Onze mensen

Verlengd eigendomsvoorbehoud: maak slim gebruik van de voordelen die het Duitse recht te bieden heeft

Verlengd eigendomsvoorbehoud: maak slim gebruik van de voordelen die het Duitse recht te bieden heeft 525 400 Ekelmans Advocaten
verlengd eigendomsvoorbehoud
Leestijd: 5 minuten
Lesedauer: 5 Minuten
Reading time: 5 minutes

Voor bedrijven die vanuit Nederland exporteren naar Duitsland (of andersom) kan het een groot verschil maken of zij een eigendomsvoorbehoud naar Nederlands of naar Duits recht hanteren. Het hanteren van een Duits verlengd eigendomsvoorbehoud leidt namelijk tot een betere verhaalsmogelijkheid bij het faillissement van een afnemer (koper). In deze blog bespreekt advocaat Sjoerd Aelen het Nederlandse en het Duitse eigendomsvoorbehoud en komt aan bod op welke manieren bedrijven een eigendomsvoorbehoud naar Duits recht kunnen hanteren. En waar moet je dan op letten?

Wat is een eigendomsvoorbehoud?

Binnen de (internationale) handelspraktijk is het eigendomsvoorbehoud van groot praktisch belang. Het is een krachtig middel: als de koper failliet gaat voordat hij de zaken heeft betaald, kan de verkoper op basis van het eigendomsvoorbehoud de betreffende zaken terugvorderen. Ook kan de verkoper de zaken buiten faillissement terugvorderen indien betaling door de koper uitblijft, terwijl een redelijke termijn voor nakoming is gegeven.

Leveranciers van producten (roerende zaken) nemen dit beding vrijwel standaard op in hun overeenkomsten of als beding in de algemene voorwaarden. Het wordt bijvoorbeeld geformuleerd als  ‘de verkoper behoudt de eigendom van de op grond van de overeenkomst geleverde zaken totdat koper aan haar betalingsverplichtingen voortvloeiende uit de overeenkomst heeft voldaan. Dit leidt ertoe dat de koper slechts eigenaar wordt onder een opschortende voorwaarde, namelijk onder de voorwaarde dat hij aan zijn betalingsverplichtingen onder de koopovereenkomst heeft voldaan.

Het verlengd eigendomsvoorbehoud; het verschil tussen het Nederlandse recht en het Duitse recht

Naar Nederlands recht vervalt het eigendomsvoorbehoud als de koper het geleverde goed heeft verwerkt tot een nieuw goed.[1] Een zogenaamd ‘verlengd eigendomsvoorbehoud’, waarbij de verkoper óók eigenaar van de zaken blijft als deze worden verwerkt tot een nieuwe zaak, is niet mogelijk.[2]. De kans dat een geleverd product wordt verwerkt tot een nieuwe zaak, vormt dus een risico voor de verkoper. Een Duitse producent van weipoeder (een bijproduct van kaasbereiding dat verwerkt wordt in voedingssupplementen) kwam hier onlangs op een pijnlijke manier achter: op basis van het Nederlands recht was er sprake van zaaksvorming, omdat de afnemer het weipoeder al had verwerkt tot WPC80 (een proteïne-shake voor krachtsporters). De Duitse producent verloor daardoor zijn eigendomsvoorbehoud en kon bij het faillissement van de koper de geleverde producten niet terugvorderen.[3] De betreffende uitspraak is hier te vinden.

Het eigendomsvoorbehoud vervalt ook indien ‘natrekking’ plaatsvindt, waarbij een kleinere zelfstandige zaak deel gaat uitmaken van een grotere zaak (artikel 5:14 lid 1 BW).[4] Denk bijvoorbeeld aan een geleverd reserveonderdeel voor een machine. Doordat deze deel gaat uitmaken van een hoofdzaak (de machine), gaat het eigendom automatisch over aan de eigenaar van de hoofdzaak.[5] Het Nederlandse eigendomsvoorbehoud biedt geen remedie voor deze situatie, omdat men het verlengd eigendomsvoorbehoud in Nederland niet kent. Het Duitse recht biedt deze mogelijkheid wel.

Wat houdt het verlengd eigendomsvoorbehoud naar Duits recht in?

