Onze mensen

De Hoge Raad komt deels terug op het Fafiani/KSN-arrest; het gezag van gewijsde als nieuwe grens

De Hoge Raad komt deels terug op het Fafiani/KSN-arrest; het gezag van gewijsde als nieuwe grens 525 400 Ekelmans Advocaten
Devolutieve werking en gezag van gewijsde
Leestijd: 4 minuten
Lesedauer: 4 Minuten
Reading time: 4 minutes

Is incidenteel hoger beroep nodig? Die vraag speelt regelmatig in hoger beroep. Tot vorige week, was het Hoge Raad arrest HR Fafiani/KSN de maatstaf. Daarin is de positieve devolutieve werking beperkt. De Hoge Raad komt terug op het veelbesproken Fafiani/KSN-arrest. Met het nieuwe arrest is er meer ruimte voor positieve devolutieve werking. Het gezag van gewijsde wordt de nieuwe grens.

HR 26 mei 2023, ECLI:NL:HR:2023:784

Positieve devolutieve werking

Het grievenstelsel en de positieve devolutieve werking vormen de kern van het appelprocesrecht. Treft een grief doel en leidt deze tot vernietiging van het vonnis, dan moet het hof alle verweren, die door de verweerder in hoger beroep in eerste aanleg op dat punt zijn gevoerd, opnieuw beoordelen (voor zover zij niet zijn prijsgegeven). Dit is de positieve devolutieve werking. Hierdoor hoeft de verweerder in hoger beroep geen incidenteel appel in te stellen om zijn bij de rechtbank aangevoerde verweren door het hof te laten beoordelen.

Fafiani/KSN-arrest – minder devolutieve werking: het dictum als grens

Elf jaar geleden perkte de Hoge Raad die positieve devolutieve werking in. Het dictum werd de grens.

Hoe zat het ook al weer? Fafiani vorderde loon van zijn ‘werkgever’ KSN. KSN voerde primair als verweer dat er geen arbeidsovereenkomst was. Subsidiair stelde KSN dat Fafiani een bepaalde periode niet beschikbaar was voor werk.

De rechtbank wees de loonvordering van Fafiani voor een beperkte periode toe. De rechtbank verwierp daarbij het primaire verweer dat er geen arbeidsovereenkomst was. Wél ging zij mee in het subsidiaire verweer. In het dictum stond geen verklaring voor recht dat er een arbeidsovereenkomst was, maar het bestaan daarvan ligt besloten in de toewijzing van de loonvordering.

Fafiani gaat in beroep om ook voor de periode dat hij zogenaamd niet beschikbaar was voor werk, loon te krijgen. De werkgever stelde géén incidenteel appel in. Het hof haalde op grond van de positieve devolutieve werking het primaire verweer van KSN van stal en oordeelde dat er géén arbeidsovereenkomst was.

De Hoge Raad oordeelde dat het hof dit niet mocht: doordat KSN in hoger beroep zelf geen grief had gericht tegen het toewijzen van een deel van de loonvordering, stond in appel vast dat er een arbeidscontract was. Dat oude verweer mocht het hof dus niet meer behandelen. De Hoge Raad geeft als reden voor deze inperking van de devolutieve werking, dat het vonnis en het arrest anders tegenstrijdig zouden zijn. Daarop is veel kritiek geuit; er zijn immers vaker tegenstrijdige uitspraken.

HR 26 mei2023: meer positieve devolutieve werking – het gezag van gewijsde als grens

In dit nieuwe arrest komt de Hoge Raad precies om deze reden dan ook (deels) terug van de uitzondering op de positieve devolutieve werking.

Waar ging het om?

De zaak ging over de verkrijging van een stuk grond. In conventie was ontruiming van een strook grond geëist door ‘de eigenaar’. In reconventie werd onder meer een verklaring voor recht gevraagd door ‘de bezitter’, dat deze strook door verkrijgende verjaring wegens bezit te goeder trouw zijn eigendom was geworden.

De rechtbank wees de eis in conventie én reconventie af. Tegen deze afwijzing van de eis in reconventie is door ‘de bezitter’ geen hoger beroep ingesteld. De eigenaar stelde wel appel in tegen het vonnis in conventie.

Moest het hof in het hoger beroep (in conventie) wegens de positieve devolutieve werking opnieuw de door de rechtbank (in conventie én reconventie) verworpen stelling behandelen, dat ‘de bezitter’ wegens bezit te goeder trouw eigenaar is geworden? Het hof vond van niet: met de afwijzing van de vordering in reconventie stond immers vast dat deze vlieger niet opging. Dit oordeel is volledig in lijn met het Fafiani/KSN-arrest.

Maar de Hoge Raad oordeelt nu anders

De Hoge Raad vindt het geen probleem meer dat er door de positieve devolutieve werking tegenstrijdige uitspraken kunnen ontstaan.

De Hoge Raad oordeelt daarom in rov. 3.1.4 dat het verweer in het hoger beroep tegen het vonnis in conventie ten gunste van ‘de bezitter’ opnieuw dient te worden beoordeeld, indien de grieven van de appellant tegen de afwijzing van de vordering in conventie daartoe aanleiding geven en het verweer niet is prijsgegeven. Daaraan staat niet meer in de weg dat ‘de bezitter’ niet tegen de afwijzing van diens vordering in reconventie in (incidenteel) hoger beroep is opgekomen.

Het gezag van gewijsde als nieuwe grens

De Hoge Raad noemt wel een nieuwe belemmering, die daar aan die beoordeling door het hof in de weg kán staan. De appellant kan, indien de afwijzing van de vordering in reconventie berust op een beslissing over de grondslag van het verweer in conventie (de rechtsbetrekking in geschil), het gezag van gewijsde van die beslissing tegen het verweer inroepen. De rechter mag echter niet ambtshalve het gezag van gewijsde toepassen.

De Hoge Raad legt daarmee de bal bij de procespartijen. Het is aan de appellant om tijdig – in zijn Memorie van Grieven – een beroep te doen op het gezag van gewijsde. Het lijkt mij in strijd met de twee-conclusieregel als dat beroep pas bij pleidooi wordt gedaan. Let daar dus op bij het opstellen van de Memorie van Grieven!

Als appellant in zijn Memorie van Grieven géén beroep doet op het gezag van gewijsde hoeft verweerder in hoger beroep dus géén (voorwaardelijk) incidenteel appel in te stellen, om zijn eerdere verweer door het hof behandeld te laten worden.

Meer weten over cassatie?

