Categorie actueel

Onbehoorlijk bestuur: moet eerst over het functioneren als bestuurder worden geklaagd?

Onbehoorlijk bestuur: moet eerst over het functioneren als bestuurder worden geklaagd? 525 400 Ekelmans Advocaten
Blog pen afbeelding (500 x 400 px) (72)
Leestijd: 3 minuten
Lesedauer: 3 Minuten
Reading time: 3 minutes

Op 26 april 2024 heeft de Hoge Raad bepaald dat de klachtplicht niet van toepassing is indien een rechtspersoon haar eigen bestuurder aansprakelijk wil stellen. Wat betekent dit precies en welke gevolgen kan dit hebben voor je bedrijf en als bestuurder?

HR 26 april 2024: ECLI:NL:HR:2024:673

Wat is een klachtplicht?

De klachtplicht is een wettelijke verplichting voor een schuldeiser om binnen een redelijke termijn te klagen als hij ontdekt dat een prestatie gebrekkig is, bijvoorbeeld wanneer hij iets heeft gekocht waaraan gebreken kleven. Het doel van de klachtplicht is om de schuldenaar te beschermen tegen late en daardoor moeilijk te controleren klachten.

Wat is interne bestuurdersaansprakelijkheid?

De bestuurder van een rechtspersoon is verplicht om zijn bestuurstaak behoorlijk te vervullen. Als een bestuurder zijn taak niet naar behoren uitvoert en hem hiervan een ernstig verwijt kan worden gemaakt, dan kan de rechtspersoon hem hiervoor aansprakelijk stellen. Dit wordt interne bestuurdersaansprakelijkheid genoemd.

Waarom geen klachtplicht bij interne bestuurdersaansprakelijkheid?

De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de klachtplicht niet geldt voor interne bestuurdersaansprakelijkheid. Dit betekent dat de rechtspersoon niet eerst hoeft te klagen bij de bestuurder over diens functioneren voordat hij de bestuurder aansprakelijk kan stellen. En anderzijds kan een bestuurder bestuurdersaansprakelijkheid niet ontlopen door te beargumenteren dat niet tijdig over zijn handelen is geklaagd. De Hoge Raad geeft twee belangrijke redenen waarom de klachtplicht niet geldt bij interne bestuurdersaansprakelijkheid:

  1. Specifieke rechtsverhouding: de bestuurder wordt met zijn benoeming niet contractueel, maar op basis van de wet verplicht om zijn taak behoorlijk te vervullen. Het toepassen van de klachtplicht is daarbij niet passend omdat de klachtplicht is bedoeld voor contractuele verplichtingen.
  2. Praktische overwegingen: Als de klachtplicht wel zou gelden, zou dit kunnen leiden tot onwerkbare situaties. Een bestuurder zou in theorie namens de rechtspersoon bij zichzelf moeten klagen over zijn eigen onbehoorlijke taakvervulling. Ook kan een klachtplicht de collegiale verhoudingen binnen het bestuur verstoren: medebestuurders moeten elkaar in dat geval verplicht aanspreken op een onbehoorlijke taakvervulling. Als dit niet wordt gedaan kan dit er immers toe leiden dat de bestuurder die zijn taak onbehoorlijk vervult aansprakelijkheid ontloopt middels een beroep op de klachtplicht.

Een voorbeeld ter Illustratie

Stel dat een bestuurder, zonder voorafgaande goedkeuring van het bestuur (en raad van commissarissen), een risicovolle investering doet die uiteindelijk leidt tot een aanzienlijk financieel verlies voor de rechtspersoon. Volgens de uitspraak van de Hoge Raad hoeft de rechtspersoon niet eerst een klacht in te dienen over deze actie. In plaats daarvan kan de rechtspersoon direct stappen ondernemen om de bestuurder aansprakelijk te stellen voor zijn onbehoorlijke bestuur. Dit betekent dat de rechtspersoon snel kan reageren om verdere schade te voorkomen en de bestuurder direct kan aanspreken op zijn onverantwoorde handelen. Het belang van de vennootschap wordt hiermee gediend.

Conclusie

Ondernemen is risico lopen. Er moet ruimte blijven voor creativiteit, vernuft en durf. Een grens wordt bereikt wanneer onverantwoordelijke risico’s worden genomen; dan bestaat een aansprakelijkheidsrisico voor bestuurders. Een beroep op de klachtplicht is in dat geval niet mogelijk. Dit benadrukt niet alleen de verantwoordelijkheid van bestuurders, maar zorgt er ook voor dat rechtspersonen adequaat kunnen handelen om hun belangen te beschermen. In zulke gevallen staan de specialisten van Ekelmans Advocaten klaar om je met raad en daad bij te staan.

Meer weten over bestuurdersaansprakelijkheid?

Als bestuurder wordt er veel van u verwacht. De algemene leiding van de onderneming, de economische strategie en de financiële gezondheid rusten op uw schouders. U staat voor uw onderneming. Maar soms kan het tij zich tegen u keren. Wanneer u als bestuurder van een rechtspersoon aansprakelijk wordt gesteld, kunnen de gevolgen groot zijn.

Onze advocaten bestuurdersaansprakelijkheid adviseren u als u aansprakelijk bent gesteld, maar juist ook in situaties waarin een persoonlijke aansprakelijkheid dreigt. Ook kunnen wij u adviseren over eventuele posities en claims ten opzichte van (andere) individuele bestuurders.

Auteur

Sjoerd Aelen maakt sinds 2022 deel uit van het team Corporate. Hij houdt zich als advocaat bezig met alle aspecten van het ondernemingsrecht. Hij is praktisch ingesteld en gaat graag nieuwe uitdagingen aan. Sjoerd is in maart 2023 gestart met de beroepsopleiding advocatuur.

Bijzondere aspecten van co-assurantie voor de verzekeraar

Bijzondere aspecten van co-assurantie voor de verzekeraar 525 400 Ekelmans Advocaten
Blog fluister afbeelding (500 x 400 px) (74)
Leestijd: 5 minuten
Lesedauer: 5 Minuten
Reading time: 5 minutes

De verzekeraar die regelmatig risico’s accepteert door middel van co-assurantie krijgt te maken met een aantal bijzondere kenmerken die eigen zijn aan deze manier van verzekeren. In dit artikel (eerder verschenen in Schade Magazine 2024 nr. 3) beschrijft advocaat Jessica Roos – in vogelvlucht – een tweetal van deze bijzondere kenmerken van co-assurantie en de daarbij behorende kansen en risico’s voor verzekeraars.

Bij bijzondere aspecten kun je denken aan de wijze waarop de precontractuele mededelingsplicht wordt geïnterpreteerd bij co-assurantie, de betekenis van gewoonten en gebruiken in de co-assurantiemarkt, de verhouding tussen verzekeraars die gezamenlijk een risico dragen, de volgverplichting voor volgende verzekeraars en de wijze waarop de voorwaarden van een beursverzekering worden uitgelegd.

De mededelingsplicht van de verzekeringnemer versus de onderzoekplicht van de verzekeraar

Een logisch eerste aspect lijkt de precontractuele mededelingsplicht, die immers op de (aspirant-)verzekeringnemer rust bij het aangaan van de verzekeringsovereenkomst. Deze verplichting is bedoeld om de verzekeraar in staat te stellen een beoordeling van het risico te kunnen maken. De verzekeringnemer heeft immers specifieke en bijzondere kennis over het risico. Daarover beschikt de verzekeraar niet. Vanuit die gedachte dient de verzekeringnemer de verzekeraar – voorafgaand aan het sluiten van de verzekeringsovereenkomst – te informeren over het risico.[1] Doet de verzekeringnemer dat niet, dan kan er sprake zijn van een schending van de zogenoemde precontractuele mededelingsplicht (ook wel verzwijging genoemd). De verzekeraar mag gevolgen aan deze schending verbinden. Zo mag onder omstandigheden de uitkering worden verminderd of is zelfs geheel geen uitkering verschuldigd.[2]

Hoewel het in de provinciale markt gebruikelijk is om de verzekeringnemer een aanvraagformulier voor te leggen, waaruit blijkt wat de verzekeraar over het aangeboden risico wil weten, is dat bij co-assurantie niet het geval. Bij de verzekering ter beurze wordt van een dergelijke formulier (meestal) geen gebruik gemaakt. Dat heeft te maken met het feit dat risico’s die daar verzekerd worden vaak groot, complex en niet dertien-in-een-dozijn zijn. Door deze non-uniformiteit is het lastig om een standaard vragenlijst te hanteren.

Hoewel deze informatiestroom van de verzekeringnemer naar de verzekeraar op het eerste gezicht wellicht eenrichtingsverkeer lijkt, is het niet zo dat van een verzekeraar niets verwacht mag worden. Op de verzekeraar kan een onderzoekplicht rusten. Op basis daarvan kan het zijn dat de verzekeraar navraag moet doen bij een verzekeringnemer (of zijn makelaar). Dat is bijvoorbeeld het geval wanneer uit de ontvangen informatie blijkt dat bepaalde gegevens ontbreken.[3]

Ondanks het feit dat het zwaartepunt ligt bij de mededelingsplicht van de verzekeringnemer – die zich laat bijstaan door een beursmakelaar – is het voor de verzekeraar van belang om ervoor te zorgen dat hij opmerkt wanneer bepaalde – voor de risicobeoordeling relevante – informatie ontbreekt.

Doet hij dat niet en vraagt hij daar niet naar, dan kan hij zich niet beroepen op een schending van de mededelingsplicht door de verzekeringnemer. Waar precies dit omslagpunt ligt, kan soms onduidelijk zijn. Hier is in ieder geval een belangrijke rol weggelegd voor de leidende verzekeraar, nu die onderhandelt met de beursmakelaar. Volgende verzekeraars zullen op zijn oordeel (mogen) vertrouwen.

Beursgebruiken in de co-assurantiemarkt

Iets anders waar (volgende) verzekeraars op mogen vertrouwen, is de betekenis van een gewoonte of beursgebruik in de co-assurantiemarkt. Gewoonten vormen een leidraad voor het handelen ter beurze.[4] Reden daarvoor is (onder andere) dat zij zorgen voor voorspelbaarheid bij de handel. Met regelmaat doet men in geschillen – al dan niet voor de rechter – een beroep op dergelijke beursgebruiken, zowel in Nederland als in het buitenland.

Hoewel een beroep op een gewoonte dus heel gebruikelijk is, zijn beursgebruiken nergens vastgelegd en volgen zij bovendien niet uit de wet. Dat kan het lastig maken om daar in een procedure voor de rechter een succesvol beroep op te doen, zeker wanneer beursgebruiken lijken te botsen met andere regelingen of zelfs wettelijke bepalingen.

Voorbeeld geschil tussen een verzekeraar en een makelaar

In dit geschil stelde de verzekeraar dat de makelaar in een polis was afgeweken van hetgeen partijen in de offerte waren overeengekomen. Het betrof onder meer het jaarbelang en de uitkeringstermijn. De verzekeraar had die wijziging niet opgemerkt en de polis ondertekend. Nadat er schade was ontstaan, leidde dit geschil tot twee procedures bij de rechter. De eerste procedure betrof een geschil tussen de verzekeraar en de verzekerde.[5] Daarin stelde de verzekeraar dat het op de assurantiebeurs gebruikelijk is dat de makelaar de verzekeraar expliciet wijst op alle wijzigingen die de makelaar in een polis heeft aangebracht. De makelaar in kwestie had dit beursgebruik echter niet nageleefd, als gevolg waarvan de verzekeraar de wijzigingen niet had opgemerkt. De rechter oordeelde dat de verzekerde er in dit geval niet gerechtvaardigd van uit mocht gaan dat de verzekeraar de wijziging had gezien voordat zij de polis had ondertekend. Daarom kon niet worden aangenomen dat de verzekeraar met deze wijzigingen had ingestemd.

De andere procedure die uit dit geschil voortvloeide, zag op de verhouding tussen de verzekerde en de makelaar.[6] Daarin verwijst de makelaar naar de regeling Administratieve Ondertekening Polisdocumenten (regeling AOP) van de VNAB. Uit die regeling blijkt dat de verzekeraar binnen vijf dagen na ontvangst de polisdocumenten dient te controleren op onder meer verzekerde sommen, premiestelling en het verzekerd belang. De verzekeraar had de polisbladen ondertekend. De makelaar meende daarom dat zowel hij als de verzekerde ervan uit mochten gaan dat de verzekeraar akkoord was met de inhoud daarvan. De makelaar bestreed het bestaan van het hiervoor genoemde gebruik niet, maar stelde dat de verplichting uit de regeling AOP zwaarder zou wegen dan het gestelde beursgebruik.

De rechter volgde de makelaar niet in zijn verweer. Dat zou er immers toe leiden dat de verzekeraar altijd gehouden is om polisdocumenten volledig te controleren. De praktische en voor de hand liggende strekking van het beursgebruik is nu juist dat een verzekeraar zich kan beperken tot de controle van de doorgevoerde wijzigingen. Dit brengt mee dat de makelaar ervan uit dient te gaan dat een verzekeraar zich bij zijn controle van de polisdocumenten zal beperken tot de door de makelaar genoemde wijzigingen.

Een en ander leidde ertoe dat de bepaling uit de regeling AOP niet in de weg stond aan toepassing van het beursgebruik.

Of beursgebruiken ook in andere omstandigheden dienen te prevaleren boven andere regels, kan op basis van deze zaak niet worden gesteld. De omstandigheden van het geval zullen daarbij in het algemeen een belangrijke rol spelen voor de rechter. Wel kan uit het voorbeeld worden afgeleid dat partijen in de co-assurantiemarkt, waaronder verzekeraars, vertrouwen op beursgebruiken en er bovendien op mogen rekenen dat daarnaar wordt gehandeld.

[1] Zie ook Asser/Wansink, Van Tiggele & Salomons 7-IX* 2019/139 e.v.

[2] Zie artikel 7:930 BW.

[3] Zie bijvoorbeeld Hof Amsterdam 19 april 2016, ECLI:NL:GHAMS:2016:1541, r.o. 3.26, NTHR 2015, afl. 4, p. 247 (Q-Park/ACE).

[4] Asser/Wansink, Van Tiggele & Salomons 7-IX* 2019/347. Zie ook HR 17 februari 2006, r.o. 4.2, NJ 2006/378 (Polygram-arrest).

[5] Hof Amsterdam 25 februari 2014, ECLI:NL:GHAMS:2014:566.

[6] Hof Amsterdam 25 februari 2014, ECLI:NL:GHAMS:2014:569.

Meer weten over verzekerings- en aansprakelijkheidsrecht?

U acteert in een snel veranderende wereld. Onze verzekeringsspecialisten kennen de details van uw markt. Uw werkterrein laat zich niet in één activiteit of in één juridisch deelgebied vangen. Daarom staan advocaten met verschillende aandachtsgebieden klaar om u te adviseren.

Ons team Verzekering & Aansprakelijkheid behartigt de belangen van grote en gespecialiseerde verzekeraars en hun verzekerden. Wij houden ons bezig met aansprakelijkheidsrecht en verzekeringsrecht in de breedste zin van het woord en werken voor zorgverzekeraars, schadeverzekeraars en levensverzekeraars.

Auteur

Jessica Roos is als advocaat gespecialiseerd in het verzekerings- en aansprakelijkheidsrecht. Zij is gepromoveerd in het verzekeringsrecht, op het gebied van coassurantie. Dankzij haar werkervaring in de verzekeringsbranche heeft Jessica goed inzicht in de processen waar haar cliënten mee te maken krijgen.

Uitspraak Hoge Raad: Mediationclausule bindend?

Uitspraak Hoge Raad: Mediationclausule bindend? 525 400 Ekelmans Advocaten
Blog mediation afbeelding (500 x 400 px) (71)
Leestijd: 2 minuten
Lesedauer: 2 Minuten
Reading time: 2 minutes

Mediation draait om vrijwilligheid, maar is de mediationclausule in een overeenkomst tussen professionele partijen bindend? Advocaat Anne-Mieke Dumoulin-Siemens behandelt deze vraag in haar blog aan de hand van een recente uitspraak.

Advocaat-generaal de Bock betoogt in een advies aan de Hoge Raad dat een mediationclausule bindend is. Anne-Mieke besprak dit advies in een eerder verschenen blog. Inmiddels deed de Hoge Raad uitspraak en nuanceert dit advies. De Hoge Raad oordeelt dat een mediationclausule niet altijd bindend is maar ook een niet-verplichtend karakter kan hebben. Het gaat erom wat partijen hierover hebben afgesproken. Dat moet blijken uit de bewoordingen van de mediationclausule en uit de betekenis die partijen aan de mediationclausule mochten toekennen. Kortom, het gaat om de uitleg van de mediationclausule.

Uitleg van de mediationclausule

Het resultaat van die uitleg heeft wel consequenties. Als in de mediationclausule geen bindende verplichting besloten ligt, kunnen partijen direct naar de rechter stappen en de afspraak over mediation negeren. Als de mediationclausule een bindend karakter heeft, zijn partijen verplicht eerst een mediationtraject te starten voordat zij een gerechtelijke of arbitrale procedure beginnen. En wat als één van de partijen al naar de rechter is gestapt en de andere partij zich beroept op de bindende mediationclausule? Dan kan de rechter de behandeling van de zaak aanhouden en partijen gelegenheid geven mediation te starten. De rechter is echter niet verplicht de zaak aan te houden. Bijvoorbeeld wanneer de rechter meent dat de zaak te spoedeisend is of mediation zinloos lijkt, kan de rechter besluiten de behandeling toch voort te zetten.

Het gaat om de formulering  van de mediationclausule

Wat is de afdronk van de uitspraak van de Hoge Raad? In menige onderhandeling is de bepaling over mediation en de bevoegde rechter de sluitpost in de overeenkomst. Er is weinig aandacht voor de mediationclausule: deze wordt gezien als een standaardbepaling. Niets is minder waar. De uitspraak van de Hoge Raad toont dat partijen tijdens de onderhandelingen ook moeten nadenken over de vraag of zij in geval van onenigheid wel mediation willen en hoe bindend zij de afspraak over mediation willen maken. Als je in onderhandeling bent, vraag dan de opsteller van de overeenkomst om advies.

 

Meer weten over (internationale) contracten?

Het opstellen van een goed contract is maatwerk. Ondernemers onderschatten helaas te vaak het belang van een goed contract, totdat men eens door schade en schande wijzer is geworden. Ieder contract bergt risico’s in zich. Ons team maakt deze op pragmatische wijze inzichtelijk en beheersbaar.

Auteur

Anne-Mieke Dumoulin-Siemens is specialist ondernemingsrecht en privacyrecht. Zij is een kundige gesprekspartner voor (internationale) commerciële ondernemingen en non-profit organisaties. Cliënten waarderen haar juridische adviezen vanwege de praktische en commerciële uitvoerbaarheid ervan.

WAM-polis: Wie is bestuurder van een auto? Hoge Raad stelt vragen aan het HvJ EU in een zaak over een ‘handremtrekker’

WAM-polis: Wie is bestuurder van een auto? Hoge Raad stelt vragen aan het HvJ EU in een zaak over een ‘handremtrekker’ 591 450 Ekelmans Advocaten
Blog auto afbeelding (500 x 400 px) (70)
Leestijd: 4 minuten
Lesedauer: 4 Minuten
Reading time: 4 minutes

De Hoge Raad heeft 5 juli 2024 vragen gesteld aan het Hof van Justitie van de EU over de uitleg van het begrip ‘bestuurder’ in Europese regels over de WAM-verzekering. In deze zaak voert advocaat Marieke van der Keur de cassatieprocedure namens de WAM-verzekeraar.

HR 5 juli 2024, ECLI:NL:HR:2024:1022, Hoge Raad, 23/00813 (rechtspraak.nl)

Wat is er gebeurd?

Tijdens een rit van een aantal vrienden in een personenbusje trekt een passagier plotseling aan de handrem. Het busje raakt in een ongecontroleerde slip en botst tegen een pilaar. De persoon achter het stuur raakt ernstig gewond. Hij eist schadevergoeding van de WAM-verzekeraar van het busje.

De Nederlandse wet & de Europese WAM-richtlijn

Volgens art. 4 lid 1 WAM hoeft de verzekeraar géén dekking te bieden voor de schade van “de bestuurder” van het motorrijtuig dat het ongeval heeft veroorzaakt. Dit wetsartikel is een uitwerking van de WAM-richtlijn, die deze ene uitzondering op de verplichte WAM-dekking mogelijk maakt.

Deze zaak draait dan ook om de vraag of de persoon achter het stuur ‘de hoedanigheid van bestuurder’ verloor, toen de inzittende plotseling de handrem aantrok en de auto daardoor onbestuurbaar werd.

Uitspraak rechtbank en hof

De rechtbank oordeelde in het voordeel van de persoon achter het stuur. Deze kon ná het aantrekken van de handrem de auto feitelijk niet meer besturen: hij kon de rijrichting en snelheid van de auto niet langer bepalen. De persoon achter het stuur was daarom op dat moment géén ‘bestuurder’ meer. Volgens de rechtbank moest de WAM-verzekeraar dus dekking bieden.

Het hof oordeelde anders. Volgens het hof is de persoon achter het stuur steeds bestuurder gebleven: hij had op de bestuurdersstoel plaatsgenomen, hij had het busje in beweging gezet en de snelheid en rijrichting bepaald. Hij hield niet op bestuurder te zijn, enkel doordat een ander óók een bestuurdershandeling uitvoerde door aan de handrem te trekken.

Tegen deze uitspraak is cassatie ingesteld.

Advies advocaat-generaal (A-G): ‘acte clair’

De A-G adviseerde de Hoge Raad eerder de uitspraak van het hof te vernietigen. Volgens de A-G is wel duidelijk, dat de persoon achter het stuur ophoudt ‘bestuurder’ te zijn, als hij door toedoen van een passagier niet langer ‘controle’ over de auto kan uitoefenen.

Volgens de A-G is niet van belang of de inzittende opzettelijk de besturing overneemt of dat hij de persoon achter het stuur per ongeluk de besturing ontneemt. Denk aan een bijrijder die per ongeluk met een krant de bestuurder het zicht op de weg ontneemt, een inzittende die bij het opendraaien van een thermoskan hete koffie over de persoon achter het stuur knoeit of hem per ongeluk een elleboogstoot geeft, waardoor de bestuurder schrikt en de macht over het stuur verliest. Ook in die gevallen is de bestuurder geen bestuurder meer.

Volgens de A-G is dat een acte clair, dus ‘een kat in het bakje’. De A-G betrekt daarbij hoe in België over dit WAM-vraagstuk wordt geoordeeld in de civiele rechtspraak. Daar is men bestuurder zolang men ‘meesterschap’ ook wel ‘maîtrise’ in het Frans, over de auto heeft. Verliest de bestuurder die maîtrise op enig moment door toedoen van een inzittende, dan is hij geen bestuurder meer.

Uitspraak Hoge Raad

De Hoge Raad kijkt anders tegen de zaak aan dan de A-G. Volgens de HR is niet duidelijk wanneer een bestuurder ophoudt bestuurder te zijn.

De HR overweegt dat het begrip ‘bestuurder’ in de WAM uitgelegd moet worden conform Europese regels over de WAM-verzekering. Het Hof van Justitie van de EU heeft in verschillende uitspraken over die regels gewezen op het belang van de bescherming van inzittenden. De vraag is of art. 12 lid 1 van de WAM-Richtlijn 2009/103 zo moet worden uitgelegd, dat de WAM-verzekering aansprakelijkheid moet dekken voor de schade van de (aanvankelijke) bestuurder wanneer een inzittende ingrijpt in de besturing van het motorrijtuig en daardoor een ongeval plaatsvindt.

Een tweede vraag is of nog andere omstandigheden relevant zijn voor de vraag of iemand de hoedanigheid van bestuurder heeft verloren, zodat hij als inzittende aanspraak kan maken op dekking onder de WAM. Denk aan de vraag of de inzittende zich opzettelijk met de besturing bemoeide of niet.

De Hoge Raad heeft deze vragen aan het Hof van Justitie van de EU gesteld.

Vervolg

De Hoge Raad wacht eerst de beantwoording van zijn vragen door het Europees Hof af. Daarna zal de Hoge Raad met inachtneming van deze antwoorden definitief uitspraak doen.

Meer weten over cassatie?

Voert u een procedure in hoger beroep en verwacht u dat de zaak  bij de Hoge Raad zal komen? Dan is het slim om nu alvast advies in te winnen bij een cassatie-advocaat over uw kans van slagen als u uw zaak voorlegt aan de Hoge Raad.

Ekelmans Advocaten heeft een hoog aangeschreven cassatiepraktijk. De betrokkenheid van onze advocaten leidt geregeld tot belangwekkende arresten van de Hoge Raad.

Onze advocaten Cassatie en Expert Litigation zijn procesrechtelijke experts, die de grote lijnen inzichtelijk maken en in de finesses scherpte brengen.

We verzenden ook een nieuwsbrief Civiele Procespraktijk naar onze contacten. Interesse? Dan ontvangen we graag uw inschrijving.

Marieke van der Keur is een ervaren cassatieadvocaat. Daarnaast staat zij advocaten bij in beroepsaansprakelijkheidszaken. Ook adviseert zij advocaten als ‘lawyer-to-lawyer’, bijvoorbeeld in complexe of principiële zaken waarin partijen tijdig op een cassatie willen voorsorteren.

Een recht op vrije artsenkeuze in het buitenland?

Een recht op vrije artsenkeuze in het buitenland? 525 400 Ekelmans Advocaten
Blog afbeelding paaltjes (500 x 400 px) (67)
Leestijd: 2 minuten
Lesedauer: 2 Minuten
Reading time: 2 minutes

Verplicht het EU-recht een zorgverzekeraar de kosten te vergoeden van geplande zorg in een EU-land? Advocaat Jan Ekelmans bespreekt deze uitdagende vraag  aan de hand een arrest over een verzekerde met een naturapolis die is behandeld door een buitenlandse zorgaanbieder waarmee zijn verzekeraar geen contract heeft.

In het vakblad Aansprakelijkheid, Verzekering & Schade (AV&S) 2024/16 schreef advocaat Jan Ekelmans een annotatie over het recht op vrije artsenkeuze in het buitenland. Jan bespreekt in zijn noot het arrest van de Hoge Raad over een verzekerde met een naturapolis die is behandeld door een buitenlandse zorgaanbieder waarmee zijn verzekeraar geen contract heeft. Verplicht het EU-recht een zorgverzekeraar de kosten te vergoeden van geplande zorg in een EU-land?

Ook gaat hij in op het niet in de wettekst vastgelegde hinderpaalcriterium en besteedt hij aandacht aan de vraag of een zorgverzekeraar naar Nederlands recht een vrije artsenkeuze moet bieden onder een naturaverzekering of een restitutieverzekering.

De annotatie gaat in op de  uitdagende vraag hoe zorgverzekeraars invulling mogen geven aan hun rol de kosten van de gezondheidszorg te beheersen en of zij de vrijheid van hun verzekerden mogen beperken een eigen zorgaanbieder te kiezen ten laste van de zorgverzekering.

Meer weten over verzekeren in de zorg?

Het terrein van de zorgverzekering is turbulent en behelst veel verschillende partijen: zorgaanbieders, uw verzekerden en de overheid vragen uw aandacht. Uw organisatie is daarop ingericht. U doet een beroep op ons om vlot en doelgericht kansen te verwezenlijken, risico’s te elimineren en/of te verkleinen. Wij kennen uw markt, spreken uw taal en beschikken over de expertise om snel en to the point met u mee te denken en te adviseren.

Auteur

Jan Ekelmans is een autoriteit op het gebied van verzekeringsrecht in Nederland. Hij is ruim dertig jaar advocaat op het snijvlak van ondernemingsrecht, aansprakelijkheid en verzekeringen. Jan is slim en snel van begrip. Hierdoor doorziet hij vlot de kern van het probleem. Doordat hij zaken vanuit verschillende perspectieven benadert, weet hij bij te dragen aan oplossingen waar zijn cliënten echt iets aan hebben.

De risico’s van recreatief wildzwemmen: persoonlijk letsel en aansprakelijkheid.

De risico’s van recreatief wildzwemmen: persoonlijk letsel en aansprakelijkheid. 525 400 Ekelmans Advocaten
Blog afbeelding (500 x 400 px) (66)
Leestijd: 8 minuten
Lesedauer: 8 Minuten
Reading time: 8 minutes

In Nederland zijn er meer dan 700 locaties die officieel zijn aangewezen als veilige plekken om te zwemmen. De verwachting is dat er nog veel meer plekken onofficieel gebruikt worden voor recreatief zwemmen. Hoewel meer dan 90% van de Nederlanders de beginselen van het zwemmen onder de knie heeft, blijkt zwemmen in buitengebieden nog steeds een risicovolle activiteit te zijn. In dit artikel geeft advocaat Diederik Hulsbergen inzicht in recente Nederlandse jurisprudentie over aansprakelijkheid voor eigenaren van buitengebieden die worden gebruikt voor recreatief zwemmen.

Rechtbank Limburg, 26 oktober  2023

Een 16-jarige jongen liep een hoge dwarslaesie op na een duik in ondiep water in een meer in een natuurgebied in de Nederlandse provincie Limburg. Het Landschap is de beheerder/eigenaar van het natuurgebied. De jongen, eiser in onderstaande gerechtelijke procedure, acht Het Landschap en haar aansprakelijkheidsverzekeraar Nationale Nederlanden (hierna: NN) aansprakelijk voor de door hem geleden schade. Volgens de eiser zijn Het Landschap en NN aansprakelijk op grond van onrechtmatige daad (artikel 6:162 BW). De Rechtbank Limburg heeft op 26 oktober 2023 uitspraak gedaan in deze zaak.[1] De uitspraak: de eigenaar van het natuurgebied en haar aansprakelijkheidsverzekeraar zijn aansprakelijk en moeten de schade van de jongens voor 80% vergoeden.

Feiten en standpunten

In deze zaak betoogde de eiser dat Het Landschap en NN aansprakelijk zijn omdat op de eigenaar van een wild zwemgebied een zorgplicht rust om gevaarzettende omstandigheden te voorkomen. Volgens de eiser werd bij de plas waar hij in het ondiepe water dook veel gezwommen. Ten tijde van het ongeval werd er vanwege de geldende beperkingen vanwege de COVID-19 pandemie zelfs meer gezwommen dan gebruikelijk, omdat er weinig andere recreatiemogelijkheden waren. Dit was bekend bij Het Landschap. Ook was bekend dat het water daar op veel plaatsen ondiep was. Eiser heeft aangevoerd dat het een feit van algemene bekendheid is dat jongere recreanten – door hun onbezonnenheid en onervarenheid – niet de ideale voorzichtigheid betrachten bij hun recreatieve activiteiten. Daarom was de kans groot dat een jongere recreant in het water zou duiken zonder eerst te controleren hoe diep het water was. Dit was voor Het Landschap voorzienbaar, aldus eiseres.

Het Landschap voert aan dat het natuurgebied niet is ingericht als zwemrecreatiegebied en ook niet is aangewezen als zwemlocatie. Het Landschap heeft de plas ook niet gepromoot als zwemlocatie. De omstandigheden ter plaatse leveren dan ook geen gevaar op. Ondiep water en zwemmen zijn beide in het algemeen niet gevaarlijk en de kans op gevaar is klein. Gevaar ontstaat alleen als iemand besluit om tijdens het hardlopen in het ondiepe water te duiken. Op de plaats van het ongeval waren er geen aanwijzingen om aan te nemen dat er verantwoord gedoken kon worden. Als zou worden aangenomen dat er weinig bezwaar is tegen het nemen van maatregelen, dan zou dat betekenen dat er op alle plaatsen in Nederland waarschuwingsborden zouden moeten komen, dus ook in alle natuurgebieden waar water voorkomt. Het Landschap heeft niet de financiële middelen om te zorgen voor borden op de ongeveer 9.000 hectare die het nu in eigendom en beheer heeft. Actie ondernemen was dus bezwaarlijk.

De overwegingen van de rechtbank

De Rechtbank Limburg stelt eiser in het gelijk en oordeelt dat Het Landschap en NN aansprakelijk zijn voor de schade van eiser, wegens onrechtmatig in gevaar brengen.

Vaste jurisprudentie van het Hooggerechtshof bepaalt dat de volgende omstandigheden moeten worden getest om te beoordelen of er sprake is van onwettig gevaar:

  • de mate waarin veronachtzaming van de vereiste voorzichtigheid waarschijnlijk is,
  • de kans op ongelukken als gevolg daarvan,
  • de ernst van de mogelijke gevolgen, en
  • de mate waarin het nemen van veiligheidsmaatregelen bezwaarlijk zou zijn.

Het verweer van Het Landschap en NN dat Het Landschap geen zorgplicht heeft omdat het natuurgebied niet is ingericht als zwemrecreatiegebied faalt. Het enkele feit dat dit zo is, ontslaat de eigenaar volgens de rechter niet van iedere zorgplicht.

De rechtbank achtte doorslaggevend dat de plas structureel werd gebruikt als niet-officiële recreatieve zwemlocatie. Ook bleek uit een onderzoek van een deskundige dat Het Landschap hiervan op de hoogte was. Volgens de rechtbank is te verwachten dat mensen niet altijd voorzichtig het water betreden en daardoor vanaf de oever in het water zouden kunnen duiken. Aangezien het water de eerste meter ondiep is en algemeen bekend is dat duiken in ondiep water ernstig letsel kan veroorzaken, is de kans op latere ongevallen met ernstige gevolgen groot. De rechtbank oordeelde daarom dat er sprake was van een gevaarlijke situatie.

Volgens de rechter is het niet bezwaarlijk dat Het Landschap recreanten waarschuwt voor het ondiepe water. Dit kan eenvoudig door ter plaatse waarschuwingsborden in het water te plaatsen, die nu ontbreken. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat Het Landschap haar zorgplicht heeft geschonden door geen waarschuwingsborden te plaatsen. Daarmee heeft Het Landschap jegens eiseres een onrechtmatige daad gepleegd. Het Landschap en NN zijn daarom aansprakelijk voor de schade als gevolg van het opgelopen letsel.

De rechtbank erkent echter ook dat de eiser zelf voorzichtiger had moeten zijn en dat hij voor de helft (50%) schuld heeft aan het ongeval. Omdat hij de plek waar hij dook niet kende en het geen officiële zwemlocatie was, had hij eerst moeten kijken hoe diep het water was. Omdat hij dat niet heeft gedaan, heeft hij niet de voorzichtigheid betracht die hij had moeten betrachten en heeft hij dus in belangrijke mate bijgedragen aan zijn ongeval. Na afweging van de omstandigheden van het geval past de rechter een zogenaamde ‘billijkheidscorrectie’ toe, waardoor de omvang van de aansprakelijkheid van Het Landschap en NN op 80% wordt gesteld. Een dergelijke correctie kan onder meer worden toegepast omdat de aansprakelijke partij een aansprakelijkheidsverzekering heeft en daardoor meer draagkracht heeft om de financiële schade te betalen.

Een vergelijking met andere recente jurisprudentie: Rechtbank Amsterdam, 31 maart 2022

De heersende opvatting in de Nederlandse rechtspraak is dat de eigenaar van een terrein dat – in theorie – gebruikt zou kunnen worden voor recreatief zwemmen, moet anticiperen op ondoordacht en onoplettend zwemgedrag van bezoekers .[2]  Op 31 maart 2022 oordeelde de Rechtbank Amsterdam opmerkelijk genoeg precies het tegenovergestelde van deze opvatting  .[3]

Feiten en standpunten

In deze zaak werd de gemeente Amsterdam aansprakelijk gesteld toen een bezoeker van de stad een ernstige onderste dwarslaesie opliep doordat hij met zijn hoofd in een ondiep gedeelte van de IJ-haven in Amsterdam dook. Het water van de IJ-haven wordt omgeven door een kade aan de ene kant, een gebouw aan de andere kant en – daartussen – een stenen terras. De laatste trede van dit terras staat onder water en loopt over in een betonnen plaat. Hierdoor is dit deel van het water in de IJ-haven erg ondiep. Dezelfde vraag als in de hierboven besproken zaak, werd door de rechtbank Amsterdam beoordeeld: is de eigenaar van het water aansprakelijk voor de schade van eiseres door het ontbreken van een waarschuwing voor het ondiepe water, waardoor een ongeoorloofde gevaarzetting is ontstaan?

Met name de rechtbank Amsterdam begint haar uitspraak met de overweging dat het een feit van algemene bekendheid is dat duiken in ondiep water ernstig letsel kan veroorzaken en dat het gevaarlijk is om in water te duiken waarvan men niet weet hoe diep het is. In de hierboven besproken zaak overwoog de rechtbank Limburg dat deze algemene kennis expliciet aandrong op een waarschuwing van de eigenaar van het meer. De rechtbank Amsterdam overweegt daarentegen dat deze algemene kennis de kans klein maakt dat een bezoeker niet voorzichtig is bij het duiken vanaf de kade in de haven. Het aflopende terras in het water had voor eiser een aanwijzing moeten zijn dat het water ondiep was. In dit verband stelde de rechtbank dat de kans zeer klein is dat iemand in dit deel van de haven te water gaat zonder de diepte te controleren. Dit is een zeer kleine kans op een groot gevaar.

Blijkbaar vindt de rechtbank het zelfs relevant dat het verboden is om in dit gebied te zwemmen. Deze factor werd aangevoerd door de gemeente. Daarom is de gemeente niet verplicht om veiligheidsmaatregelen te nemen, oordeelt de rechtbank. De gemeente is daarom niet aansprakelijk voor de schade van de eiser. Zoals hieronder duidelijk zal worden, lijkt de belangrijkste overweging van de rechtbank te zijn:

De persoon die op de huidige locatie, waar het verboden is om te zwemmen, relatief dicht bij de stenen terrastreden in het water springt of duikt, (…) gedraagt zich niet zoals bezoekers van die locatie zich in het algemeen plegen te gedragen. Dat gedrag is in ieder geval niet zodanig voorzienbaar dat de gemeente maatregelen had moeten nemen.

Een onverwachte wending: de uitspraak wordt vernietigd door dezelfde rechtbank

Bovengenoemde uitspraak was een tussenvonnis. In het algemeen zijn tussenvonnissen bindend: de rechtbank kan in een later stadium van de procedure niet van deze uitspraak afwijken. De eiser startte echter een bodemprocedure op basis van nieuwe feiten, die een ander licht op de zaak zouden werpen. De eiser kreeg interne documenten van de gemeente in handen, waaruit bleek dat de gemeente ervan op de hoogte was dat daar regelmatig mensen zwommen. Uit de documenten bleek ook dat er geen zwemverbod was op de locatie en dat het gebied werd geïdentificeerd als een plek waar mensen vaak recreatief zwemmen.

Op 21 februari 2024 vernietigt de rechtbank Amsterdam het tussenvonnis met een herzien vonnis.[4]  De rechtbank oordeelt dat het onderscheid tussen een zwemverbod en een wildzwemplek relevant is voor de door de gemeente in acht te nemen zorgplicht. Uit de beschikbaar gekomen gemeentelijke stukken blijkt dat de gemeente op de hoogte was van veiligheidsrisico’s op wildzwemplekken in de stad en dat zij maatregelen neemt om de fysieke veiligheid op deze plekken te verbeteren.

In het tussenvonnis oordeelde de rechtbank dat de kans dat een onvoorzichtige bezoeker in het ondiepe deel van het water zou duiken en daardoor de vereiste mate van voorzichtigheid niet in acht zou nemen, zeer klein was. Zij draait dat oordeel nu terug. Uit het beeldmateriaal (foto’s en video’s) dat eiseres tijdens de procedure heeft laten zien, blijkt dat op drukke zomerdagen tientallen mensen vanaf de kade in het water springen of duiken. De kans op ongevallen als gevolg van dat gedrag in dit gebied wordt dan ook groot geacht. Op deze gronden is de gemeente toch aansprakelijk. Toch oordeelde de rechtbank dat er ook sprake was van schuld aan de zijde van de eiser, waardoor 20% van de schade voor zijn rekening bleef.

Relevante inzichten

Ondanks het feit dat de rechtbank Amsterdam haar eigen eerdere vonnis overrulede, bieden deze uitspraken toch een aantal interessante inzichten.

Algemene kennis als factor om (niet) aansprakelijk te zijn

Beide rechtbanken gebruiken ‘gemeenschappelijke kennis’ voor hun beoordeling van het bestaan van wederrechtelijk gevaar. Wat opvalt is hoe de rechtbanken deze omstandigheden toeschrijven aan de verschillende partijen. Opmerkelijk is het inzicht dat een zeer aanwezige kans op ongevallen, evenals een hoge ernst van de mogelijke gevolgen van die ongevallen, de mate waarin veronachtzaming van de vereiste voorzichtigheid waarschijnlijk is, lijken te kunnen verminderen. En hoe kleiner de mate waarin veronachtzaming van de mogelijke gevolgen vanzichtigheid waarschijnlijk is, hoe kleiner de kans dat de eigenaar aansprakelijk is. Als we kijken naar andere vergelijkbare jurisprudentie, lijkt deze redenering vrij uniek. De tendens in de meeste jurisprudentie is dat eigenaren van recreatieve zwemgebieden een strikte zorgplicht hebben en vaak aansprakelijk worden geacht voor de rechtbank. Ondanks dat dit vonnis later werd herroepen, is de denkwijze van de rechtbank Amsterdam behoorlijk innovatief en kan deze zelfs in toekomstige zaken in het voordeel van de gedaagde worden gebruikt.

Andere (even) belangrijk geachte factoren

Wat duidelijk wordt uit de overruling, is dat of de eigenaar van een water aansprakelijk is voor letselschade ook sterk kan afhangen van de omstandigheid dat het verboden is om te zwemmen in het betreffende gebied, en of de eigenaar redelijkerwijs op de hoogte kon zijn van de aanwezigheid van recreatieve zwemmers. Het belang van deze laatste factor werd ook benadrukt door de rechtbank van Limburg. Verder oordeelden beide rechtbanken dat een deel van de schade voor rekening van de eiser blijft, vanwege zijn eigen onvoorzichtigheid. De hoogte van de schade die voor eigen rekening blijft, kan variëren en is afhankelijk van de omstandigheden van het geval.

Conclusie

De zorgplicht voor eigenaren van recreatieve wateren is streng gebleken. Het lijkt wel uit te maken of het gebied een zwemverbod heeft of niet. Zelfs dan moet de reikwijdte van de zorgplicht worden beoordeeld aan de hand van de omstandigheden van het geval. Niettemin zal de eigen verantwoordelijkheid van de eiser altijd een factor blijven in de beoordeling van de zaak.

[1] Rechtbank Limburg, 26 oktober 2023, zaaknr. ECLI:NL:RBLIM:2023:6252.
[2] Bijvoorbeeld: Rechtbank Noord-Nederland, 14 februari 2017, zaaknr. ECLI:NL:RBNNE:2017:951; : Rechtbank Noord-Nederland, 7 juli 2022, zaaknr. ECLI:NL:RBNHO:2022:5915.
[3] Rechtbank Amsterdam, 31 maart 2022, zaaknr. ECLI:NL:RBAMS:2022:1755.
[4] Rechtbank Amsterdam, 21 februari 2024, zaaknr. ECLI:NL:RBAMS:2024:1019. 

Auteur

Diederik Hulsbergen behandelt als advocaat uiteenlopende verzekeringsrechtelijke kwesties. Zo houdt hij zich bezig met beroepsaansprakelijkheid en met verzekeringsvraagstukken op het gebied van (zorg)verzekeringsfraude en polisvoorwaarden.

Is een stichtingsbestuurder rechtsgeldig gedechargeerd ondanks het bestaan van een tegenstrijdig belang?

Is een stichtingsbestuurder rechtsgeldig gedechargeerd ondanks het bestaan van een tegenstrijdig belang? 525 400 Ekelmans Advocaten
stichtingsbestuurder rechtsgeldig gedechargeerd
Leestijd: 2 minuten
Lesedauer: 2 Minuten
Reading time: 2 minutes

In het vakblad Jurisprudentie in Nederland (JIN) 2024/11 schreef advocaat Anne-Mieke Dumoulin-Siemens een annotatie over een zaak die gaat over de klassieke kwestie van een stichtingsbestuurder die (onbedoeld) zijn statutaire hand overspeelt. Anne-Mieke gaat in haar noot in op de vraag of de stichtingsbestuurder rechtsgeldig is gedechargeerd ondanks het bestaan van een tegenstrijdig belang.

Uitspraak Gerechtshof Den Haag van 28 november 2023: ECLI:NL:GHDHA:2023:2255

Een statutair bestuurder van Stichting Het Peuterhuis tracht in rechte te ontkomen aan terugbetaling van vergoedingen die hij aan zichzelf heeft uitgekeerd. Is de statutair bestuurder rechtsgeldig gedechargeerd ondanks het bestaan van een tegenstrijdig belang?

Meer weten over bestuurdersaansprakelijkheid?

Ekelmans Advocaten is gespecialiseerd in het verlenen van rechtsbijstand aan bestuurders en commissarissen. Zo staan wij regelmatig, al dan niet in opdracht van D&O-verzekeraars, bestuurders en commissarissen bij die persoonlijk worden aangesproken (of dreigen te worden aangesproken) tot betaling van schadevergoeding. Ook adviseren wij D&O-verzekeraars ook over dekkingskwesties.

Auteur

Anne-Mieke Dumoulin-Siemens is specialist ondernemingsrecht en privacyrecht. Zij is een kundige gesprekspartner voor (internationale) commerciële ondernemingen en non-profit organisaties. Cliënten waarderen haar juridische adviezen vanwege de praktische en commerciële uitvoerbaarheid ervan.

Een overzicht van de pensioenrechtspraak en ontwikkelingen uit het afgelopen jaar

Een overzicht van de pensioenrechtspraak en ontwikkelingen uit het afgelopen jaar 525 400 Ekelmans Advocaten
Blog afbeelding (500 x 400 px) (14)
Leestijd: < 1 minuut
Lesedauer: < 1 Minute
Reading time: < 1 minute

De pensioenwereld is in de ban van de grote pensioenhervorming op grond van de Wet toekomst pensioenen die op 1 juli 2023 in werking is getreden. De belangrijkste aspecten van de Wtp komen in  deze jaarlijkse Kroniek Pensioenrecht aan de orde. Advocaat Mark van Benthem leverde een bijdrage aan dit overzicht met de belangrijkste ontwikkelingen in het pensioenrecht rond wetgeving, beleid en rechtspraak van het afgelopen jaar.

De Kroniek Pensioenrecht 2023 is verschenen in het Advocatenblad editie 4 van 2024 en tot stand gekomen door Mark van Benthem, Bastian Bodewes, Annemiek Cramer, Jan Aart van de Hoef en Wim Thijssen.

In deze editie lees je o.a. over de wetgeving en beleid, denk aan:

Pensioenovereenkomsten onder de Wet toekomst pensioenen
Invaren
Eerbiedigende werking
Transitieplan
Procesrechtelijke aspecten van de Wet toekomst pensioenen

Ook de rechtspraak komt aan de orde, onderwerpen die aan bod komen zijn:

Wijziging van de pensioenovereenkomst
Verplichtingen uit uitvoeringsovereenkomst
Toeslagverlening
Verplichte aansluiting bij een bedrijfstakpensioenfonds
Vrijstelling van verplichte deelneming aan een bedrijfstakpensioenfonds
Advies- en informatieplichten
Pensioen en scheiding
EU-recht

Auteurs

Mark van Benthem is gespecialiseerd in het arbeidsrecht en medezeggenschapsrecht en staat voornamelijk (inter)nationale ondernemingen, bestuurders en ondernemingsraden bij.

Kom je ook naar de Ekelmans voorjaarsbijeenkomst Bouw & Verzekering in de praktijk?

Kom je ook naar de Ekelmans voorjaarsbijeenkomst Bouw & Verzekering in de praktijk? 694 531 Ekelmans Advocaten
Renovatie Binnenhof
Leestijd: 2 minuten
Lesedauer: 2 Minuten
Reading time: 2 minutes

Op donderdag 30 mei organiseren we de Ekelmans voorjaarsbijeenkomst ‘Bouw & verzekering in de praktijk’. Inclusief rondleiding, uitreiking boek ‘Bouwrecht in kort bestek’ en interactieve presentatie, waarbij de bouw- en verzekeringspraktijk samen komen en een borrel met vakgenoten. Meld je nu aan!

Programma

14.20 uur | Ontvangst (locatie: Plaats 22, Den Haag)

14.30 uur | Rondleiding informatiecentrum Binnenhof Renovatie
We duiken met een gids in de 800 jaar bouwgeschiedenis, met een blik op de toekomst.

15.45 uur | Interactieve sessie ‘Bouwen in de praktijk’
Menno Frequin van bouwbedrijf Burgy vertelt o.a. over het renovatieproject Eerste kamer en Raad van State aan het Binnenhof.

16.15 uur | Borrel met vakgenoten
Je ontvangt een exemplaar van de geheel vernieuwde uitgave van het boek ‘Bouwrecht in kort bestek’. Advocaat Frank Schaaf en advocaat Jessica Roos schreven het hoofdstuk ‘Verzekeren in de bouw’. Tijdens de borrel vertellen zij je hier graag meer over.

Na afloop van deze bijeenkomst ontvang je ook een toegangsticket voor een échte rondleiding op het Binnenhof op de Dag van de Bouw op zaterdag 8 juni a.s. 

Casus uit de praktijk: renovatie Binnenhof

Rondleiding

We starten de middag op een steenworp afstand van het Binnenhof. Tijdens een rondleiding in het informatiecentrum Binnenhof Renovatie komen we meer te weten over de voortgang van deze grote en unieke renovatie, de archeologische vondsten op het Binnenhof en de 800-jarige geschiedenis van het complex.

Interactieve sessie ‘Bouwen in de praktijk’

Gastspreker Menno Frequin vertelt meer over bouwen in de praktijk. Welke maatregelen (kunnen) worden getroffen om schades te voorkomen, voorafgaand aan (en tijdens) de bouwwerkzaamheden in het algemeen? Wat zijn mogelijke gevolgen van schades op het verdere verloop van het bouwproces?
En wat komt er kijken bij de afhandeling van dergelijke schades?

Verzekeren in de bouw

Advocaat Frank Schaaf en advocaat Jessica Roos gaan in het hoofdstuk ‘Verzekeren in de bouw’ uit het boek ‘Bouwrecht in kort bestek’ in op het belang van verzekeren in de bouw. Ook bespreken zij de juridische aspecten van de verzekeringsovereenkomst. Meer specifiek gaan zij in op de – voor de bouw relevante – verzekeringsproducten, zoals de Constructie All Risk (CAR) verzekering, de Bouw Ontwerp Verzekering (BOV) en de Ontwerp Verzekering voor Opdrachtgevers (OVO).

Beslissing hof dat TUI met vakbond FNV moet onderhandelen over een cao voor haar cabinepersoneel blijft in stand

Beslissing hof dat TUI met vakbond FNV moet onderhandelen over een cao voor haar cabinepersoneel blijft in stand 525 400 Ekelmans Advocaten
TUI cabinepersoon FNV
Leestijd: 3 minuten
Lesedauer: 3 Minuten
Reading time: 3 minutes

De beslissing van het hof dat TUI met vakbond FNV moet onderhandelen over een cao voor haar cabinepersoneel blijft in stand. Dat heeft de Hoge Raad vandaag geoordeeld. Cassatieadvocaat Marieke van der Keur voerde verweer namens FNV.

HR 26 april 2024, ECLI:NL:HR:2024:673

De zaak

TUI onderhandelde met haar ondernemingsraad (hierna: OR) over de primaire arbeidsvoorwaarden voor haar cabinepersoneel. TUI had hiervoor de wettelijke bevoegdheden van de OR uitgebreid met een instemmingsrecht voor de primaire arbeidsvoorwaarden.

Vakbond FNV heeft zich bij TUI gemeld met het verzoek om met haar in onderhandeling te treden over de primaire arbeidsvoorwaarden voor het cabinepersoneel. TUI heeft dat geweigerd, waarna FNV zich tot de rechter heeft gewend en heeft gevorderd dat aan TUI de verplichting wordt opgelegd met FNV cao-onderhandelingen te voeren.

Na een afwijzend vonnis van de kantonrechter heeft het hof de vordering van FNV toegewezen en TUI veroordeeld om FNV als onderhandelingspartner te erkennen. Tegen deze uitspraak heeft TUI cassatieberoep ingesteld bij de Hoge Raad.

Advies AG

De AG adviseerde de Hoge Raad op 22 december 2023 de uitspraak van het hof in stand te laten.

Uitspraak Hoge Raad

De Hoge Raad oordeelt dat als uitgangspunt geldt dat een werkgever niet verplicht is om met een vakbond te onderhandelen over collectieve arbeidsvoorwaarden. Een partij mag in beginsel zelf bepalen of, en zo ja met wie, zij over collectieve arbeidsvoorwaarden wil overleggen.

Toch kan de weigering van een werkgever om met een vakbond in onderhandeling te treden over een cao maatschappelijk onzorgvuldig zijn, en dus onrechtmatig zijn. Of een weigering in een concreet geval onrechtmatig is, moet door de rechter worden beantwoord aan de hand van een afweging van de belangen over en weer, waarbij alle omstandigheden van het geval in aanmerking worden genomen.

Tot die omstandigheden behoren onder meer de representativiteit en deskundigheid van de vakbond, het belang dat onderhandelingen over primaire arbeidsvoorwaarden in het voorliggende geval worden gevoerd door onderhandelaars die onafhankelijk zijn ten opzichte van de werkgever, het draagvlak bij de werknemers voor de bestaande wijze waarop wordt onderhandeld over primaire arbeidsvoorwaarden en de aan die wijze verbonden waarborgen voor werknemers en het gewicht van de bezwaren die de werkgever ten grondslag legt aan de weigering om met de vakbond in onderhandeling te treden.

Het hof heeft in deze zaak geoordeeld dat indien FNV voldoende representatief is, het TUI in beginsel niet vrij staat om te weigeren met FNV te onderhandelen. Het hof heeft daarmee, gezien het bovenstaande, een verkeerd uitgangspunt voorop gesteld, maar dat maakt zijn beslissing niet onjuist. Het hof heeft namelijk bij de beoordeling of de weigering van TUI om met FNV te onderhandelen onrechtmatig is, ook een belangenafweging gemaakt waarbij het alle relevante omstandigheden van het geval heeft betrokken. Die belangenafweging kan de beslissing van het hof zelfstandig dragen.

Bron: Hoge Raad 

Meer weten over cassatie?

Voert u een procedure in hoger beroep en verwacht u dat de zaak  bij de Hoge Raad zal komen? Dan is het slim om nu alvast advies in te winnen bij een cassatie-advocaat over uw kans van slagen als u uw zaak voorlegt aan de Hoge Raad.

Ekelmans Advocaten heeft een hoog aangeschreven cassatiepraktijk. De betrokkenheid van onze advocaten leidt geregeld tot belangwekkende arresten van de Hoge Raad.

Onze advocaten Cassatie en Expert Litigation zijn procesrechtelijke experts, die de grote lijnen inzichtelijk maken en in de finesses scherpte brengen.

We verzenden ook een nieuwsbrief Civiele Procespraktijk naar onze contacten. Interesse? Dan ontvangen we graag uw inschrijving.

Marieke van der Keur is een ervaren cassatieadvocaat. Daarnaast staat zij advocaten bij in beroepsaansprakelijkheidszaken. Ook adviseert zij advocaten als ‘lawyer-to-lawyer’, bijvoorbeeld in complexe of principiële zaken waarin partijen tijdig op een cassatie willen voorsorteren.

We gebruiken cookies om ervoor te zorgen dat onze website zo soepel mogelijk draait. Als je doorgaat met het gebruiken van de website, gaan we ervan uit dat je ermee instemt.