De verkoper die een eigendomsvoorbehoud hanteert, wordt naar het Duitse recht beter beschermd dan naar het Nederlandse recht. Het is naar het Duitse recht namelijk mogelijk om een verlengd eigendomsvoorbehoud af te spreken. Hiermee wordt het financiële belang van de verkoper in verder gaande mate veilig gesteld, doordat de verkoper bij voorbaat mede‑eigenaar wordt van de nieuwe zaak (bij Verarbeitung) of hoofdzaak (bij Verbindung). ter hoogte van de waarde van de zaken die onder eigendomsvoorbehoud zijn geleverd.[6]

Hiernaast kent het Duitse recht ook het Eigentumsvorbehalt mit Vorausabtretung. Dit betreft een eigendomsvoorbehoud waar een soort van cessie tot zekerheid aan is gekoppeld. Op grond daarvan draagt de koper van de roerende zaak bijvoorbeeld op voorhand de vordering over die hij zal verkrijgen op een derde als hij de zaak aan de derde verkoopt. Die overdracht vindt dan enkel plaats als extra zekerheid voor de nakoming door koper van zijn verplichtingen tegenover de verkoper. In deze blog bespreek ik de Vorausabtretung verder niet.

Kan je zomaar een verlengd eigendomsvoorbehoud naar Duits recht hanteren?

Auteur

De focus van Sjoerd ligt op ondernemingsrecht. Hij is betrokken bij het opstellen van (internationale) commerciële contracten, geschillen binnen rechtspersonen en aansprakelijkheidskwesties. Samen met cliënten zoekt hij naar weloverwogen en praktische oplossingen.

Duits recht
Duitse verkoper en Nederlandse koper

Indien sprake is van een Duitse verkoper en een Nederlandse koper, dan kan het hanteren van een verlengd eigendomsvoorbehoud (‘Verlängerter Eigentumsvorbehalt’) naar Duits recht (§ 449 BGB) voor de leverancier een oplossing bieden om het risico op vermenging, natrekking of zaaksvorming af te wenden. Zeer  belangrijk hierbij is dat de zaak al in Duitsland moet worden geleverd aan de Nederlandse koper. Dit leidt er namelijk toe dat het Duits goederenrechtelijk regime van toepassing is (art. 10:128 lid 1 BW). In de praktijk kan men dit bewerkstelligen door te leveren ‘af fabriek’ (ex works) waarbij de koper de zaken in ontvangst neemt op de plaats waar deze zich bevinden in Duitsland (fabriek, magazijn, pakhuis).

Nederlands recht
Nederlandse verkoper en Duitse koper

Indien sprake is van een Nederlandse verkoper en een Duitse koper, dan kunnen partijen afspreken dat het eigendomsvoorbehoud van het land van bestemming van toepassing is (art. 10:128 lid 2 BW). Partijen kunnen dan een verlengd eigendomsvoorbehoud naar Duits recht afspreken in de overeenkomst of opnemen in de toepasselijke algemene voorwaarden. Om te voorkomen dat de clausule kwalificeert als een verassingsclausule (§305 c BGB) en dus ongeldig zou zijn naar Duits recht, is het belangrijk dat de verkoper de koper expliciet wijst op de afwijkende bepaling Tot slot is het is belangrijk dat sprake is van een uitvoer vanuit Nederland en een daadwerkelijke invoer van de zaken in Duitsland. Een verlengd eigendomsvoorbehoud bij een zuiver nationale koop en verkoop waarbij het product de landsgrenzen niet verlaat, is niet mogelijk.

Waar moet je als verkoper op letten wanneer je een verlengd eigendomsvoorbehoud naar Duits recht wil hanteren?

Door het hanteren van een Duits verlengd eigendomsvoorbehoud maak je als leverancier slim gebruik van de voordelen die het Duitse recht te bieden heeft. Hierbij zijn een aantal punten belangrijk:

  • Zorg dat je het verlengd eigendomsvoorbehoud naar Duits recht correct formuleert. Het moet duidelijk zijn dat het eigendom van de zaken behouden blijft totdat de koper aan al zijn betalingsverplichtingen heeft voldaan (inclusief eventuele rente en kosten).
  • Bepaal dat het verlengde eigendomsvoorbehoud door het Duitse recht wordt beheerst. Het hanteren van een verlengd eigendomsvoorbehoud naar Duits recht leidt er niet toe dat de gehele overeenkomst wordt beheerst door het Duitse recht. Voor het overige deel van de overeenkomst kan worden bepaald dat het Nederlandse recht van toepassing is.
  • Indien je van plan bent om een verlengd eigendomsvoorbehoud naar Duits recht op te nemen in de algemene voorwaarden, dan is het belangrijk om ervoor te zorgen dat je de algemene voorwaarden, vóór of tijdens het sluiten van de overeenkomst, op een correcte manier aan de koper verstrekt en van toepassing verklaart. De voorwaarden moeten zijn opgesteld in een taal die de wederpartij begrijpt. Zo weet de klant precies waar hij aan toe is en worden misverstanden voorkomen. Dit hoeft niet per definitie de spreektaal van de wederpartij te zijn, maar kan bijvoorbeeld ook de taal zijn waarin de contractonderhandelingen zijn gevoerd en het contract is opgesteld.