Voert u een procedure in hoger beroep en verwacht u dat de zaak  bij de Hoge Raad zal komen? Dan is het slim om nu alvast advies in te winnen bij een cassatie-advocaat over uw kans van slagen als u uw zaak voorlegt aan de Hoge Raad.

Ekelmans Advocaten heeft een hoog aangeschreven cassatiepraktijk. De betrokkenheid van onze advocaten leidt geregeld tot belangwekkende arresten van de Hoge Raad.

Onze advocaten Cassatie en Expert Litigation zijn procesrechtelijke experts, die de grote lijnen inzichtelijk maken en in de finesses scherpte brengen.

We verzenden ook een nieuwsbrief Civiele Procespraktijk naar onze contacten. Interesse? Dan ontvangen we graag uw inschrijving.

Auteur

Marieke van der Keur is een ervaren cassatieadvocaat. Daarnaast staat zij advocaten bij in beroepsaansprakelijkheidszaken. Ook adviseert zij advocaten als ‘lawyer-to-lawyer’, bijvoorbeeld in complexe of principiële zaken waarin partijen tijdig op een cassatie willen voorsorteren.

Vijf vragen over Dora (de Europese Verordening Digital Operational Resilience Act)

Vijf vragen over Dora (de Europese Verordening Digital Operational Resilience Act) 525 400 Ekelmans Advocaten
Blog afbeelding (500 x 400 px) (6)
Leestijd: 2 minuten
Lesedauer: 2 Minuten
Reading time: 2 minutes

Dora is begin dit jaar in werking getreden en bevat uniforme eisen voor de beveiliging van netwerk- en informatiesystemen. Verzekeraars hebben twee jaar de tijd om zich voor te bereiden. Wat verandert er? En wat komt er op verzekeraars af?

Dora is begin dit jaar in werking getreden en bevat uniforme eisen voor de beveiliging van netwerk- en informatiesystemen. Verzekeraars hebben twee jaar de tijd om zich voor te bereiden. Wat verandert er? En wat komt er op verzekeraars af?

Het Verbond van Verzekeraars stelde advocaat Anne-Mieke Dumoulin-Siemens vijf vragen:

1. Wat komt er met Dora op verzekeraars en andere financiële dienstverleners af?

2. Verandert er veel voor Nederlandse verzekeraars?

3. Waarom? Zijn bestuursleden zich nu onvoldoende bewust van cyberdreiging en risico’s?

4. Even wachten met welke eisen de Europese Toezichtautoriteiten dit jaar komen, is zeker geen goed idee?

5. Wat raad jij verzekeraars aan?

Meer weten over cyber security?

Organisaties beschikken over veel vertrouwelijke informatie. De verwerking van (bijzondere) persoonsgegevens neemt toe. Ook is er steeds meer bedrijfsinformatie digitaal beschikbaar. Al deze data zijn goud waard. Komen gegevens bij de verkeerde mensen in handen, dan heeft dit mogelijk kostbare bedrijfs- en reputatieschade tot gevolg. De vertrouwelijke informatie binnen een organisatie levert soms lastige vragen op. Onze Cyber Security experts adviseren over de impact van cyber security op de bedrijfsvoering.

Auteur

Anne-Mieke Dumoulin-Siemens is specialist ondernemingsrecht en privacyrecht. Zij is een kundige gesprekspartner voor (internationale) commerciële ondernemingen en non-profit organisaties. Cliënten waarderen haar juridische adviezen vanwege de praktische en commerciële uitvoerbaarheid ervan.

Jessica Roos genomineerd voor VNAB Young Talent Award

Jessica Roos genomineerd voor VNAB Young Talent Award 1200 857 Ekelmans Advocaten
Jessica Roos-Ekelmans Advocaten
Leestijd: 2 minuten
Lesedauer: 2 Minuten
Reading time: 2 minutes
Expertise:

Jessica Roos is genomineerd voor de VNAB Young Talent Award, dé award voor young professionals binnen de (groot)zakelijke verzekeringsmarkt. Van alle genomineerde jonge talenten, werkzaam in de verzekeringsbranche, is Jessica de enige advocaat die een nominatie in de wacht heeft gesleept.

Vernieuwende aanpak en indrukwekkende resultaten

Young professionals die in aanmerking komen voor de award moeten met een vernieuwende aanpak indrukwekkende resultaten hebben geboekt.

De jury kijkt onder andere naar de mate van assertiviteit en oplossingsgerichtheid, welke successen behaald zijn, hoeveel impact de genomineerde maakt en hoe initiatiefrijk de genomineerde is.

Nominatie Jessica Roos

Jessica promoveerde recentelijk op een proefschrift over co-assurantie. Zij had het lef en de drive om de co-assurantiemarkt systematisch én goed geordend te ontsluiten en maakte gebruik van de kennis die zij op eigen kracht en initiatief van de markt had opgedaan. Een enorm knappe prestatie, want juridische vakliteratuur waarop zij kon voortbouwen, was maar beperkt beschikbaar.

De uitgebreide kennis die zij tijdens haar onderzoek heeft opgedaan, gebruikte zij niet alleen voor het schrijven van een boek. Op dit moment geeft zij ook lezingen over co-assurantie bij de postacademische Leergang Verzekeringsrecht aan de UvA en diverse andere organisaties.

Daarnaast is zij als onderzoeker verbonden aan ACIS (Amsterdam Centre for Insurance Studies) en publiceert zij op regelmatige basis.

“Tijdens de lezingen die ik geef over co-assurantie heb ik vaak inhoudelijke discussies met studenten en professionals. Dat geeft iedereen (waaronder ikzelf) steeds nieuwe inzichten”.

Een meer dan verdiende nominatie. Wij wensen Jessica veel succes en plezier tijdens het award-traject!

De feestelijke uitreiking vindt plaats op donderdag 14 september in de Kunsthal in Rotterdam.

Over de VNAB Young Talent Award

Het is een marktbrede uitdaging om goede professionals te vinden. De onbekendheid met de (groot)zakelijke verzekeringsmarkt is groot onder young professionals. De young professionals die hun weg naar onze markt hebben weten te vinden, willen wij graag boeien, binden en behouden. Het is daarbij belangrijk om hen te motiveren en kansen te bieden zichzelf te ontwikkelen.

De VNAB young talent award zet de markt steviger op de kaart voor jong talent en laat zien waarom de coassurantiemarkt zo aantrekkelijk is. De young talent award biedt young professionals daarnaast een mooie gelegenheid zichzelf nog beter in de markt te positioneren. Na een succesvolle eerste editie vorig jaar, zetten we ook dit jaar graag weer young professionals in het zonnetje.

