Onze mensen

Nieuwe advocaat: Lieske de Vos

Nieuwe advocaat: Lieske de Vos 150 150 Ekelmans Advocaten
Leestijd: < 1 minuut
Lesedauer: < 1 Minute
Reading time: < 1 minute

Lieske is werkzaam bij Ekelmans & Meijer op de sectie Verzekering en Aansprakelijkheid en staat verzekeraars bij in uiteenlopende aansprakelijkheidskwesties.

Lieske heeft haar bachelor rechtsgeleerdheid behaald in 2017 aan de Universiteit van Utrecht. Ze volgde tijdens haar bachelor zowel het toga- als het notariële traject. Gedurende haar bachelor nam zij deel aan het honours programme (Utrecht Law College). In 2018 rondde Lieske de master ‘Privaatrechtelijke Rechtpraktijk’ met goed gevolg af.

Gedurende haar studie heeft Lieske verschillende stages gelopen bij grote advocatenkantoren. Ook vervulde zij de rol van voorzitter binnen het bestuur van de notariële studievereniging Vevanos. Na het behalen van haar master trad Lieske in dienst bij de Universiteit Utrecht als Docent Privaatrecht. Naast deze werkzaamheden zet Lieske zich in als bestuurslid van de Stichting Home of Hope.

Contact

Klaas Jan Visser spreker Legalink Trust & Private client groep in Frankfurt

Klaas Jan Visser spreker Legalink Trust & Private client groep in Frankfurt 1900 1357 Ekelmans Advocaten
Klaas Jan Visser-Ekelmans Advocaten
Leestijd: < 1 minuut
Lesedauer: < 1 Minute
Reading time: < 1 minute
Expertise:

Fiscalist Klaas – Jan Visser van Ekelmans & Meijer sprak op 17 juni bij de Legalink Trust & Private client groep in Frankfurt over immigratie van HNW individuals en de Nederlandse UBO wetgeving.

Veel advocatenkantoren, van het Verenigd Koninkrijk tot Spanje waren vertegenwoordigd.

Gastheer was het Duitse advocatenkantoor Rittershaus. Naast Klaas-Jan waren er sprekers uit Duitsland, Liechtenstein en Frankrijk .

Ekelmans & Meijer is actief lid van Legalink. Op alle rechtsgebieden waarop we actief zijn, laten we ons internationaal informeren en delen we onze expertise met andere leden van het netwerk.
Onze cliënten profiteren optimaal van ons netwerk en onze (internationale) know how.

Contact

The Obstacle Criterion

The Obstacle Criterion 150 150 Ekelmans Advocaten
Leestijd: 4 minuten
Lesedauer: 4 Minuten
Reading time: 4 minutes

Dutch healthcare insurers provide three types of insurance. Under the in-kind contracted care policy, the insurer reimburses the provided care received by contracted care providers.

The insured can however still receive health care from non-contracted care providers, but –in that case – under Dutch law – the insurer does not have to reimburse all the costs. The Dutch Supreme Court recently issued an important ruling on this matter.

In-kind-contracted care policies

Generally, Dutch healthcare insurers provide three types of insurance: in-kind contracted care policies, restitution non- contracted care policies and the combined policy.

Under the in-kind care policy, the insurer reimburses the care received by the insured provided by a care provider that the insurer has a contract with. The insured are not entitled to reimbursement of the costs of the care provided, but to the care itself.

The restitution non-contracted care policies on the other hand, reimburse the costs of care given by the insured’s care provider of his/her own choice. These policies are usually more expensive.

Lastly, there is the combined policy, which is a combination of the aforementioned policies.

The in-kind-contracted care policy is central to this article.

Reimbursement for non-contracted care

As mentioned before, the insured with an in-kind contracted care policy is entitled to healthcare. To meet the obligation to provide care under these policies, insurers enter into agreements with care providers about the care or service to be provided and the price to be charged for it. This way insurers try to achieve savings on healthcare costs.

The insured can however still receive health care from non-contracted care providers. In accordance with article 13 of the Dutch Health Insurance Act insurers must give the insured reimbursement for non-contracted care. The insurers determine the amount of this reimbursement, as long as the reimbursement isn’t so low that it constitutes an obstacle for the insured to turn to a non-contracted health care provider of his/her choosing.

The court of appeal held that a general reimbursement of 75-80% of the market rates was regarded as a widely accepted practice standard of how low a reimbursement may be to not constitute an obstacle to be free in the choice of a care provider.[1] This judgment of the Court of Appeal has been upheld by the Dutch Supreme Court in2014.[2]

Despite that, a non-contracted healthcare provider tried his luck again and brought a case all the way before the highest Dutch Court. On June 7th 2019, The Dutch Supreme Court ruled on the matter.

