. De praktische en voor de hand liggende strekking van het beursgebruik is nu juist dat een verzekeraar zich kan beperken tot de controle van de doorgevoerde wijzigingen. Dit brengt mee dat de makelaar ervan uit dient te gaan dat een verzekeraar zich bij zijn controle van de polisdocumenten zal beperken tot de door de makelaar genoemde wijzigingen.
Een en ander leidde ertoe dat de bepaling uit de regeling AOP niet in de weg stond aan toepassing van het beursgebruik.
Of beursgebruiken ook in andere omstandigheden dienen te prevaleren boven andere regels, kan op basis van deze zaak niet worden gesteld. De omstandigheden van het geval zullen daarbij in het algemeen een belangrijke rol spelen voor de rechter. Wel kan uit het voorbeeld worden afgeleid dat partijen in de co-assurantiemarkt, waaronder verzekeraars, vertrouwen op beursgebruiken en er bovendien op mogen rekenen dat daarnaar wordt gehandeld.
[1] Zie ook Asser/Wansink, Van Tiggele & Salomons 7-IX* 2019/139 e.v.
[2] Zie artikel 7:930 BW.
[3] Zie bijvoorbeeld Hof Amsterdam 19 april 2016, ECLI:NL:GHAMS:2016:1541, r.o. 3.26, NTHR 2015, afl. 4, p. 247 (Q-Park/ACE).
[4] Asser/Wansink, Van Tiggele & Salomons 7-IX* 2019/347. Zie ook HR 17 februari 2006, r.o. 4.2, NJ 2006/378 (Polygram-arrest).
[5] Hof Amsterdam 25 februari 2014, ECLI:NL:GHAMS:2014:566.
[6] Hof Amsterdam 25 februari 2014, ECLI:NL:GHAMS:2014:569.
Meer weten over verzekerings- en aansprakelijkheidsrecht?
U acteert in een snel veranderende wereld. Onze verzekeringsspecialisten kennen de details van uw markt. Uw werkterrein laat zich niet in één activiteit of in één juridisch deelgebied vangen. Daarom staan advocaten met verschillende aandachtsgebieden klaar om u te adviseren.
Ons team Verzekering & Aansprakelijkheid behartigt de belangen van grote en gespecialiseerde verzekeraars en hun verzekerden. Wij houden ons bezig met aansprakelijkheidsrecht en verzekeringsrecht in de breedste zin van het woord en werken voor zorgverzekeraars, schadeverzekeraars en levensverzekeraars.