Lees meer over de VNAB Young Talent Award

Bestuurdersaansprakelijkheid; wanneer ben je een ‘feitelijk beleidsbepaler’?

Bestuurdersaansprakelijkheid; wanneer ben je een ‘feitelijk beleidsbepaler’? 525 400 Ekelmans Advocaten
Blog afbeelding (500 x 400 px)
Leestijd: 6 minuten
Lesedauer: 6 Minuten
Reading time: 6 minutes

De potentiële bestuurdersaansprakelijkheid bij een faillissement geldt niet alleen voor de statutair bestuurder, maar ook voor een ‘feitelijk beleidsbepaler’. Wat is een feitelijk beleidsbepaler en wanneer ben je dit als niet-bestuurder? Op 24 maart jl. deed de Hoge Raad uitspraak over dit onderwerp. Lees deze blog van Daan Spoormans met zijn analyse en enkele praktische inzichten.

Als een rechtspersoon failliet gaat, dan moet de curator onderzoek doen naar de vraag of het bestuur zijn taak naar behoren heeft vervuld. Als blijkt dat het bestuur van een BV of NV in de periode van drie jaren voorafgaand aan het faillissement zijn taak kennelijk onbehoorlijk heeft vervuld én aannemelijk is dat dit een belangrijke oorzaak is van het faillissement, dan is het bestuur in beginsel aansprakelijk voor de schulden in het faillissement die niet uit de faillissementsboedel kunnen worden voldaan [1]. Die potentiële aansprakelijkheid geldt niet alleen voor de statutair bestuurders, maar ook voor een ander die in die periode ‘het beleid van de vennootschap heeft bepaald, als ware hij bestuurder’. Dit noem je ook wel een ‘feitelijk beleidsbepaler’. Maar wanneer ben je als niet-bestuurder zo’n feitelijk beleidsbepaler met de aansprakelijkheidsrisico’s van dien?

Kun je ‘feitelijk beleidsbepaler’ zijn als het formele bestuur invulling geeft aan zijn functie?

De wettekst spreekt, zoals gezegd, van “degene die het beleid van de vennootschap heeft bepaald, als ware hij bestuurder” (Artikel 2:138 lid 7 en artikel 2:248 lid 7 BW.). In de wetsgeschiedenis van die wetsbepaling is opgetekend dat wil sprake zijn van een “beleidsbepaler als ware hij bestuurder”, vereist is dat sprake is van een “feitelijke terzijdestelling van het formele bestuur” (Kamerstukken II 1983/84, 16631, nr. 6, p. 24.).

Betekent dit dan dat iemand enkel feitelijk beleidsbepaler kan zijn, indien het formele bestuur geheel terzijde is gesteld en dus geen invulling geeft aan zijn functie? Nee, zegt de Hoge Raad (Rov. 3.3). De betreffende passage uit de wetsgeschiedenis moet niet zo worden begrepen dat de feitelijk beleidsbepaler moet hebben bestuurd in plaats van en met uitsluiting van het formele bestuur. Daarmee is volgens de Hoge Raad slechts tot uitdrukking gebracht dat de feitelijk beleidsbepaler zich ten minste een deel van de bestuursbevoegdheid moet hebben toegeëigend, en op die manier het beleid heeft bepaald of mede heeft bepaald als ware hij bestuurder.

Wanneer ben je dan precies een ‘feitelijk beleidsbepaler’?

Vereist is, zoals gezegd, dat een persoon het beleid bepaalt “als ware hij bestuurder”. Personen die een grote invloed uitoefenen op het beleid van de rechtspersoon, maar die dat doen binnen de uitoefening van een andere rol, zijn geen feitelijk beleidsbepaler [2]. Denk bijvoorbeeld aan de accountmanager bij de bank die (wellicht strakke) financieringsvoorwaarden stelt of de huisadvocaat wiens adviezen steeds worden opgevolgd. Ook een commissaris, bedrijfsleider of een lid van de ondernemingsraad die binnen zijn bevoegdheden blijft, is geen feitelijk beleidsbepaler. Wil iemand feitelijk beleidsbepaler zijn, dan is enkel grote invloed onvoldoende. Hij of zij moet bij de uitoefening van die invloed in feite zelf op de ‘bestuurderstoel’ zijn gaan zitten.

Wanneer kun je aannemen dat een feitelijk beleidsbepaler zelf op de bestuurderstoel zit?

Het is ‘afhankelijk van alle omstandigheden van het geval’ of iemand als ware hij bestuurder het beleid van de rechtspersoon heeft bepaald of mede heeft bepaald, aldus de Hoge Raad.

Daar is natuurlijk niets tegen in te brengen, maar geeft ‘het werkveld’ nog wat weinig duidelijkheid. A-G Assink onderscheidt in zijn conclusie voorafgaand aan het arrest drie varianten van de situaties waarin iemand een feitelijk beleidsbepaler is:

  • men is op de stoel van het bestuur gaat zitten en stelt het bestuur feitelijk terzijde;
  • men geeft opdrachten die door het bestuur worden opgevolgd;
  • men oefent samen met het formele bestuur de bestuurstaak (dus: gezamenlijk) uit.

Om iemand als feitelijk beleidsbepaler te kunnen aanmerken, is niet vereist dat men stelselmatig een grote hand in het beleid had; de kwalificatie kán reeds zijn ingegeven door middel van een enkele bestuursdaad [3]. Ook is voor de kwalificatie als feitelijk beleidsbepaler niet vereist dat de betreffende persoon betrokken was bij specifiek de bestuursdaad, die de kennelijk onbehoorlijke taakvervulling oplevert. De bestuursdaden van de feitelijk beleidsbepaler kunnen dus ook toezien op andere zaken dan kwesties waarmee het bij de rechtspersoon ‘mis’ is gegaan [4]. Anderzijds wordt wel breed aangenomen dat een persoon niet op lichte gronden als feitelijk beleidsbepaler mag worden aangemerkt [5]. Een sprekend voorbeeld van een feitelijk beleidsbepaler is een persoon die op basis van (slechts) een algemene volmacht binnen de rechtspersoon de lakens uitdeelt.

Dat wel verschillend wordt gedacht over de vraag wanneer iemand feitelijk beleidsbepaler is, wordt geïllustreerd door middel van een uitspraak van de Rechtbank Limburg van 28 april 2021. In die zaak – waarbij mijn kantoor niet was betrokken – oordeelde de rechtbank dat de aandeelhouder reeds als feitelijk beleidsbepaler kon worden aangemerkt, omdat transacties van boven de EUR 15.000 op grond van de statuten de goedkeuring van de aandeelhouder vereisten. Dat lijkt mij niet alleen erg streng, maar miskent bovendien dat indien de aandeelhouder gebruik maakt van een (uitsluitend intern werkende) statutaire goedkeuringsbevoegdheid, hij niet ‘als ware hij bestuurder’ handelt. Hij maakt namelijk gebruik van een bevoegdheid als aandeelhouder. In hoger beroep is dit vonnis overigens vernietigd, maar reeds op andere punten dan waar het hier om gaat [6]. Het hof heeft dan ook geen oordeel gegeven over de vraag of de door de rechtbank aangelegde toets om te kwalificeren als feitelijk beleidsbepaler wel juist was.

Kun je als feitelijk beleidsbepaler ook buiten faillissement aansprakelijk zijn?

Ja, dat kan. Uit een arrest van de Hoge Raad uit 2014 volgt dat ook anderen dan formele bestuurders tegenover schuldeisers van de rechtspersoon onder omstandigheden op grond van de onrechtmatige daad aansprakelijk kunnen zijn voor het onbetaald en onverhaalbaar blijven van de vordering van de schuldeiser [7]. Dan geldt dezelfde maatstaf als voor de aansprakelijkheid van bestuurders.

Er zijn meer feitelijk beleidsbepalers dan je denkt!

Ik zie in mijn praktijk regelmatig dat een bestuurder op grond van bestuurdersaansprakelijkheid wordt aangesproken tot betaling van schadevergoeding, maar dat bij navraag blijkt dat hij of zij nooit op vennootschapsrechtelijk juiste wijze tot bestuurder is benoemd. In dat geval is hij of zij juridisch geen bestuurder, punt uit (zie ECLI:NL:HR:2000:AA9047). Dat hij of zij vele jaren als bestuurder bij de KvK was ingeschreven, hij of zij altijd feitelijk is opgetreden als bestuurder, in de ondertekende arbeids- of managementovereenkomst staat dat hij of zij bestuurder is en/of alle beide partijen er altijd gerechtvaardigd vanuit zijn gegaan dat de persoon is kwestie bestuurder is; het maakt in deze allemaal niet uit. Geen rechtsgeldig besluit? Dan geen bestuursfunctie, klaar. Ook op arbeidsrechtelijk terrein kan het trouwens een groot verschil maken of sprake is van een rechtsgeldig benoemingsbesluit.

Het ligt natuurlijk wel in de rede dat de persoon die nooit rechtsgeldig tot bestuurder is benoemd, maar wel als zodanig is opgetreden, als feitelijk beleidsbepaler heeft te gelden.

Kun je de aansprakelijkheid als feitelijk beleidsbepaler verzekeren?

Ja, dat kan. Bijna alle polissen waarmee bestuurdersaansprakelijkheid wordt verzekerd, dekken ook de positie van de feitelijk beleidsbepaler af. Mocht zo een verzekering van kracht zijn, dan kan het natuurlijk geen kwaad om dit even te checken, met name in het geval wellicht een rechtsgeldig benoemingsbesluit ontbreekt.

Vragen of meer informatie?

Heb je vragen over deze blog of dit onderwerp? Neem dan gerust contact met mij op voor een vrijblijvend gesprek.

 

[1] Zie artikel 2:138 BW voor de NV en artikel 2:248 BW voor de BV. Deze regeling geldt ook bij de stichting, vereniging, coöperatie en onderlinge waarborgmaatschappij indien deze is onderworpen aan de heffing van vennootschapsbelasting.
[2] Kamerstukken II 1983/84, 16631, nr. 6, p. 24. Zie de conclusie van A-G Assink, ECLI:NL:PHR:2022:1023, in randnummer 3.3.
[3] Zie de conclusie van A-G Assink, ECLI:NL:PHR:2022:1023, nr. 3.8.2.
[4] Zie de conclusie van A-G Assink, ECLI:NL:PHR:2022:1023, nr. 3.8.2. In die situatie ligt wel weer eerder in de rede dat de feitelijk beleidsbepaler wegens ‘disculpatie’ (vgl. lid 3 van de artikel 2:138 en 2:248 BW) aan aansprakelijkheid kan ontkomen.
[5] Zie de conclusie van A-G Assink, ECLI:NL:PHR:2022:1023, nr. 3.9.1.
[6] ECLI:NL:GHSHE:2022:2099
[7] Hoge Raad 23 mei 2014, ECLI:NL:HR:2014:1204, rov. 3.3.1 t/m 3.3.3. In die zaak ging het om de aansprakelijk van een indirect bestuurder, maar zonder dat een beroep op artikel 2:11 BW was gedaan.

Auteur

Advocaat Daan Spoormans voert veelvuldig verweer namens bestuurders of commissarissen die een onjuist management of toezicht wordt verweten. Hij heeft reeds enkele tientallen bestuurders en commissarissen in veiligheid gebracht, terwijl het nog niet is voorgekomen dat een bestuurder of commissaris door een rechter is veroordeeld tot betaling van een aanspraak waartegen Daan verweer voerde. Daan werkt zowel in opdracht van verzekeraars als in opdracht van bestuurders en commissarissen zelf.

De privacyaspecten van de Sanctiewet en Wwft

De privacyaspecten van de Sanctiewet en Wwft 525 400 Ekelmans Advocaten
Blog afbeelding (500 x 400 px) (7)
Leestijd: 2 minuten
Lesedauer: 2 Minuten
Reading time: 2 minutes
Expertise:

Verzekeraars moeten weten met wie zij in zee gaan, maar moeten zich ook aan de privacyregels houden. Hoe borg je compliance met Wwft en Sanctiewet, terwijl je tegelijkertijd de privacy van je klanten respecteert?

Advocaat Anne-Mieke Dumoulin-Siemens behandelde de vragen en dilemma’s die je daarbij tegenkomt tijdens een webinar, speciaal voor medewerkers/specialisten die zich bezighouden met privacy, Wwft, Sanctiewet en compliance.

Webinar terugkijken?

Het is mogelijk om het webinar van het Verbond van Verzekeraars terug te kijken. Voor medewerkers werkzaam bij een lid van het Verbond van Verzekeraars zijn aan deelname geen kosten verbonden. Dit webinar valt onder het lidmaatschap. Weet je niet zeker over jouw organisatie lid is van het Verbond van Verzekeraars check dan de ledenlijst.

Voor medewerkers die aangesloten zijn bij Adfiz en NVGA bedragen de deelnamekosten € 55,- (excl. BTW).
Voor overige geïnteresseerden bedragen de kosten € 75,- (excl. BTW).

Je kunt je registreren via OnlineSeminar door een e-mail te sturen waarin je akkoord gaat met de betalingsvoorwaarden. Vervolgens ontvang je de link om het webinar terug te kijken.

Meer weten over het privacyrecht?

Het gebruik van persoonsgegevens is in veel processen onmisbaar om een goede dienstverlening aan uw klanten te kunnen bieden. De wetgeving die deze verwerkingen beheerst is echter complex, zeker als het gaat om bijzondere persoonsgegevens. U moet voldoen aan de strenge verplichtingen van de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG/ GDPR), van de UAVG en aan de gedragscodes uit uw branche. Onze Privacy Desk helpt u om persoonsgegevens (commercieel) zo optimaal mogelijk te benutten én tegelijkertijd de privacy van uw klanten te waarborgen.

Auteur

Anne-Mieke Dumoulin-Siemens is specialist ondernemingsrecht en privacyrecht. Zij is een kundige gesprekspartner voor (internationale) commerciële ondernemingen en non-profit organisaties. Cliënten waarderen haar juridische adviezen vanwege de praktische en commerciële uitvoerbaarheid ervan.

De Hoge Raad Besproken: Bruidsjurken, mestsilo’s & software: wanneer is nakoming blijvend onmogelijk?

De Hoge Raad Besproken: Bruidsjurken, mestsilo’s & software: wanneer is nakoming blijvend onmogelijk? 525 400 Ekelmans Advocaten
Webinar Marieke van der Keur
Leestijd: 2 minuten
Lesedauer: 2 Minuten
Reading time: 2 minutes

Cassatie-advocaat Marieke van der Keur spreekt vrijdag 26 mei in een live uitzending van AVDR bij ons op kantoor over blijvende onmogelijkheid in de nakoming van een verbintenis. Aanmelden voor dit gratis webinar is nog mogelijk.

HR 4 november 2022, ECLI:NL:PHR:2022:1024

Equihold heeft een app ontwikkeld voor de sportwereld. Zij neemt Capgemini in de arm om de software te herschrijven in een andere programmeertaal. Het project loopt finaal mis. Volgens Equihold schiet de kwaliteit tekort. Capgemini stelt juist dat Equihold in verzuim is, omdat zij defacturen niet betaalt. Capgemini schort daarom haar prestatie op. Wie heeft het gelijk aan haar zijde.

Bepalend is of en wanneer nakoming door Capgemini blijvend onmogelijk is geworden. Capgemini klaagt dat nakoming nog mogelijk is, omdat debedongen prestatie nog kan worden verricht. Maar volgens Equihold zal zij dan nog jarenlang moeten wachten, en heeft de prestatie dan geen waardemeer voor haar. Wat beslist de Hoge Raad?

Jurisprudentie: Parket bij de Hoge Raad 4 november 2022

Verbintenissenrecht. Equihold heeft een sportapplicatie ontwikkeld en met Capgemini raamovereenkomst gesloten om de software te herschrijven in een andere programmeertaal. Grootaandeelhouder Equihold vordert, na cessie van de desbetreffende vorderingen, schadevergoeding wegens wanprestatie Capgemini. Hof heeft bij tussenarrest een deskundigenbericht gelast ten aanzien van de vraag of nakoming door Capgemini blijvend onmogelijk is in de zin van art. 6:74 lid 2 BW. Klachten Capgemini in tussentijds cassatieberoep over onder meer verwerping van het beroep op schuldeisersverzuim en schending van de klachtplicht (art. 6:89 BW), miskenning van het partijdebat bij de uitleg van de tussen partijen gesloten overeenkomst en de beoordeling van de vraag of sprake is van blijvende onmogelijkheid tot nakoming. Geen sprake van blijvende onmogelijkheid omdat de bedongen prestatie feitelijk nog kan worden verricht? Is relevant of prestatie (nog) zinvol is voor de schuldeiser? Bekijk hier de uitspraak.

Het webinar heeft inmiddels plaatsgevonden en is terug te zien via onderstaande link.

Meer weten over cassatie?

Voert u een procedure in hoger beroep en verwacht u dat de zaak  bij de Hoge Raad zal komen? Dan is het slim om nu alvast advies in te winnen bij een cassatie-advocaat over uw kans van slagen als u uw zaak voorlegt aan de Hoge Raad.

Ekelmans Advocaten heeft een hoog aangeschreven cassatiepraktijk. De betrokkenheid van onze advocaten leidt geregeld tot belangwekkende arresten van de Hoge Raad.

Onze advocaten Cassatie en Expert Litigation zijn procesrechtelijke experts, die de grote lijnen inzichtelijk maken en in de finesses scherpte brengen.

We verzenden ook een nieuwsbrief Civiele Procespraktijk naar onze contacten. Interesse? Dan ontvangen we graag uw inschrijving.

Spreker

Marieke van der Keur is een ervaren cassatieadvocaat. Daarnaast staat zij advocaten bij in beroepsaansprakelijkheidszaken. Ook adviseert zij advocaten als ‘lawyer-to-lawyer’, bijvoorbeeld in complexe of principiële zaken waarin partijen tijdig op een cassatie willen voorsorteren.

Is veroordeling tot verkoop woning mogelijk in kort geding?

Is veroordeling tot verkoop woning mogelijk in kort geding? 525 400 Ekelmans Advocaten
Blog afbeelding (500 x 400 px) (4)
Leestijd: 4 minuten
Lesedauer: 4 Minuten
Reading time: 4 minutes

Twee partners woonden samen en zijn gezamenlijk eigenaar van een woning. Na het eindigen van de relatie wil de één het huis zo snel mogelijk verkopen, maar de ander werkt daar niet aan mee. Het was niet duidelijk of deze partner in kort geding kon worden veroordeeld mee te werken aan verkoop aan een derde. Over deze vraag is een Cassatie in het belang der wet ingesteld. Op 31 maart heeft de Hoge Raad geoordeeld dat zo’n veroordeling in kort geding wél mogelijk is. Op dezelfde dag oordeelde de Hoge Raad in een andere familiezaak dat in kort geding géén verklaring voor recht kan worden uitgesproken.

HR 31 maart 2023, ECLI:NL:HR:2023:499 en ECLI:NL:HR:2023:503.

Waar ging het om?

Twee partners woonden samen en zijn gezamenlijk eigenaar van een woning. Na het eindigen van de relatie wil de man het huis zo snel mogelijk verkopen, maar de vrouw werkt daarniet aan mee: zij wil graag het aandeel van de man in de woning overnemen. Nu zij de financiering niet meteen rond krijgt, begint de man een kort geding. De voorzieningenrechter veroordeelt de vrouw tot medewerking aan een spoedige verkoop van het huis. Tegen deze uitspraak stelt de vrouw hoger beroep in. Het hof schorst de veroordeling in kort geding. Volgens het hof was sprake van een ‘juridisch misslag’: een kort geding is alleen maar bedoeld voor het treffen van een ordemaatregel. De verkoop van de woning is volgens het hof een definitieve verdelingshandeling. Dat kan volgens het hof alleen maar in een bodemprocedure. Partijen treffen na de uitspraak een schikking, maar de  Procureur-Generaal stelt Cassatie in het belang der wet in.

Verdeeldheid in de jurisprudentie

In de rechtspraak wordt verschillend geoordeeld over de vraag of het mogelijk is in kort geding een veroordeling uit te spreken tot medewerking aan verkoop van een tot op dat moment onverdeeld gebleven woning. Procureur-Generaal G. Snijders wijst daarop in zijn Conclusie: het Hof Den Haag (2018, 2019) en Hof ’s-Hertogenbosch (2021) hebben meermaals geoordeeld dat zo’n verdeling in kort geding niet mogelijk is. Het Hof Arnhem-Leeuwarden (2021) en het Hof Amsterdam (2020, 2021) volgen die lijn niet. De Hoge Raad (HR) is gevraagd duidelijkheid te geven, en geeft die: zo’n veroordeling is mogelijk.

Hoge Raad: veroordeling tot verkoop woning mogelijk in kort geding

De HR schetst eerst de belangrijkste kenmerken van een kort geding. In kort geding kan de rechter in spoedeisende zaken op grond van een voorlopig oordeel een voorlopige voorziening geven (art. 254 Rv). Aan die beslissing komt geen gezag van gewijsde toe. Dat betekent dat partijen en de rechter niet aan die beslissing zijn gebonden in een bodemprocedure of een later kort geding. Een veroordeling in kort geding vervalt ook na een andersluidende uitspraak in de bodemzaak. De KG-rechter kan ook een voorziening treffen met onomkeerbare gevolgen.

Dan concretiseert de HR dat de KG-rechter een veroordeling tot medewerking aan de overdracht van een onroerende zaak kan uitspreken. Hij kan ook bepalen dat zijn uitspraak in de plaats zal treden van (een deel van) een akte tot het verrichten van een rechtshandeling (art. 3:300 lid 2 BW). Ook kan de rechter via een onmiddellijke voorziening in kort geding een deelgenoot machtiging verlenen tot het te gelde maken van een gemeenschappelijk goed (art. 3:174 lid 1 BW).

Vanwege al die mogelijkheden komt de HR tot de slotsom dat de rechter in kort geding ook een deelgenoot kan veroordelen mee te werken aan de verkoop en levering van een gemeenschappelijke woning aan een derde. Dat verkoop een wijze van verdeling is als bedoeld in art. 3:185 BW, staat daar niet aan in de weg. Gelet op het voorlopige karakter van een beslissing in kort geding, wordt daarmee – anders dan het hof heeft overwogen – niet een definitief einde aan de verdeling gemaakt. De opbrengst van de woning komt in de plaats van de woning, en zal later nog verdeeld moeten worden.

Wat mogelijk is, hoeft niet altijd te worden toegewezen

Ik vind het een goede zaak dat toewijzing in kort geding mogelijk is. Mijn ervaring is dat het soms jaren duurt voordat in een bodemzaak definitief wordt beslist over de verdeling van een (huwelijksgoederen)gemeenschap. Deze uitspraak voorkomt dat een ex-partner wordt gedwongen jarenlang ‘vast te blijven zitten’ aan een onverdeelde woning, de helft van de (oplopende) rentelasten moet blijven dragen en daardoor geen nieuwe eigen woning kan kopen. Maar tegenover dat belang staat natuurlijk het belang van de partner die in de woning wil blijven en het huis graag wil overnemen, maar voor de financiering afhankelijk is van een voor hem of haar gunstige verdeling in de bodemzaak. De KG-rechter zal een belangenafweging moeten verrichten.

Wat in kort geding mogelijk is, behoeft natuurlijk niet altijd te worden toegewezen. Dat een voorziening ingrijpende of onomkeerbare gevolgen heeft of gevolgen heeft die zich lastig ongedaan laten maken, kan reden zijn om een voorziening in kort geding te weigeren op grond van een belangenafweging. Of om terughoudend te zijn bij toewijzing, bijvoorbeeld door te verlangen dat een grotere mate van duidelijkheid of zekerheid bestaat over de verwachte uitkomst van de bodemzaak.

Hoge Raad: geen verklaring voor recht in kort geding

In een tweede zaak gaf de HR duidelijk aan waar de grens ligt van wat een rechter in kort geding mag.

De voorzieningenrechter had voor recht verklaard, dat de man door verrekening heeft voldaan aan zijn verplichting tegenover de vrouw. Het hof liet die beslissing in stand. De HR oordeelt echter dat in kort geding geen verklaring voor recht kan worden uitgesproken. Deze regel houdt verband met de taak van de rechter in kort geding en is van (processuele) openbare orde. Het hof moet deze regel binnen de omvang van het hoger beroep, daarom zo nodig ambtshalve toepassen.

Meer weten over cassatie?

Voert u een procedure in hoger beroep en verwacht u dat de zaak  bij de Hoge Raad zal komen? Dan is het slim om nu alvast advies in te winnen bij een cassatie-advocaat over uw kans van slagen als u uw zaak voorlegt aan de Hoge Raad.

Ekelmans Advocaten heeft een hoog aangeschreven cassatiepraktijk. De betrokkenheid van onze advocaten leidt geregeld tot belangwekkende arresten van de Hoge Raad.

Onze advocaten Cassatie en Expert Litigation zijn procesrechtelijke experts, die de grote lijnen inzichtelijk maken en in de finesses scherpte brengen.

We verzenden ook een nieuwsbrief Civiele Procespraktijk naar onze contacten. Interesse? Dan ontvangen we graag uw inschrijving.

Auteur

Marieke van der Keur is een ervaren cassatieadvocaat. Daarnaast staat zij advocaten bij in beroepsaansprakelijkheidszaken. Ook adviseert zij advocaten als ‘lawyer-to-lawyer’, bijvoorbeeld in complexe of principiële zaken waarin partijen tijdig op een cassatie willen voorsorteren.

Anne-Mieke Dumoulin-Siemens sprak op voorjaarsseminar DNRV over vennootschapsrecht

Anne-Mieke Dumoulin-Siemens sprak op voorjaarsseminar DNRV over vennootschapsrecht 640 480 Ekelmans Advocaten
Anne-Mieke Dumoulin-Siemens
Leestijd: 2 minuten
Lesedauer: 2 Minuten
Reading time: 2 minutes
Expertise:

Tijdens het voorjaarsseminar 2023 van DNRV kregen de aanwezigen een ‘crashcourse vennootschapsrecht’ op een bijzondere locatie, bij Crashtest Service in Munster. Samen met Manfred Richter gaf Anne-Mieke Dumoulin-Siemens een presentatie over de belangrijkste kenmerken van zowel het Duitse als het Nederlandse vennootschapsrecht.

Anne-Mieke Dumoulin-Siemens gaf samen met Manfred Richter (Alpmann Fröhlich) op een gemakkelijk te begrijpen manier een duo-presentatie over de belangrijkste kenmerken van zowel het Duitse als het Nederlandse vennootschapsrecht.

Naast de presentatie van Anne-Mieke sprak Dr. Marcus Meyer-Erdmann (European Trade Institute, Brussel) over grensoverschrijdende mobiliteit van vennootschappen. Dr. Yorick Ruland en Dr. Ruth Büchl-Winter (Görg Rechtsanwälte) gaven een overzicht van de modernisering personenvennootschappen in Duitsland, de grootste herziening van het ondernemingsrecht in de afgelopen jaren.

Het voorjaarsseminar vond ook dit keer weer op bijzondere locatie plaats: bij Crashtest Service in Münster. De dienstverlener als het gaat om crashtests voor ongevallenreconstructie of standaard crashtests. In de 30.000 m² grote crashtestfaciliteit worden verkeersongevallen realistisch gereconstrueerd, voertuigbeveiligings-systemen, antiterreursystemen en draag-constructies in het wegverkeer getest.

De dag werd afgesloten met een presentatie van Crashtest Service, een rondgang en een demonstratie. En naast het vakinhoudelijke programma was er ook voldoende tijd voor persoonlijke uitwisseling tijdens de gezellige borrel.

Over de seminars van DNRV

De DNRV organiseert twee keer per jaar een seminar om beurten in Duitsland en in Nederland. Deze seminars zijn vakinhoudelijke en praktijkgerichte evenementen op hoog niveau. Juridische onderwerpen worden veelal door experts uit het ledenbestand gepresenteerd. Voor vraagstukken uit de praktijk nodigt de DNRV sprekers uit het bedrijfsleven, van de overheid, kennisinstellingen of de rechterlijke macht uit. Tijdens de seminars worden uiteenlopende onderwerpen vanuit Nederlands en Duits perspectief besproken.

Meer weten over onze German Desk?

Ondernemers die zakendoen met Duitsland ervaren vaak rechts- en cultuurverschillen. Bijvoorbeeld bij geschillen, het opstellen van contracten, het opstarten van een bedrijf, het aannemen van personeel en het aangaan van samenwerkingsverbanden. Ons gespecialiseerde team van advocaten helpen u om succesvol zaken te doen in Duitsland.

Auteur

Anne-Mieke Dumoulin-Siemens is specialist ondernemingsrecht en privacyrecht. Zij is een kundige gesprekspartner voor (internationale) commerciële ondernemingen en non-profit organisaties. Cliënten waarderen haar juridische adviezen vanwege de praktische en commerciële uitvoerbaarheid ervan

Update: UBO-register gaat in fasen weer van het slot – maar niet voor iedereen

Update: UBO-register gaat in fasen weer van het slot – maar niet voor iedereen 2560 1920 Ekelmans Advocaten
UBO-register
Leestijd: 2 minuten
Lesedauer: 2 Minuten
Reading time: 2 minutes
Expertise:

In november 2022 berichtte ik dat de Kamer van Koophandel het UBO-register tijdelijk heeft afgesloten, omdat het Europees Hof van Justitie (EHvJ) een deel van de Europese regels over het UBO-register ongeldig heeft verklaard. Tot op de dag van vandaag wordt er geen informatie uit het UBO-register verstrekt.

Gefaseerde heropening UBO-register

De uitspraak van het EHvJ bepaalt dat het UBO-register niet meer voor elk lid van de bevolking mag worden opengesteld. De overheid werkt nu aan een gefaseerde heropening van het UBO-register. Naar aanleiding van de uitspraak is vastgesteld dat de toegang tot het UBO-register beperkt moet worden tot bevoegde autoriteiten, de Financial Intelligence Unit, instellingen die ongebruikelijke transacties moeten melden en personen en organisaties die een legitiem belang kunnen aantonen.

De toegang tot het UBO-register zal voor de bevoegde autoriteiten en de FIU zo snel mogelijk worden hersteld. Ook de instellingen met een meldplicht zullen spoedig weer informatie uit het UBO-register kunnen opvragen.

Legitiem belang

Ten aanzien van de groep personen en organisaties met een legitiem belang onderkent de overheid dat het ingewikkeld is om deze diverse groepen te identificeren. Denk aan aan de pers, bepaalde maatschappelijke organisaties, personen die transacties willen aangaan en schadeverzekeraars die een onderzoeksplicht hebben op basis van sanctieregelgeving. De overheid stelt op dit moment een lijst van indicatoren op die invulling moeten geven aan het begrip ‘legitiem belang’. Totdat duidelijk is wat ‘legitiem belang’ is en wie zo’n belang heeft, blijft het UBO-register gesloten voor personen en organisaties met een legitiem belang.

Registratieverplichting

De uitspraak van het Hof heeft geen gevolgen voor de verplichting tot registratie in het UBO-register. Uiteindelijk begunstigden moeten zich registreren, voor zover zij dat nog niet hebben gedaan. In mijn eerdere blog beantwoord ik de vraag voor wie de verplichting tot inschrijving in het UBO-register geldt. 

Meer weten over het privacyrecht?

Het gebruik van persoonsgegevens is in veel processen onmisbaar om een goede dienstverlening aan uw klanten te kunnen bieden. De wetgeving die deze verwerkingen beheerst is echter complex, zeker als het gaat om bijzondere persoonsgegevens. U moet voldoen aan de strenge verplichtingen van de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG/ GDPR), van de UAVG en aan de gedragscodes uit uw branche. Onze Privacy Desk helpt u om persoonsgegevens (commercieel) zo optimaal mogelijk te benutten én tegelijkertijd de privacy van uw klanten te waarborgen.

Auteur

Anne-Mieke Dumoulin-Siemens is specialist ondernemingsrecht en privacyrecht. Zij is een kundige gesprekspartner voor (internationale) commerciële ondernemingen en non-profit organisaties. Cliënten waarderen haar juridische adviezen vanwege de praktische en commerciële uitvoerbaarheid ervan.

Welke lessen kunnen we trekken uit de Deliveroo-uitspraak?

Welke lessen kunnen we trekken uit de Deliveroo-uitspraak? 1000 684 Ekelmans Advocaten
Maaltijdbezorgers Deliveroo
Leestijd: 3 minuten
Lesedauer: 3 Minuten
Reading time: 3 minutes

Het is je vast niet ontgaan. De Hoge Raad heeft vrijdag 24 maart 2023 geoordeeld: de maaltijdbezorgers van Deliveroo zijn werknemers. Voor de beoordeling van de vraag of sprake is van een arbeidsovereenkomst zijn en blijven alle omstandigheden van het geval van belang. Dat is niet nieuw, maar de uitspraak geeft wel handvatten bij de beoordeling van de vraag of een ‘werkende’ een opdrachtnemer (zzp’er) of werknemer is.

Handvatten bij het beoordelen of sprake is van een arbeidsovereenkomst

Om te beoordelen of sprake is van een arbeidsovereenkomst doorloop je twee stappen:

Stap 1: Wat zijn de overeengekomen rechten en plichten?

De eerste stap is vaststellen welke rechten en plichten partijen zijn overeengekomen. Bij deze stap beoordeel je welke betekenis partijen aan de tekst van hun overeenkomst gaven en wat zij mede op basis van die tekst over en weer van elkaar mochten verwachten (zie de uitspraak van de Hoge Raad van 6 november 2020).

Stap 2: Voldoet de omschrijving van de  arbeidsovereenkomst aan artikel 7:610 BW?

In de tweede stap beoordeel je of de rechten en plichten, die in de eerste stap zijn vastgesteld, voldoen aan de omschrijving van artikel 7:610 BW. Daarin staat de definitie van de arbeidsovereenkomst omschreven: i. verrichten van arbeid, ii. in dienst van de werkgever (gezag), iii. tegen betaling van loon. Wanneer aan al deze drie factoren is voldaan, is sprake van een arbeidsovereenkomst, zélfs wanneer partijen nooit de bedoeling hebben gehad een arbeidsovereenkomst te sluiten.

Omstandigheden van het geval

Voor de beoordeling in de tweede stap zijn alle omstandigheden van het geval van belang. Die omstandigheden moeten in onderlinge samenhang (holistisch) worden beoordeeld. Volgens de Hoge Raad kúnnen onder meer de volgende omstandigheden van belang zijn:

  • de aard en duur van de werkzaamheden
  • de wijze waarop de werkzaamheden en werktijden worden bepaald
  • de inbedding van het werk en werkende in de bedrijfsvoering
  • het al dan niet bestaan van een verplichting het werk persoonlijk uit te voeren
  • de wijze waarop overeenkomst tot stand is gekomen
  • de hoogte van de beloning, en de wijze waarop de beloning wordt bepaald en uitgekeerd
  • of de werkende een commercieel risico loopt, en of de werkende zich als ondernemer gedraagt of kan gedragen, bijvoorbeeld op het gebied van: i. verwerven van reputatie, ii. acquisitie, iii. fiscale behandeling, iv. het aantal opdrachtgevers en v. de duur van de opdracht(en).

De Hoge Raad heeft expliciet benadrukt dat deelaspecten niet afzonderlijk doorslaggevend zijn bij de beoordeling in de tweede stap. Zo kan een arbeidsovereenkomst bestaan, zélfs in de volgende gevallen:

Vrijheid om op het werk te verschijnen

De werkende kan vrij bepalen of hij al dan niet op het werk verschijnt en/of bepaalde opdrachten accepteert. Deze vrijheid aan de kant van de werkende staat niet in de weg aan het aannemen van een gezagsverhouding (in de zin van artikel 7:610 BW);

Vrijheid om te kiezen voor vervanging

De werkende mag zich vrij laten vervangen en hoeft de arbeid dus niet persoonlijk  te verrichten. Deze vrijheid staat niet in de weg aan het aannemen van het feit dat arbeid wordt verricht in de zin van artikel 7:610 BW.

Lessen uit de Deliveroo-uitspraak

Hoe men in de praktijk werkt, is en blijft van doorslaggevend belang bij de vraag of sprake is van een arbeidsovereenkomst. De tekst van de overeenkomst en bepaalde clausules daarin zijn niet doorslaggevend.

Per geval moet worden beoordeeld of de wijze waarop een werkende diens werkzaamheden uitvoert voldoende verschilt van werknemers om de werkende als zzp’er aan te kunnen merken. Een startpunt van die beoordeling kan zijn:

  • het beoordelen van de vraag of de werkende zich als ondernemer gedraagt én;
  • of de werkende andere werkzaamheden uitvoert dan de werknemers van de betrokken opdrachtgever/werkgever.

Meer weten over de verschillen tussen het werken met werknemers en opdrachtnemers (zzp’ers of contractors)? Bel of mail mij gerust voor een vrijblijvend gesprek.

Meer weten over arbeidsrecht?

Voor het succes van je onderneming zijn goede medewerkers van grote waarde. De manier waarop je de arbeidsverhoudingen met je medewerkers vormgeeft, staat geregeld ter discussie door veranderingen in de regelgeving en rechtspraak, maar ook door economische en technologische ontwikkelingen. Ons Employment team zorgt ervoor dat jouw organisatie optimaal gebruik maakt van de mogelijkheden die het arbeidsrecht biedt én de eventuele risico’s beperkt die deze met zich meebrengen.

Auteur

Mark van Benthem is gespecialiseerd in het arbeidsrecht en medezeggenschapsrecht en staat voornamelijk (inter)nationale ondernemingen, bestuurders en ondernemingsraden bij.

We gebruiken cookies om ervoor te zorgen dat onze website zo soepel mogelijk draait. Als je doorgaat met het gebruiken van de website, gaan we ervan uit dat je ermee instemt.