Dutch Supreme Court Judgment on obstacle criterion

In this case, the insurer reimbursed 75% of the market rates for the healthcare provided by this particular healthcare provider. The healthcare provider, however, argued that this system was not fair. He maintained the opinion that the insurer was acting in breach of the ‘obstacle criterion’ enclosed in article 13 of the Dutch Health Insurance Act. Also, he took the position that the ‘obstacle criterion’ precludes a generic discount. Therefore, the healthcare provider was of the opinion that the insurer was only entitled to deduct a small amount for the extra administrative acts they had to carry out as a result of not having a contract with this healthcare provider.

The Dutch Supreme Court considers that article 13 of the Dutch Health Insurance Act speaks in general terms of “a reimbursement to be determined by the health insurer”. Furthermore, the explanatory memorandum of that act shows – according to the Dutch Supreme Court -that the health insurer has a great deal of freedom to determine the amount of the reimbursement as long as they do not act contrary to the “obstacle criterion’ and as long as they use the same method of calculation for each insured person who requires the same form of care or service.

Therefore, the Dutch Supreme Court rules that neither the explanatory memorandum of the Dutch Health Insurance Act nor the text in article 13 of the Act support the view that a health insurer may only reduce the reimbursement for non-contracted care by the (average) extra (administrative) costs they had to carry out because of the absence of a contract with the concerned health provider. According to the Dutch Supreme Court the latter view would also undermine the legislators’ desired system of Dutch in-kind care policies that differentiate between contracted and non-contracted care. Accepting the view of the healthcare provider would mean that even with the use of non-contracted care there would still be a right to an almost complete reimbursement, which was not the intention of the legislator.

According to the Dutch Supreme Court the complaint that the ‘obstacle criterion’ generally opposes a generic discount can also not be supported by the explanatory memorandum of the Dutch Health Insurance Act. Whether and to what extent the ‘obstacle criterion’ precludes a generic discount in certain cases can only be determined on the basis of concrete facts and circumstances.[3]

Reimbursement of 75% not (necessarily) an obstacle

This ruling of the Dutch Supreme Court is in line with the previous case law. Therefore, the health insurer is (still) entitled to determinate how much they reimburse under an in-kind contracted care policy in case of health care provided by non-contracted healthcare providers as long as they do not act contrary to the ‘obstacle criterion’. A general Reimbursement of 75% of the market rates on its own, is considered not to be an obstacle for the freedom of choice of a care provider.

[1] Court of Appeal Den Bosch, July 9th 2013, ECLI:NL:GHSHE:2013:2971.
[2] Dutch Supreme Court July 7th 2014, ECLI:NLHR:2014:1646.
[3] Dutch Supreme Court June 7th 2019, ECLI:NL:HR:2019:853.

Bron: Insurance Law Global

Auteur

Beursbengel: Uitspraken GFD, twee uitspraken rond zorgplicht

Beursbengel: Uitspraken GFD, twee uitspraken rond zorgplicht 665 509 Ekelmans Advocaten
Beursbengel vakblad verzekering
Leestijd: 4 minuten
Lesedauer: 4 Minuten
Reading time: 4 minutes
Expertise:

In Dossier Kifid van de Beursbengel 2019 / nr. 885 bespreekt Lieske de Vos twee uitspraken van de Geschillencommissie Financiële Dienstverlening rond zorgplicht.

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening Nr. 2019-222, 28 maart 2019

ZORGPLICHT KAN DOORVERWIJZINGSPLICHT INHOUDEN

Consument heeft zich laten adviseren over het intern oversluiten van een hypothecaire geldlening. Hetgeen de Adviseur aan Consument geadviseerd heeft, heeft Consument in een nadelige positie gebracht.
Consument stelt dat de Adviseur de omzetting van de geldlening had moeten afraden, aangezien de vergoeding voor vervroegde aflossing netto niet wordt terugverdiend binnen de nieuwe rentevastperiode van tien jaar en vordert derhalve schadevergoeding.

De Adviseur verweert zich met de stelling dat de vergoedingsrente en advieskosten in 75 maanden worden terugverdiend. Hierbij heeft de Adviseur zich gebaseerd op brutobedragen, hetgeen volgens de Adviseur conform de op hem door de AFM opgelegde verplichtingen is.