Meer weten over zaken doen in Duitsland?

Het German Desk-team van Ekelmans Advocaten is gespecialiseerd in het juridisch adviseren en begeleiden van Nederlands- en Duitstalige cliënten bij grensoverschrijdende activiteiten. Werkt jouw Duitse onderneming samen met een Nederlands bedrijf? Of wil je met jouw Nederlandse onderneming zaken doen in Duitsland? Neem dan contact met ons op. Wij helpen je graag.

[1] Dit is niet het geval wanneer de kosten van de zaaksvorming dit vanwege de geringe omvang niet rechtvaardigen (art. 5:16 lid 2 BW)
[2] Vgl. artikel 5:16 lid 2 BW.
[3] Rb. Gelderland, 30 november 2022 (ECLI:NL:RBGEL:2022:6645).
[4] Hetzelfde geldt indien de kleinere zaak wordt ‘vermengd’ met een grotere zaak die een ander toebehoort, zie artikel 5:15 BW.
[5] Dit is niet het geval wanneer geen hoofzaak is aan te wijzen (art. 5:14 lid 2 BW).
[6] Door natrekking of vermenging ontstaat er naar Duits recht, anders dan onder art. 5:14 lid 2 en 5”15 BW in Nederland, nooit een nieuwe zaak, maar verandert het bestaande eigendomsrecht. Zie § 947 BGB.

Kom je ook naar de ronde tafel-bijeenkomst over bestuurdersaansprakelijkheid?

Kom je ook naar de ronde tafel-bijeenkomst over bestuurdersaansprakelijkheid? 788 600 Ekelmans Advocaten
Ronde tafel bestuurdersaansprakelijkheid
Leestijd: 3 minuten
Lesedauer: 3 Minuten
Reading time: 3 minutes

Op donderdag 5 oktober a.s. organiseert Ekelmans Advocaten een ronde tafel-bijeenkomst, speciaal voor D&O professionals bij verzekeraars. Daan SpoormansAbdi Youssuf en Mark van Benthem nemen je mee in de verzekeringsrechtelijke aspecten van D&O en de speelruimte die het wettelijke kader en polisvoorwaarden bieden. Meld je nu aan!

Het gaat daarbij dus niet om de juridische theorie of het vergelijken van polisvoorwaarden, maar hoe je in de praktijk om gaat met die ‘speelruimte’.

Professionals van verschillende D&O-verzekeraars komen samen om met elkaar best practices te delen en de uitdagingen bij de behandeling van claims op het gebied van bestuurdersaansprakelijkheid te bespreken.

Uiteraard is er voldoende gelegenheid om elkaar beter te leren kennen tijdens een informele borrel.

Thema en onderwerpen

Het thema van deze interactieve middag is:

‘D&O en dekking; best practices voor D&O-professionals bij verzekeraars’.

Onderwerpen en vragen die onder meer aan de orde kunnen komen zijn:

Keuze advocaat

  • In welke gevallen schakel je een externe advocaat in? En in welk stadium?
  • Hoeveel vrijheid geef je aan een verzekerde om zelf zijn advocaat te kiezen? En in welke gevallen schakel je dan als verzekeraar een externe ‘monitoring-counsel’ in?

Dekkingsuitsluitingen

  • Hoe strak ga je om met de dekkingsuitsluiting wegens persoonlijke bevoordeling? Is het bijvoorbeeld voldoende dat een rechtshandeling ten faveure van de rechtspersoon paulianeus is geweest of moet de verzekerde daadwerkelijk zichzelf hebben verrijkt of in ieder geval dat hebben beoogd?
  • Hoe wordt omgegaan met een dekkingsuitsluiting wegens een vermogensdelict; wordt daar in de praktijk een beroep op gedaan? En wordt in dat kader de bijstand betrokken van een specialist in het strafrecht?

Vergoeding van kosten van advocaat

  • