Onze mensen

Hoed u voor de Cybersecuritywet!

Hoed u voor de Cybersecuritywet! 1920 1280 Ekelmans Advocaten
cybersecuritywet
Leestijd: 3 minuten
Lesedauer: 3 Minuten
Reading time: 3 minutes
Expertise:

Sinds eind 2018 geldt in Nederland de Wet beveiliging netwerk- en informatiesystemen (Wbni), ook wel de Cybersecuritywet genoemd.

De Wbni is van toepassing op vitale dienstverleners (ook wel aanbieders van essentiële diensten) en op digitale dienstverleners. Mogelijk is de Wbni ook op uw organisatie van toepassing. In dit artikel worden allereerst de vitale en digitale dienstverleners toegelicht en vervolgens zal stil worden gestaan bij de uit de Wbni voortvloeiende zorgplicht.

Wanneer bent u een vitale of digitale dienstverlener?

Onder vitale dienstverleners vallen onder meer organisaties in de energie-, de financiële en de vervoerssector. Hun diensten zijn van essentieel belang voor het goed functioneren van de Nederlandse samenleving en economie. Onder het begrip ‘digitale dienstverleners’ vallen bijvoorbeeld clouddiensten, zoekmachines en online marktplaatsen, ook wel Digital Service Providers genoemd (DSP’s).

Niet elke partij die een digitale dienst aanbiedt, valt echter automatisch onder de Wet beveiliging netwerk- en informatiesystemen (Wbni). Social media en webshops bieden bijvoorbeeld ook digitale diensten aan, maar hoeven niet per definitie aan de Wbni te voldoen. Vereist is allereerst dat de organisatie een hoofdvestiging of vertegenwoordiging in Nederland heeft. Tevens dienen binnen de organisatie meer dan 50 medewerkers werkzaam te zijn of dient er sprake te zijn van een balanstotaal of een jaaromzet van meer dan 10 miljoen euro. Kleine en micro-ondernemingen vallen derhalve niet onder de reikwijdte van de Wbni.

De uitval of verstoring van vitale dienstverleners of digitale dienstverleners kan leiden tot grote maatschappelijke ontwrichting. De Wbni bevat daarom o.a. een zorgplicht voor beveiligingsmaatregelen.

De zorgplicht

De zorgplicht houdt in dat vitale dienstverleners en digitale dienstverleners passende organisatorische en technische maatregelen dienen te nemen om beveiligingsrisico’s te beheersen en de gevolgen van incidenten te verkleinen. In de AVG (art. 24) kennen we een dergelijke regeling ook voor het verwerken van persoonsgegevens. De Wbni ziet echter specifiek op digitale beveiliging en omvat het aanbieden van vitale en/of digitale dienstverlening in de ruime zin.

De Wbni werkt vijf aspecten uit waar vitale en digitale dienstverleners rekening mee dienen houden. Deze uitwerking is gebaseerd op art. 2 EU Uitvoeringsbesluit 2019/151 en bestaat – kort samengevat – uit het treffen van de volgende maatregelen:

Allereerst dienen de netwerk- en informatiesystemen adequaat te worden beveiligd. Daarnaast moeten organisaties kunnen aantonen dat zij maatregelen nemen bij incidenten. Daarbij kan worden gedacht aan processen om incidenten te melden en om tekortkomingen en zwakke plekken in het systeem te identificeren. Verder moet worden voorzien in maatregelen waarmee de bedrijfscontinuïteit en dienstverlening na een incident deugdelijk wordt gehandhaafd of hersteld. Onder die maatregelen valt o.a. de vaststelling en het gebruik van rampenplannen. Voorts is relevant dat regelmatig wordt gecontroleerd dat de betreffende maatregelen naar behoren werken en dus periodiek worden getest. Bij dit alles dienen -tot slot- ook internationale normen in acht te worden genomen.

Al deze maatregelen beogen dat vitale dienstverleners en digitale dienstverleners voldoen aan het uitgangspunt met betrekking tot de zorgplicht zoals die in de Wbni uiteen is gezet: “het nemen van passende maatregelen om incidenten te voorkomen en, als zich toch incidenten voordoen, de gevolgen daarvan zo veel mogelijk te beperken”.

De zorgplicht in de praktijk: hoe moet de regeling concreet worden toegepast?

De Wbni geeft vooral aan wát er moet gebeuren, maar niet hoe de uitvoering van die zorgplicht vervolgens concreet vormgegeven dient te worden om de toets van voldoende zorgvuldigheid met succes te kunnen doorstaan.

Vitale dienstverleners en digitale dienstverleners dienen de uitvoering van de zorgplicht en de maatregelen geheel zelf in te vullen waarbij het Agentschap Telecom toezicht houdt en handhavend op kan treden. Doordat de concrete invulling van de zorgplicht en de maatregelen ontbreken valt echter te verwachten dat organisaties hier veel vraagtekens bij hebben. Dit zou kunnen resulteren in een tekortschieten in de op hen rustende zorgplicht.

Aanbeveling verdient derhalve juridische advisering in het zo correct mogelijk toepassen van de uit de Wbni voortvloeiende zorgplicht in de praktijk. Hierbij is het belangrijk dat een balans wordt gevonden in het voldoen aan de zorgplicht en het respecteren van de commerciële belangen van bedrijven en de privacy van natuurlijke personen. Het creëren van een beveiligingsprotocol met een concreet te doorlopen stappenplan/checklist zou hiervan een voorbeeld kunnen zijn. Door de verscheidenheid aan organisaties die onder de reikwijdte van de Wbni vallen gaat het hierbij echter om maatwerk.

Geldt de zorgplicht ook voor u?

Heeft u vragen of wenst u advies over de Wbni en de daarin geldende zorgplicht binnen uw organisatie? Neem dan contact op met onze Cyber risk expert Astrid van Noort

Contact

Beursbengel: Uitspraken GFD over een doorlopende reis- en annuleringsverzekering en een arbeidsongeschiktheidsverzekering

Beursbengel: Uitspraken GFD over een doorlopende reis- en annuleringsverzekering en een arbeidsongeschiktheidsverzekering 665 509 Ekelmans Advocaten
Beursbengel vakblad verzekering
Leestijd: 4 minuten
Lesedauer: 4 Minuten
Reading time: 4 minutes
Expertise:

In Dossier Kifid van de Beursbengel 2019 / nr. 888 bespreekt Simone Eman twee uitspraken van de Geschillencommissie Financiële Dienstverlening: één uitspraak rond een reis- en annuleringsverzekering en een uitspraak over een arbeidsongeschiktheidsverzekering.

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening Nr. 2019-604, 21 augustus 2019

RED MIJN VAKANTIE(KOSTEN)

Consument heeft bij Verzekeraar een doorlopende reis- en annuleringsverzekering afgesloten. Op de polis staan zowel Consument als zijn echtgenote vermeld. Op grond van de polisvoorwaarden biedt de verzekering een vergoeding van extra reiskosten bij een eerdere terugreis naar Nederland als gevolg van ziekte en/of ongeval. Extra kosten gemaakt zonder medische noodzaak zijn uitgesloten. De verzekering biedt ook vergoeding van het ongebruikte deel van de reissom, maar alleen in het geval dat de reis wordt afgebroken in verband met een ernstige ziekte.

Consument en zijn echtgenote waren op een golfreis naar Zuid-Afrika. De echtgenote van Consument was al gedurende de vliegreis onwel. Na aankomst heeft zij een aantal dagen op bed gelegen, waarna het stel heeft besloten om hun reis niet voort te zetten. Consument heeft – op advies van de Gevolmachtigde van Verzekeraar – telefonisch contact opgenomen met Verzekeraar en diens Alarmcentrale. Consument is met zijn echtgenote met een door henzelf geboekte vlucht terug naar Nederland gevlogen.

De vragen die partijen verdeeld houden zijn:
1. of Verzekeraar gehouden is tot vergoeding van de terugvluchten;
2. en of Verzekeraar gehouden is tot vergoeding van het ongebruikte deel van de reissom.

Toen Consument een maand na terugkeer een beroep deed op zijn reisverzekering stelde Verzekeraar zich – kort gezegd – op het standpunt dat hij niet tot vergoeding gehouden is, omdat Consument zelf de beslissing heeft gemaakt om terug te reizen naar Nederland, zonder ter plaatse een arts te bezoeken.

Consument vordert bij Kifid vergoeding van de door hem gemaakte extra reiskosten ad 2.153,06 euro, alsmede vergoeding van de niet-genoten vakantiedagen ad 7.626 euro. Hij stelt zich daarbij op het standpunt dat Verzekeraar tekort is geschoten in zijn informatieplicht. Hij had nu juíst Verzekeraar gebeld om erachter te komen hoe hij moest handelen om te voldoen aan de polisvoorwaarden. Verzekeraar heeft echter nagelaten hem ervan op de hoogte te brengen dat zijn echtgenote door een arts had moeten worden onderzocht om te voldoen aan de polisvoorwaarden.

De Commissie oordeelt dat de klacht van Consument doel treft. De Commissie overweegt dat van Verzekeraar (in zijn rol als Alarmcentrale) had mogen worden verwacht dat hij Consument nadrukkelijk had gewaarschuwd dat voor de vraag of Consument aanspraak kon maken op vergoeding van de extra te maken reiskosten, dan wel van de niet door hem gebruikte vakantiedagen, een medische beoordeling van belang zou zijn. En daarmee, dat de kans aanwezig was dat Consument voor eigen rekening en kosten terug naar huis zou vliegen. Verzekeraar had Consument er bovendien op moeten wijzen dat indien een medische beoordeling in Zuid-Afrika niet plaats kon vinden, die dan wel zo spoedig mogelijk na aankomst in Nederland plaats had moeten vinden. Nu niet vaststaat dat Verzekeraar dat heeft gedaan, is de Commissie van oordeel dat Verzekeraar inderdaad de informatieplicht heeft geschonden.

Daartegenover staat echter volgens de Commissie dat van Consument mocht worden verwacht dat hij meteen na terugkeer in Nederland contact met Verzekeraar had opgenomen om alsnog te weten te komen wat van hem of zijn echtgenote werd verwacht.

Om die reden komt de Commissie tot de slotsom dat het redelijk en billijk is om een schuldverdeling van 50-50 procent aan te houden, zodat de door Consument gevorderde schade in die verhouding door Verzekeraar zal moeten worden vergoed.

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening Nr. 2019-603, 21 augustus 2019

SLUIMERENDE DEKKING?

Consument heeft met ingang van 1 januari 2012 een arbeidsongeschiktheidsverzekering afgesloten bij Verzekeraar. Per 16 april 2014 heeft Consument zich bij Verzekeraar arbeidsongeschikt gemeld.
Verzekeraar heeft aanvankelijk uitgekeerd, maar heeft de uitkering per 1 juni 2018 stopgezet, omdat hij meent dat er geen sprake is van arbeidsongeschiktheid bij Consument. Verzekeraar stelt zich op het standpunt dat er geen medische beperkingen zijn vastgesteld als gevolg van een ziekte. Het geschil omtrent dat punt wordt behandeld in een separate procedure.

Consument heeft Verzekeraar verzocht de verzekering met ingang van 1 november 2018 voor een jaar tegen sluimerdekking voort te zetten op grond van artikel 6.5.3 van de toepasselijke verzekeringsvoorwaarden. Dit artikel bepaalt:
‘Als de verzekerde tijdelijk stopt met de werkzaamheden die horen bij het beroep van de verzekerde kunt u vragen de dekking tijdelijk te stoppen. De verzekering loopt dan door, maar wij keren niet uit. U betaalt dan nog maar 15% van de premie. U kunt de verzekering weer beginnen, zodra de verzekerde weer begint met de werkzaamheden die horen bij het beroep van de verzekerde. Dat moet wel binnen een jaar plaatsvinden. De verzekerde hoeft dan geen nieuwe gezondheidsvragen te beantwoorden. Is de verzekering niet binnen een jaar opnieuw begonnen, dan stoppen wij de verzekering definitief.’

Verzekeraar heeft dit verzoek afgewezen. Hij meent dat deze bepaling niet ziet op de situatie zoals bij Consument thans aan de orde is. Verzekeraar stelt dat deze bepaling is geschreven voor die gevallen waarin een volledig arbeidsgeschikte verzekerde tijdelijk zijn of haar werkzaamheden stillegt. De oorzaak van het stilleggen van de werkzaamheden kan daarbij niet gelegen zijn in de (geclaimde) arbeidsongeschiktheid.

Consument stelt zich daarentegen op het standpunt dat als Verzekeraar meent dat zij niet arbeidsongeschikt is, zij arbeidsgeschikt is en derhalve is aan te merken als een verzekerde die tijdelijk stopt met de werkzaamheden die horen bij het beroep van verzekerde in de zin van de polisvoorwaarden.

De Commissie overweegt dat in het geval dat er verschil van mening bestaat over voorwaarden waar niet over is onderhandeld, een objectieve uitleg van de voorwaarde op zijn plaats is. Uit een objectieve lezing volgt volgens de Commissie dat niet uit artikel 6.5.3 kan worden afgeleid dat alleen arbeidsgeschikte verzekerden een beroep op die bepaling toekomt. Volgens de Commissie is de bepaling dan ook voor meerdere uitleg vatbaar. Dat brengt – naar het oordeel van de Commissie – met zich mee dat op grond van de contraproferentemregel van artikel 6:238 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek de voor Consument meest gunstige lezing prevaleert.

Aan de Consument komt derhalve het recht op sluimerdekking toe, ongeacht of zij arbeidsgeschikt dan wel arbeidsongeschikt wordt geoordeeld.

Auteur

Bijeenkomst AVG en personenschade – Lastige privacy issues nader belicht

Bijeenkomst AVG en personenschade – Lastige privacy issues nader belicht 2560 1707 Ekelmans Advocaten
AVG en personenschade
Leestijd: 2 minuten
Lesedauer: 2 Minuten
Reading time: 2 minutes

Bij het behandelen van letselschade worden veel (gevoelige) persoonsgegevens verwerkt. Omdat juist bij third party-verzekeringen er vaak geen contractuele relatie is met de betrokkene, en het in de regel ook nog eens over bijzondere persoonsgegevens gaat, duiken er bij letselschadebehandeling vaak ingewikkelde privacy issues op.

Op dinsdag 8 oktober 2019 lopen verzekeringsrecht-specialisten Astrid van Noort en Abdi Youssuf van Ekelmans & Meijer een aantal van de lastigste privacykwesties in letseldossiers voor verzekeraars langs tijdens de bijeenkomst AVG en personenschade bij de Insurance Academy van het Verbond van Verzekeraars. Daarbij behandelen zij concrete vragen van verzekeraars en schetsen een algemeen kader waar AVG-specialisten, privacyjuristen, compliance officers en letselschadebehandelaars van Verzekeraars in de praktijk mee aan de slag kunnen.

Mag een foto met medisch letsel in het technisch dossier worden bewaard? Als een Schade Aangifte Formulier (SAF) details bevat van een ooggetuige, hoe gaan we dan met die persoonsgegevens om? Kan een schaderegelingsbureau zonder toestemming van de benadeelde met zijn werkzaamheden aan de slag? Wat mag ik doen met het BSN van de benadeelde? Deze en soortgelijke vragen staan op 8 oktober centraal.

Meer informatie

Meer informatie vindt u op de website van het Verbond van Verzekeraars.

Wilt u graag eens doorpraten over privacy issues waar u tegenaan loopt, neem dan contact op met Astrid van Noort of Abdi Youssuf.

Contact

Balie zonder ziel

Balie zonder ziel 1000 465 Ekelmans Advocaten
Waartoe advocaten op aarde zijn
Leestijd: < 1 minuut
Lesedauer: < 1 Minute
Reading time: < 1 minute

Mr is het online platform en tijdschrift voor juristen dat bericht over actuele zaken in de juridische wereld. David de Knijff schrijft vanuit zijn ervaring als advocaat, onder meer bij de Hoge Raad, en als voormalig deken van de Haagse orde.

Als expert op het gebied van het vermogens- en procesrecht wordt hij vooral ingeschakeld door advocaten, curatoren en andere juridische professionals.

In deze blog schrijft David over de evalutatie van de NOvA betreffende de nieuwe Advocatenwet die op 1 januari a.s. 5 jaar bestaat.

Auteur

Nieuwe advocaat: Elieske Kallenberg

Nieuwe advocaat: Elieske Kallenberg 150 150 Ekelmans Advocaten
Leestijd: < 1 minuut
Lesedauer: < 1 Minute
Reading time: < 1 minute

Elieske maakt deel uit van de sectie Verzekering en Aansprakelijkheid en houdt zich bezig met uiteenlopende verzekeringsrechtelijke kwesties.

Opleiding

Elieske heeft gestudeerd aan de Universiteit Leiden. Daar behaalde zij in 2017 haar bachelorsdiploma. In 2019 rondde zij de master Civiel recht cum laude af. Tijdens haar bachelor studeerde zij een semester aan de University of East Anglia in Norwich, Verenigd Koninkrijk.

Werkervaring

In augustus 2019 is Elieske beëdigd als advocaat. Tijdens haar studie heeft zij verschillende stages gelopen in de advocatuur en bij de Rechtbank Amsterdam. Daarnaast was Elieske onder meer actief als commissielid bij de faculteitsvereniging en als bestuurslid bij het Augustijns Theater. In 2018 heeft zij de theaterstichting Henk Speelt opgericht, een muziektheatercollectief in Leiden. Eerder behaalde Elieske haar propedeuse musicaltheater aan de Fontys Hogeschool voor de Kunsten.

Contact

Beursbengel: Uitspraken GFD over een recreatiehuisverzekering en rechtsbijstand

Beursbengel: Uitspraken GFD over een recreatiehuisverzekering en rechtsbijstand 665 509 Ekelmans Advocaten
Beursbengel vakblad verzekering
Leestijd: 4 minuten
Lesedauer: 4 Minuten
Reading time: 4 minutes
Expertise:

In Dossier Kifid van de Beursbengel 2019 / nr. 887 bespreekt Sanne van der Salm twee uitspraken van de Geschillencommissie Financiële Dienstverlening: één uitspraak rond een recreatiehuisverzekering en een uitspraak over een rechtsbijstandverzekering.

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening Nr. 2019-546, 31 juli 2019

PRIMAIRE DEKKINGSBEPALING

Consument heeft bij Gevolmachtigde een recreatiehuisverzekering afgesloten. In de voorwaarden is, voor zover relevant, het volgende vermeld:

‘ONVOLDOENDE ONDERHOUD
6.13 Wij vergoeden geen schade door bevriezing. Wij vergoeden de schade wel:
– Als verzekerde kan aantonen dat hij het winterklaar maken van het recreatiehuis door een professioneel bedrijf heeft laten uitvoeren.
– Als het recreatiehuis centrale verwarming heeft die is aangesloten op het eerste gasnet en voldoende capaciteit levert om het recreatiehuis vorstvrij te houden en de verwarming valt door een storing uit.’

In het chalet van Consument is waterschade ontstaan. Het nadien opgemaakte expertiserapport concludeert dat bevriezing hiervan de oorzaak is geweest:

‘OORZAAK EN TOEDRACHT
Door vorst is een waterleiding tegen de buitenwand geknapt naast de ketel en is water in leidingen bevroren en is ook het waterreservoir van de toiletpot stuk geklapt.
(…) Het chalet betrekt gas vanuit een gasfles.
Volgens verzekerde was de thermosstaat ingeschakeld op vorstvrij en leidingen waren omwikkeld met elektradraad tegen bevriezing.’

Gevolmachtigde heeft de schadeclaim van Consument met een beroep op artikel 6.13 van de voorwaarden afgewezen.

Consument stelt zich op het standpunt dat Gevolmachtigde toerekenbaar tekortgeschoten is in de nakoming van zijn verplichtingen uit de verzekeringsovereenkomst en vordert vergoeding van de schade ter hoogte van 9.995,81 euro. Consument voert hiertoe aan dat het chalet gedurende de winter zeer frequent werd gebruikt en om die reden niet winterklaar werd gemaakt. De vorstschade zou daarnaast zijn ontstaan door storing in de stromingschakelaar van de ketel van de verwarming. Bovendien was het chalet aangesloten op een gastank met voldoende capaciteit en zou de onderhavige schade ook zijn ontstaan wanneer het chalet, zoals vereist, zou zijn aangesloten op het gasnet.

De Commissie overweegt dat de voorwaarden als uitgangspunt gelden bij de beoordeling van de dekking. Aangezien niet wordt voldaan aan de gestelde vereisten waaronder wél dekking is voor schade door bevriezing, is de Commissie van oordeel dat de schade van Consument van dekking is uitgesloten. Duidelijk is immers dat het chalet niet winterklaar werd gemaakt en geen sprake is van een voor dekking vereiste aansluiting op het gasnet. De Commissie overweegt hiertoe dat artikel 6.13 van de voorwaarden een primaire dekkingsbepaling is en dat het een verzekeraar in beginsel vrij staat de grenzen aan te geven waarbinnen hij bereid is dekking te verlenen (zie HR 9 juni 2006, ECLI:NL:HR:2006:AV9435). Van afwijking hiervan kan slechts sprake zijn indien een beroep op een primaire dekkingsbepaling naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar moet worden geacht. Het ontbreken van het causale verband tussen het niet-voldoen aan de primaire dekkingsbepaling en de voorgevallen schade is echter geen omstandigheid die een beroep op artikel 6:248 lid 2 BW rechtvaardigt (zie ook Hof ’s-Gravenhage 11 december 2012, ECLI:NL:GHSGR:2012:BZ0887).

De Commissie wijst de vorderingen van Consument af.

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening Nr. 2019-524, 23 juli 2018

BEDRIJFSMATIGE ACTIVITEITEN?

Consument heeft een particuliere rechtsbijstandverzekering gesloten. In de verzekeringsvoorwaarden is, voor zover relevant, het volgende bepaald:

‘WANNEER IS RECHTSHULP NIET VERZEKERD?
[…] Als een verzekerde een bedrijf, kantoor of praktijk heeft.
En het geschil heeft daarmee te maken. Bijvoorbeeld een geschil over een kapperszaak aan huis. Ook niet verzekerd als verzekerde iets onderneemt waarmee hij lijkt op een bedrijf.’

Consument doet een beroep op haar rechtsbijstandverzekering in verband met een geschil over een minipaard dat de wederpartij niet aan Consument wil afgeven. Rechtsbijstanduitvoerder heeft dit verzoek om rechtsbijstand afgewezen, omdat de activiteiten van Consument bedrijfsmatig zijn, althans lijken te zijn.
Consument kan zich hier niet mee verenigen. Een eerder geschil over de aankoop van een minipaard werd wél gedekt en het houden van minipaarden is slechts een hobby. Consument werkt fulltime in loondienst, staat niet ingeschreven bij de Kamer van Koophandel (kvK), maakt geen winst, verkoopt hengstenveulens enkel ter voorkoming van inteelt en zet haar hengsten slecht beperkt – veelal als vriendendienst – als dekhengst in.

Door Verzekeraar wordt vooropgesteld dat hij heeft beoogd particuliere activiteiten te verzekeren en niet activiteiten die de normale activiteiten van een particulier overschrijden. Of een activiteit de normale activiteiten van een particulier overschrijdt, wordt per situatie beoordeeld op grond van alle omstandigheden van het geval en op basis van de volgende (interne) indicatoren, die gedeeltelijk zijn gebaseerd op de informatie van de Kamer van Koophandel en de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland:
– Hoeveel dieren heeft de verzekerde?
– Hoe vaak heeft verzekerde een nestje/laat verzekerde de dieren fokken?
– Heeft verzekerde (structurele) inkomsten uit het houden van de dieren?
– Voert verzekerde acquisitie met betrekking tot het betreffende risico?
– Wat is het schadeverloop?

Het is geen vereiste dat een verzekerde een bedrijf heeft, evenmin dat winst wordt gemaakt of dat daartoe oogmerk bestaat.

De Commissie overweegt dat het relevante artikel in de verzekeringsvoorwaarden in beginsel objectief moet worden uitgelegd, nu daarover tussen Verzekeraar en Consument niet onderhandeld is (zie HR 16 mei 2008, NJ 2008, 284 (Chubb/Dagenstaed). Vastgesteld wordt dat Consument geen bedrijf heeft, want zij staat niet ingeschreven in het register van de Kamer van Koophandel, heeft geen btw-nummer en doet geen aangifte van haar inkomsten bij de Belastingdienst. Dat sprake is van een hobby en de minipaarden slechts voor het plezier worden gehouden, wordt aannemelijk geacht, maar is niet relevant. Ingevolge de Voorwaarden ontbreekt dekking immers, wanneer verzekerde iets onderneemt waarmee deze lijkt op een bedrijf.

Voor de beoordeling hiervan sluit de Commissie aan bij de door de KvK gebruikte criteria. Op basis hiervan concludeert de Commissie dat Consument activiteiten ontplooit die vallen onder de uitsluiting. De minipaarden van Consument zijn meermaals als dekhengst ingezet en jaarlijks is sprake geweest van de verkoop van een minipaard. De hiervoor ontvangen bedragen kunnen niet worden aangemerkt als symbolisch. Daarnaast adverteert Consument en neemt zij daarmee deel aan het economisch verkeer.

Dat de normale activiteiten van een particulier worden overschreden, blijkt temeer uit het feit dat Consument over de activiteiten in de afgelopen jaren regelmatig een geschil bij Rechtsbijstanduitvoerder heeft gemeld (2015, 2016 en 2018). Nu verzekeraar onder de particuliere rechtsbijstandverzekering geen activiteiten heeft willen verzekeren die de normale activiteiten van een particulier overschrijden, mocht Rechtsbijstanduitvoerder het verzoek om rechtsbijstand afwijzen. De vordering van Consument wordt afgewezen.

Auteur

Waarom er advocaten zijn op aarde

Waarom er advocaten zijn op aarde 1000 465 Ekelmans Advocaten
Waartoe advocaten op aarde zijn
Leestijd: < 1 minuut
Lesedauer: < 1 Minute
Reading time: < 1 minute

Mr is het online platform en tijdschrift voor juristen dat bericht over actuele zaken in de juridische wereld. David de Knijff schrijft vanuit zijn ervaring als advocaat, onder meer bij de Hoge Raad, en als voormalig deken van de Haagse orde.

Als expert op het gebied van het vermogens- en procesrecht wordt hij vooral ingeschakeld door advocaten, curatoren en andere juridische professionals.

In dit blog spreekt David zijn zorgen uit over het feit dat de advocatuur haar nut moet bewijzen en aanwezigheid moet verklaren.

Auteur

Architect/constructeur en aannemer/bouwer in gelijke mate aansprakelijk

Architect/constructeur en aannemer/bouwer in gelijke mate aansprakelijk 2560 1709 Ekelmans Advocaten
Architect constructeur aannemer bouwer
Leestijd: < 1 minuut
Lesedauer: < 1 Minute
Reading time: < 1 minute

Een nieuw te bouwen school is voorzien van een stalen draagconstructie met betonnen vloeren. Onderdeel van het werk is een uitkraging van twee verdiepingen hoog, die gedragen wordt door vier stalen vakwerkspanten met diagonalen en boutverbindingen. Tijdens de bouw (ver)zakt deze uitkraging.

Onderzoek leert dat ‘slip in de boutverbindingen’ in de genoemde vakwerkspanten de oorzaak van de zakking is. De aannemer verhelpt de (ver)zakking/doorbuiging door de uitkraging op te vijzelen en de
boutverbindingen aan te passen. De procedure gaat over de vraag wie deze kosten moet dragen.

Klik hieronder voor de uitspraak van Raad van Arbitrage voor de Bouw  19-7-2018, No. 35772/36.020 rond dit geschil en de gastnoot die Frank Schaaf hierbij heeft geschreven.

Auteur

Eerste AVG-boete in Nederland voor ziekenhuis: Onnodige inzage patiënt-dossier

Eerste AVG-boete in Nederland voor ziekenhuis: Onnodige inzage patiënt-dossier 1920 1271 Ekelmans Advocaten
boete inzage patientdossier
Leestijd: 2 minuten
Lesedauer: 2 Minuten
Reading time: 2 minutes
Expertise:

De Autoriteit Persoonsgegevens (AP) heeft een Haags ziekenhuis een boete van €460.000 opgelegd op grond van de Algemene Verordening Persoonsgegevens (AVG). De AP deed onderzoek nadat het ziekenhuis zelf melding had gedaan van een datalek.