De Commissie stelt allereerst vast dat, op grond van artikel 7:401 BW, op de Adviseur een zorgplicht rust. Deze zorgplicht houdt in dat de Adviseur bij de uitvoering van zijn opdracht de zorgvuldigheid moet betrachten die van een redelijk bekwaam en redelijk handelend vakgenoot mag worden verwacht.

Van een redelijk bekwaam en redelijk handelend Adviseur mag worden verwacht dat hij bij het oversluiten van een hypothecaire geldlening beoordeelt of het oversluiten in het belang van Consument is. Om te bepalen welk belang Consument heeft, dient een Adviseur informatie in te winnen omtrent haar kennis en ervaring, wensen, doelen, risicobereidheid en mogelijkheden, zodat de Adviseur in redelijkheid tot het oordeel kan komen dat de te geven adviezen passend zullen zijn. Hierbij mag van een Adviseur worden verwacht dat hij beschikt over de nodige deskundigheid en vakkennis.

In een geval als het onderhavige mag van een Adviseur worden verwacht dat hij Consument op zijn minst informeert omtrent de eventuele fiscale consequenties bij het oversluiten van de hypothecaire geldlening. De Commissie benadrukt hierbij dat de zorgplicht niet inhoudt dat fiscaal advies moet worden gegeven, maar dat de Consument wel afdoende moet worden geïnformeerd. Zo had de Adviseur Consument erop moeten wijzen dat voor de berekening van de nettolasten fiscaal advies nodig was en had Consument hiervoor moeten worden doorverwezen naar een fiscalist. Indien de Adviseur deze informatie zou hebben verstrekt, zou zijn voldaan aan de op hem rustende zorgplicht. Hiervan is nu geen sprake.

Nu de Commissie van oordeel is dat de Adviseur zijn zorgplicht heeft geschonden, wordt hij gehouden de schade van Consument te vergoeden. Bovendien dienen de in rekening gebrachte advieskosten, vanwege de schending van de zorgplicht, te worden gematigd. Naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid acht de Commissie het immers onaanvaardbaar dat de Adviseur aanspraak kan maken op het gehele honorarium.

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening Nr. 2019-213

ZORGPLICHT, WAAR LIGT DE GRENS?

Consument heeft hersteladvies omtrent de omzetting van de oorspronkelijke beleggingsverzekering verkregen van Tussenpersoon. Consument beklaagt zich erover dat de Tussenpersoon, in strijd met de op hem rustende zorgplicht en mededelingsplicht, geen deugdelijk hersteladvies heeft verleend.

De Tussenpersoon betwist dat hij is tekortgeschoten in zijn verplichtingen jegens Consument. Hierbij voert de Tussenpersoon aan dat het adviestraject naar behoren is verlopen en geeft daarbij aan dat hij aan zijn verplichtingen uit hoofde van wet- en regelgeving heeft voldaan.

De Commissie stelt voorop dat bij de uitvoering van de overeenkomst van opdracht een zorgplicht rust op de Tussenpersoon. Een Tussenpersoon moet de zorg betrachten die van een redelijk handelend en redelijk bekwaam vakgenoot mag worden verwacht. Hierbij dient de rechtsverhouding tussen Consument en de Tussenpersoon in ogenschouw te worden genomen en niet de eventueel toepasselijke publiekrechtelijke toezichts- en/of gedragsnormen. Die regels en normen kunnen daarentegen wel een rol spelen bij de invulling van hetgeen van een redelijk bekwaam en redelijk handelend adviseur mag worden verwacht.

Op basis van de richtlijnen over hersteladvisering was de Tussenpersoon gehouden Consument een advies te verstrekken waarin zou worden vastgesteld:
1. wat Consument op dit moment heeft;
2. wat zijn doel was ten tijde van het sluiten van de Verzekering en of dit doel alsnog behaald kan worden;
3. wat Consument kan doen om dit doel alsnog te benaderen.

Wanneer Consument zodanig wordt geïnformeerd dat hij in staat is een geïnformeerde keuze te maken over het wijzigen of ongewijzigd laten van zijn verzekeringsovereenkomsten, wordt aan de zorgplicht voldaan. De advisering hoeft derhalve slechts betrekking te hebben op aanpassing, wijziging of omzetting van de oorspronkelijke beleggingsverzekering ten behoeve van het alsnog bereiken van het oorspronkelijke doel.

De Tussenpersoon heeft op basis van de door Consument verstrekte informatie vastgesteld wat de situatie was van Consument. Aan de hand van deze vaststelling is de Tussenpersoon tot de conclusie gekomen dat het oorspronkelijke doel naar verwachting niet gehaald zal worden. Aan Consument zijn door de Tussenpersoon vervolgens een aantal opties voorgehouden om tot een verbetering van de situatie te komen.

De eisen die Consument stelt aan de aard, inhoud en omvang van het door de Tussenpersoon gegeven hersteladvies zijn niet in overeenstemming met de op de Tussenpersoon rustende verplichtingen. Deze verplichtingen houden immers niet in dat de Tussenpersoon tot in detail moet informeren over de volledige kostenlading van huidige en/of andere producten. Bovendien strekt de verplichting niet zo ver dat de Tussenpersoon gehouden is Consument van elk mogelijk alternatief op de hoogte te stellen.

Zodoende brengt de verplichting van Tussenpersoon om periodiek te kijken naar de verzekeringen in zijn portefeuille niet mee dat in geval van een door een verzekeraar nieuw geïntroduceerd product, dat product direct na deze introductie bij Consument onder de aandacht brengt.

De conclusie is uiteindelijk dat Tussenpersoon niet toerekenbaar tekort is geschoten jegens Consument. Derhalve is de klacht ongegrond en wijst de Commissie de vorderingen van Consument af.

Meer weten over verzekeringsrecht?

U acteert in een snel veranderende wereld. Onze verzekeringsspecialisten kennen de details van uw markt. Uw werkterrein laat zich niet in één activiteit of in één juridisch deelgebied vangen. Daarom staan advocaten met verschillende aandachtsgebieden klaar om u te adviseren.

Ons team Verzekering behartigt de belangen van grote en gespecialiseerde verzekeraars en hun verzekerden. Wij houden ons bezig met aansprakelijkheidsrecht en verzekeringsrecht in de breedste zin van het woord en werken voor zorgverzekeraars, schadeverzekeraars en levensverzekeraars.

Ekelmans & Meijer hosts worldwide Legalink General Meeting in Amsterdam

Ekelmans & Meijer hosts worldwide Legalink General Meeting in Amsterdam 1000 465 Ekelmans Advocaten
Legalink meeting Amsterdam
Leestijd: 2 minuten
Lesedauer: 2 Minuten
Reading time: 2 minutes
Expertise:

It was a privilege for our firm to host the 2019 Legalink General Meeting in Krasnapolsky, Amsterdam. 80 delegates from 32 member lawfirms around the world, from Australia to Chili, shared knowledge, talked business and made new friends. All aimed at working together and providing our clients with cross border legal services.

Ekelmans & Meijer organised the conference with co host Jonker Abeln from Amsterdam.

We held business meetings with practice groups and had many interesting guest speakers:

On Friday 17 May the keynote speaker Mr Bernard Wientjes shared his views on “How to model international cooperation”. It was a great meeting.

Distinguished panelmembers conducted discussions on “Litigation or Arbitration in international disputes”. Panel member (among others) were Lincoln S. Frakes, President of the NCC District Court, Professor Filip De Ly, founder and CEO of Omni Bridgeway Wieger Wielinga and Supreme Court litigator David de Knijff from Ekelmans & Meijer.

On Saturday 18 May we had an energizing Brexit panel consisting of external experts and lawyers from our German and London firms.

We were honoured to receive all speakers and delegates and received many thank you notes:

“The conferences, the speakers, the attractive topics, the venue and the social events were all very well chosen and memorable. I enjoyed very much the presentation and vision of Bernard Wientjes, the panel on litigation [ ] and the thought provoking panel on Brexit on Saturday morning. Both great Dutch firms showed us what respect and friendship in our network means in organizing this together”

In conclusion: we want to offer our clients the best legal services worldwide available. Our active Legalink membership ensures our clients acces to a world of expertise.

Legalink is an international legal Network of over 60 independent business oriented law firms with members from the majority of the world’s main commercial centres.
The Network is now composed of more than 3000 legal professionals. Legalink operates internationally but personally, delivering top quality multi-jurisdictional legal services.

Contact

Beursbengel: Uitspraken GFD over een gezondheidsverklaring en arbeidsongeschiktheid

Beursbengel: Uitspraken GFD over een gezondheidsverklaring en arbeidsongeschiktheid 665 509 Ekelmans Advocaten
Beursbengel vakblad verzekering
Leestijd: 4 minuten
Lesedauer: 4 Minuten
Reading time: 4 minutes
Expertise:

In Dossier Kifid van de Beursbengel 2019 / nr. 884 bespreekt Sanne van der Salm twee uitspraken van de Geschillencommissie Financiële Dienstverlening rond een gezondheidsverklaring en een arbeidsongeschiktheidsverzekering.

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening Nr. 2019-165, 6 maart 2019

ZWAARWEGENDE VRAAG

Consument heeft op 8 juni 2004 bij Verzekeraar een ‘Hypotheek Opvang Polis tegen koopsom’ aangevraagd met dekking voor arbeidsongeschiktheid en werkloosheid. De drie vragen op de bijbehorende verkorte gezondheidsverklaring zijn door Consument met ‘Nee’ beantwoord. Daarnaast wordt een lengte van 164 cm en een gewicht van 74 kg opgegeven.

Op 19 oktober 2007 heeft Consument met haar partner tevens een verzekering ‘Woongarant Inkomensbeschermingsplan tegen koopsom’ aangevraagd met dekking voor arbeidsongeschiktheid. Ook op dit aanvraagformulier wordt gevraagd naar de lengte en het gewicht van Consument. Consument heeft hierop aangegeven dat zij 80 kg weegt bij een lengte van 165 cm.

In 2016 heeft Consument zich arbeidsongeschikt gemeld wegens een verhoogde hersendruk en complicaties na een buikwandcorrectie. De medisch adviseur van Verzekeraar heeft naar aanleiding van deze claim medische informatie opgevraagd. Uit deze informatie volgt dat Consument in 2004 haar dokter heeft geconsulteerd in verband met de wens een maagband te plaatsen. Het gewicht van Consument was op dat moment 136 kg bij een BMI van 54.

Op 18 april 2017 heeft Verzekeraar de beide verzekeringen van Consument beëindigd en de claim van Consument afgewezen. Verzekeraar beroept zich op art. 7:930 lid 4 en 7:929 lid 2 BW en stelt zich op het standpunt dat Consument haar mededelingsplicht bij het aangaan van de verzekeringen heeft geschonden. Bij ware stand van zaken zou Verzekeraar de verzekeringen niet, of niet onder dezelfde condities, zijn aangegaan.

Consument vordert het in kracht herstellen van de twee verzekeringen, evenals uitkering onder die verzekeringen.

De Commissie overweegt dat art. 7:928 BW de Consument verplicht voor het sluiten van de overeenkomst aan de Verzekeraar alle feiten mede te delen die hij kent of behoort te kennen en waarvan, naar hij weet of behoort te begrijpen, de beslissing van de verzekeraar of, en zo ja op welke voorwaarden, hij de verzekering zal willen sluiten afhangt of kan afhangen. Indien de verzekering wordt gesloten op de grondslag van een door de verzekeraar opgestelde vragenlijst is de relevantie van deze informatie voor Verzekeraar gegeven. Bij de vraag of de verzwegen feiten voor de verzekeraar relevant zijn voor de acceptatiebeslissing geldt als uitgangspunt een toetsing aan het acceptatiebeleid van een redelijk handelend verzekeraar (HR 5 oktober 2018, ECLI:NL:HR:2018:1841).

Op grond van het medisch dossier neemt de Commissie als vaststaand aan dat Consument op 19 april 1999 120 kg woog en op 1 november 2004 136 kg. Als Consument op 8 juni 2004 74 kg woog, zou zij in de periode van 1999 tot 2004 46 kg zijn afgevallen en vervolgens in vijf maanden tijd weer 62 kg zijn aangekomen. De Commissie acht het niet aannemelijk dat, gezien de hoeveelheid kilo’s en tijdspanne, Consument op 9 juni 2004 74 kg woog. Ook gezien het feit dat Consument in 2013 – bij een gewicht van 162 kg – een maagverkleining heeft ondergaan. Door Consument is niets aangevoerd dat het opgegeven gewicht aannemelijk maakt. Aldus heeft Consument naar oordeel van de Commissie haar precontractuele mededelingsplicht geschonden door op de gezondheidsverklaring uit 2004 een onjuist gewicht in te vullen.

Of Consument ook op de gezondheidsverklaring van 2007 een onjuist gewicht heeft opgegeven, kan – bij gebrek aan medische informatie over periode 2005 tot 2013 – niet worden vastgesteld. De Commissie concludeert daarom dat Verzekeraar niet gerechtigd was de tweede verzekering te beëindigen. Aldus wordt Verzekeraar gehouden de claim vanwege een verhoogde hersendruk en complicaties na de buikwandcorrectie alsnog in behandeling te nemen onder het Woongarant inkomensbeschermingsplan.

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening Nr. 2019-196, 20 maart 2019

STELPLICHT ARBEIDSONGESCHIKTHEID

Consument is bij Verzekeraar verzekerd onder een collectieve arbeidsongeschiktheidsverzekering. In artikel 3 van de verzekeringsvoorwaarden is het volgende bepaald:
‘Van arbeidsongeschiktheid is uitsluitend sprake indien er in relatie tot ziekte, aandoeningen of ongeval, objectief medisch vast te stellen stoornissen bestaan, waardoor de verzekerde minder kan verdienen dan toen hij nog gezond was.’

Consument heeft zich per 19 april 2010 bij Verzekeraar arbeidsongeschikt gemeld wegens lichamelijke en psychische klachten. Met ingang van 1 augustus 2010 heeft Consument een uitkering op basis van een arbeidsongeschiktheidspercentage van 80-100 procent ontvangen. Na een herbeoordeling in februari 2015 wordt het arbeidsongeschiktheidspercentage vastgesteld op 57,93 procent en wordt de uitkering naar beneden bijgesteld.

Consument kan zich met deze beslissing niet verenigen en stelt dat haar klachten en beperkingen zijn onderschat. Een door de medisch adviseur van Verzekeraar uitgevoerde herbeoordeling van de beslissing van februari 2015 concludeert echter dat de mate van arbeidsongeschiktheid op terechte en goede gronden op 57,93 procent werd vastgesteld. Met deze beslissing kan Consument zich eveneens niet verenigen, reden waarom zij in januari 2017 opnieuw bezwaar aantekent. Aangezien het laatste psychiatrisch onderzoek van Consument alweer van twee jaar daarvoor dateerde, heeft Verzekeraar Consument opnieuw laten beoordelen. Ditmaal volgt uit de medische bevindingen van de verzekeringsarts wel een arbeidsongeschiktheidspercentage van 80-100 procent. De uitkering wordt vervolgens overeenkomstig aangepast vanaf de datum van het verzekeringsgeneeskundig onderzoek.

In de klachtprocedure stelt Consument zich op het standpunt dat zij sinds 2010 onafgebroken volledig arbeidsongeschikt is geweest. Consument vordert een aanvullende uitkering op basis van 80-100 procent arbeidsongeschiktheid over de periode 24 februari 2015 tot 30 november 2017.

Naar oordeel van de Commissie heeft de verzekeringsarts in 2015 goed onderbouwd aangegeven waarom hij geen beperkingen stelt voor de concentratiestoornissen van Consument en hiervoor geen urenbeperking geeft. Wanneer Consument de juistheid van die constateringen bestrijdt, mag van haar worden verlangd dat zij haar stellingen deugdelijk onderbouwt. In dit geval heeft Consument enkel een behandelplan van een behandelend sociaal psychiatrisch verpleegkundige van 4 mei 2016 overgelegd. Gebleken is echter dat de herbeoordelend verzekeringsarts in 2015 eveneens over gegevens van deze verpleegkundige beschikte. Hiermee zijn naar oordeel van de Commissie geen argumenten aanwezig om de rapportage uit 2015 terzijde te schuiven. Dat Verzekeraar toerekenbaar tekort zou zijn geschoten in de nakoming van zijn verbintenissen uit de verzekeringsovereenkomst is hiermee niet vast komen te staan. De vordering van Consument wordt afgewezen.

Auteur

Bezit geldt als volkomen titel. Kunnen dingen eenvoudiger worden gezegd?

Bezit geldt als volkomen titel. Kunnen dingen eenvoudiger worden gezegd? 1000 465 Ekelmans Advocaten
Waartoe advocaten op aarde zijn
Leestijd: < 1 minuut
Lesedauer: < 1 Minute
Reading time: < 1 minute

Mr is het online platform en tijdschrift voor juristen dat bericht over actuele zaken in de juridische wereld. David de Knijff schrijft vanuit zijn ervaring als advocaat, onder meer bij de Hoge Raad, en als voormalig deken van de Haagse orde.

Als expert op het gebied van het vermogens- en procesrecht wordt hij vooral ingeschakeld door advocaten, curatoren en andere juridische professionals.

In deze blog vraagt David zich af of wetgever en juridische professionals, het recht (en zichzelf) voor burgers en ondernemers toegankelijker en aansprekender kunnen maken, door zich anders uit te drukken in woord en geschrift.

Auteur

Beursbengel: Uitspraken GFD, twee uitspraken rond een rechtsbijstandverzekering

Beursbengel: Uitspraken GFD, twee uitspraken rond een rechtsbijstandverzekering 665 509 Ekelmans Advocaten
Beursbengel vakblad verzekering
Leestijd: 4 minuten
Lesedauer: 4 Minuten
Reading time: 4 minutes
Expertise:

In Dossier Kifid van de Beursbengel 2019 / nr. 883 bespreekt Simone Eman twee uitspraken van de Geschillencommissie Financiële Dienstverlening rond rechtsbijstandverzekering.

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening Nr. 2019-147, 28 februari 2019

EENIEDER WORDT GEACHT DE WET TE KENNEN

Consument heeft een rechtsbijstandverzekering afgesloten bij Verzekeraar voor de modules Consument & Wonen, Verkeer en Medisch. Niet verzekerd is de module Inkomen. In de bepalingen uit de van toepassing zijnde Bijzondere Voorwaarden – voor zover van belang – staat het volgende: Artikel 4 b. (onder de kop ‘Wanneer krijgt u juridische hulp van Achmea Rechtsbijstand?’) van de Bijzondere voorwaarden Consument & Wonen:
‘U krijgt juridische hulp van Achmea Rechtsbijstand in de volgende situaties:
[…] b. U heeft een conflict over iets dat te maken heeft met personen- en familierecht. Bijvoorbeeld over afstamming of een geboorte.’
Artikel 5 l. (onder de kop ‘Wanneer krijgt u juridische hulp van Achmea Rechtsbijstand?’ van de Bijzondere voorwaarden Inkomen:
‘U krijgt juridische hulp van Achmea Rechtsbijstand in de volgende situaties: U heeft een conflict over een erfenis. Degene die de erfenis nalaat, is overleden na de ingangsdatum van deze verzekering. Dan krijgt u juridische hulp.’

Consument wenst rechtsbijstand voor het opeisen van zijn legitieme portie. De claim is door Verzekeraar afgewezen omdat Consument – volgens hem – niet verzekerd is voor juridische bijstand bij een conflict over een erfenis.

Consument stelt dat Verzekeraar tekortschiet in de nakoming van de verzekeringsovereenkomst. Hij legt hieraan ten grondslag dat hij verzekerd is voor juridische hulp bij een conflict dat iets te maken heeft met personen- en familierecht. Dat het opeisen van de legitieme portie hierbuiten valt, staat volgens Consument niet in de Bijzondere Voorwaarden. Evenmin wordt verwezen naar de module Inkomen, waaronder conflicten over de erfenis uitdrukkelijk wel gedekt worden. Consument is dan ook van mening dat het voor een leek niet duidelijk is dat het opeisen van de legitieme portie niet valt binnen het personen en familierecht.

Verzekeraar heeft verweer gevoerd. Dit verweer komt kortweg op het volgende neer. Consument is niet verzekerd voor juridische hulp bij het opeisen van de legitieme portie. Als Consument zich hiervoor wel had willen verzekeren had hij de module Inkomen af moeten sluiten. Aangezien het personen- en familierecht in een ander boek van het Burgerlijk Wetboek opgenomen staat dan het erfrecht, zou het zelfs voor een leek duidelijk moeten zijn dat het opeisen van een legitieme portie niet valt binnen het personen- en familie recht.

De Commissie is van oordeel dat de dekking terecht geweigerd is en wijst de vordering van Consument af. De Commissie volgt de Verzekeraar in zijn standpunt dat het onderscheid, tussen personen- en familierecht enerzijds en erfrecht anderzijds, ook in de wet wordt gemaakt en daarmee een logisch te maken onderscheid is. Daarbij merkt de Commissie nog op dat de bepaling uit de Bijzondere Voorwaarden waar Consument zich op beroept, op geen enkele wijze verwijst naar een erfrechtelijk conflict. Consument had er dus niet vanuit mogen gaan dat rechtshulp bij het opeisen van de legitieme portie gedekt was onder de verzekering die hij had afgesloten.

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening Nr. 2019-149, 28 februari 2019

GEEN REDELIJKE KANS OP SUCCES

Consument is voor rechtsbijstand verzekerd bij Verzekeraar. In artikel 8 van de van toepassing zijnde voorwaarden valt te lezen dat rechtsbijstand bij een juridisch geschil is verzekerd ‘zolang er een redelijke kans op succes is’. Als de verzekerde het niet eens is met het oordeel daarover, kan hij een beroep doen op de geschillenregeling die is opgenomen in artikel 26 van de voorwaarden.

Consument heeft bij Verzekeraar een geschil met zijn verhuurder gemeld. De verhuurder wilde de geiser in het door Consument gehuurde huis vervangen door een hoogrendementsketel, en vervolgens de huur verhogen.

Consument meende daaraan geen medewerking te hoeven verlenen en deed een beroep op Verzekeraar voor het voeren van verweer op de vordering van zijn verhuurder. Verzekeraar was van oordeel dat het voeren van verweer geen kans van slagen had.

Consument heeft vervolgens een klacht ingediend bij Verzekeraar en gebruikgemaakt van de geschillenregeling (zoals omschreven in artikel 26 van de voorwaarden). Consument heeft een second opinion gevraagd bij een advocatenkantoor. Omdat het in verband met een naderende termijn niet meer mogelijk was tijdig de second opinion uit te voeren, heeft Verzekeraar ingestemd met behandeling van de zaak in kort geding.

Consument is vervolgens door de voorzieningenrechter in het gelijk gesteld. In hoger beroep houdt dit vonnis echter geen stand en is, op verzoek van Consument, cassatieadvies ingewonnen. Dat advies was negatief. In het advies stond voorts dat een bodemprocedure nog te overwegen viel, maar dat de kans van slagen daarvan vrijwel nihil was.

Verzekeraar heeft vervolgens contact opgenomen met een advocatenkantoor voor de beoordeling van de kans van slagen van de bodemprocedure. Dit advocatenkantoor achtte de kans van slagen ook nihil. Op verzoek van Consument is door een ander advocatenkantoor een second opinion uitgebracht. Dat andere advocatenkantoor kwam tot dezelfde conclusie.

Nu twee advocatenkantoren van mening zijn dat deze procedure tegen de verhuurder geen kans van slagen heeft, heeft Verzekeraar de dekking voor de door Consument gewenste bodemprocedure vervolgens afgewezen. Verzekeraar heeft daarbij Consument gewezen op de mogelijkheid de zaak zelf voort te zetten, waarbij bij een positieve uitkomst de kosten – onder voorwaarden – alsnog worden vergoed.

Consument vordert in de onderhavige procedure dat Verzekeraar alsnog dekking verleent of de verhuiskosten ter hoogte van 6.000 euro aan Consument vergoedt. Consument stelt zich op het standpunt dat Verzekeraar – ten onrechte – midden in de behandeling van het geschil is gestopt met het verlenen van rechtsbijstand.

De Commissie overweegt dat het feit dat Verzekeraar dekking heeft verleend voor de in hoger beroep verloren kortgedingprocedure, nog niet maakt dat Consument tevens aanspraak kan maken op vergoeding van rechtsbijstand in de bodemprocedure. Twee advocatenkantoren hebben geoordeeld dat deze procedure geen kans van slagen had, hierdoor heeft Verzekeraar – volgens de Commissie – terecht dekking geweigerd.

Auteur

Ekelmans & Meijer joins ILG expert-conference Cyber and Privacy in London

Ekelmans & Meijer joins ILG expert-conference Cyber and Privacy in London 1000 465 Ekelmans Advocaten
ILG Conference London
Leestijd: < 1 minuut
Lesedauer: < 1 Minute
Reading time: < 1 minute

On 27 March 2019 insures from all over the world will come together in the Lloyd’s Building in London to be updated by international experts about the key issues regarding Cyber and Privacy in relation to the insurance sector.

This conference is organized by Insurance Law Global, an international network of insurance law firms that offers insurers top level law support for their international activities. Ekelmans & Meijer is a member of ILG.

Would you like to know more about ILG and what this international network can do for you? Please contact Frank Schaaf, partner Insurance at Ekelmans & Meijer.

Contact

Jan Ekelmans lecturer at the University of Amsterdam

Jan Ekelmans lecturer at the University of Amsterdam 1900 1357 Ekelmans Advocaten
Jan Ekelmans-Ekelmans Advocaten
Leestijd: < 1 minuut
Lesedauer: < 1 Minute
Reading time: < 1 minute

Jan Ekelmans, partner Insurance at Ekelmans & Meijer, will be the lecturer on the subject Evidence in the course Insurance law at the University of Amsterdam. This course combines in depth academic knowledge with practical solutions and is meant for professionals who address insurance issues in their daily work and want to deepen their knowledge.

All lecturers of the course are specialists. They have extensive academic and practical experience. Almost all of them obtained a Phd. Jan Ekelmans obtained his Phd on a thesis on obtaining information from physical and digital documents for the purpose of civil proceedings. Those who successfully follow the course will become certified insurance lawyers (CIL) or Certified Insurance Law Expert (CILE).

Jan Ekelmans: “I am delighted to be part of this course. All lecturers are well experienced and offer participants a course of high standards. Sharing knowledge with professionals and learning from each other is very rewarding. I look forward to the course starting in September 2019.”

Contact

We gebruiken cookies om ervoor te zorgen dat onze website zo soepel mogelijk draait. Als je doorgaat met het gebruiken van de website, gaan we ervan uit dat je ermee instemt.