Uit het onderzoek bleek dat vele medewerkers van het ziekenhuis onnodig het medisch dossier van een bekende Nederlander hadden ingezien.

Een ziekenhuis moet alle technische en organisatorische maatregelen treffen om ervoor te zorgen dat patiëntgegevens veilig zijn. De AVG bevat een aantal verplichtingen voor organisaties die op grote schaal bijzondere persoonsgegevens verwerken en dit als kerntaak hebben. In de zorg hebben organisaties vrijwel altijd als kerntaak het verwerken van bijzondere persoonsgegevens omdat zij medische gegevens verwerken. Regelmatige controle dient derhalve plaats te vinden om vast te stellen wie welk dossier raadpleegt. Daarnaast wijst de AP erop dat bij een goede beveiliging een authenticatie hoort waarbij ten minste twee factoren worden betrokken. Dit betekent dat de identiteit van een gebruiker op twee manieren wordt gecontroleerd voordat hij toegang krijgt tot een patiëntendossier, bijvoorbeeld met een code of een wachtwoord in combinatie met een personeelspas of pincode.

Onderzoek AP: Interne beveiliging niet op orde

De AP constateerde dat het ziekenhuis niet voldeed aan haar eigen beveiligingseisen. De logbestanden werden niet regelmatig beoordeeld en evenmin verliep de twee-factor-authenticatie correct. Volgens de AP was er geen sprake van een “passend beveiligingsniveau” zoals dat op grond van de AVG verplicht is.

De AP vindt het een “kwalijke” zaak dat een ziekenhuis de interne beveiliging van patiëntdossiers niet op orde heeft. Hierbij hoort volgens de AP dan ook een ferme boete. “De relatie tussen een zorgverlener en een patiënt hoort volstrekt vertrouwelijk te zijn, ook binnen de muren van een ziekenhuis. Het maakt daarbij niet uit wie je bent”, aldus de AP.

Om het ziekenhuis te dwingen de beveiliging van de patiëntdossiers te verbeteren legt de AP naast de bestuurlijke boete van €460.000 ook een last onder dwangsom op. Als het ziekenhuis de beveiliging niet voor 2 oktober 2019 op orde heeft, moet het ziekenhuis elke twee weken dat de overtreding voortduurt een dwangsom van €100.000 betalen, met een maximum van € 300.000.

Het ziekenhuis legt zich niet neer bij de uitspraak van de AP en gaat in beroep.

Heeft u vragen over de manier waarop uw organisatie de verplichtingen van de AVG heeft geregeld? Neemt dan contact op met Astrid van Noort van onze Privacy Desk.

Auteur(s)

Beursbengel: Uitspraken GFD over een bank- en hypotheekadvies

Beursbengel: Uitspraken GFD over een bank- en hypotheekadvies 665 509 Ekelmans Advocaten
Beursbengel vakblad verzekering
Leestijd: 4 minuten
Lesedauer: 4 Minuten
Reading time: 4 minutes
Expertise:

In Dossier Kifid van de Beursbengel 2019 / nr. 886 bespreekt Simone Eman twee uitspraken van de Geschillencommissie Financiële Dienstverlening: één uitspraak rond het advies van een bank en een uitspraak over het advies van een hypotheekadviseur.

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening Nr. 2019-352, 17 mei 2019

VEILIG BANKIEREN

Consument heeft een motor gekocht van een buitenlandse particulier. Voordat hij de betaling deed, heeft hij een bankfiliaal bezocht. Consument stelt dat hij daar aan een medewerker van de Bank heeft gevraagd of het veilig was om het geld over te maken op de buitenlandse rekening van de verkoper. Volgens Consument heeft een medewerker van de Bank geantwoord dat dit een veilige manier van betalen was. Onder begeleiding van deze medewerker heeft Consument toen ter plekke de aankoopsom van 4.250 euro overgemaakt.

Omdat Consument niets hoorde van de verkoper heeft hij de Bank gebeld met de vraag of het aankoopbedrag kon worden teruggestort. De Bank heeft Consument geadviseerd drie dagen te wachten. Nadat ook die drie dagen waren verstreken en de verkopende partij nog steeds niet over de brug kwam, heeft de Bank Consument geadviseerd om aangifte te doen. Consument heeft dit gedaan.

De Bank heeft vervolgens contact gezocht met de buitenlandse bank van de ontvangende partij met het verzoek het geld terug te storten. De Bank heeft Consument daarop een mail gestuurd dat het voor de buitenlandse bank niet mogelijk was om het geld terug te storten omdat de betaalrekening van de ontvangende partij was beëindigd. In deze e-mail heeft de Bank Consument daarnaast een aantal tips gegeven om voortaan veiliger aankopen te doen via het internet.

Consument heeft vervolgens een klacht ingediend bij Kifid en vordert het aankoopbedrag terug. Hij stelt zich – kort gezegd – op het standpunt dat hij nou juíst naar de Bank is gegaan voor advies over veilig betalen en dat de (medewerker van de) Bank tekort is geschoten door hem niet te wijzen op veiligere alternatieven zoals dat later in de e-mail wél gedaan is. De Bank voert verweer.

De Commissie komt tot het oordeel dat niet is vast komen te staan dat de Bank Consument onjuist advies heeft verstrekt. Om tot toewijzing van de vordering te komen, is volgens de Commissie van belang dat vast komt te staan hoe het contact tussen de medewerker van de Bank en Consument is verlopen. De Bank heeft navraag gedaan bij diens medewerkers, maar die konden zich in dit verband niets meer herinneren. De Commissie sluit vervolgens aan bij artikel 150 Rv, waarbij zij overweegt dat het aan Consument is om – bij voldoende betwisting – te bewijzen dat het contact tussen hem en de medewerker van de Bank is verlopen zoals hij stelt.

Volgens de Commissie is wel voldoende vast komen te staan dat Consument naar de Bank is gekomen voor advies, maar slaagt Consument er niet in aannemelijk te maken dat de medewerker van de Bank hem ook daadwerkelijk onjuist heeft geadviseerd.

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening Nr. 2019-359, 22 mei 2019

DE BANK EN HAAR ZORGPLICHT

Consument heeft zich laten adviseren door een hypotheekadviseur. Na advies en bemiddeling van de adviseur heeft de Bank Consument een aflossingsvrije hypothecaire geldlening zonder NHG van 186.000 euro verstrekt. Bij de hypotheekofferte die door de Bank aan Consument is verstrekt, heeft de Bank expliciet gemeld dat de offerte wordt aangeboden door tussenkomst van een bemiddelaar en dat de Bank Consument niet adviseert noch het advies van de bemiddelaar controleert.

Na enige tijd houdt Consument op met betalen van de hypotheektermijnen. Vanaf dat moment is er meerdere malen telefonisch en schriftelijk contact geweest tussen de Bank en Consument. Nadat het Consument niet lukt zijn huis onderhands te verkopen, verstrekt hij een volmacht aan de Bank om de verkoop van het huis over te nemen. Als ook dat niet lukt, gaat de Bank over tot executoriale verkoop. De woning is verkocht voor een bedrag van 137.000 euro. Consument blijft met een restschuld van 59.084,70 euro zitten en keert zich tot het Kifid.

Consument vordert van de Bank schade van 215.000 euro. Consument meent namelijk dat de Bank diens zorgplicht jegens Consument heeft geschonden. Volgens Consument heeft de Bank hem niet goed geïnformeerd over de eigenschappen van de verstrekte geldlening. Daarbij is er volgens Consument sprake van overkreditering en heeft de Bank de belangen van Consument niet voldoende in ogenschouw genomen bij de executie van het huis.

De Bank stelt zich – kort gezegd – op het standpunt dat zij haar zorgplicht jegens Consument niet heeft geschonden, dat er geen sprake is van overkreditering en dat zij in het executietraject de belangen van Consument niet uit het oog is verloren.

De Commissie is van oordeel dat op de Bank niet de plicht rustte om Consument te waarschuwen voor het feit dat het een aflossingsvrije geldlening zonder NHG betrof. Het was immers – zo oordeelt de Commissie – aan de adviseur om Consument daarover te adviseren.

Wel meent de Commissie dat er op de Bank altijd een bijzondere zorglicht rust, die meebrengt dat zij voorafgaand aan het sluiten van een overeenkomst tot hypothecair krediet met een consument gehouden is de aangevraagde financiering te toetsen, teneinde overkreditering van consumenten te voorkomen. Banken mogen in dat verband niet zonder meer afgaan op de gegevens die door de bemiddelaar worden verstrekt. In het onderhavige geval komt de Commissie evenwel tot het oordeel dat er van overkreditering geen sprake is.

Wat betreft het executietraject oordeelt de Commissie dat het de Bank in beginsel vrij stond om te bepalen dat zij tot executoriale verkoop over zou gaan op het moment en op de wijze zoals zij dat gedaan heeft. Deze bevoegdheid van de hypotheekhouder wordt evenwel begrensd doordat zij wel de maatschappelijke zorgvuldigheid jegens Consument in acht dient te nemen. Volgens de Commissie kwalificeert het feit dat Consument met een restschuld achterbleef in deze zaak niet als een dusdanige onzorgvuldigheid dat de Bank van executie af had moeten zien. In het onderhavige geval komt de Commissie dan ook tot het oordeel dat de Bank in het executietraject niet onzorgvuldig heeft gehandeld. De vordering van Consument wordt afgewezen.

Auteur

We gebruiken cookies om ervoor te zorgen dat onze website zo soepel mogelijk draait. Als je doorgaat met het gebruiken van de website, gaan we ervan uit dat je ermee instemt.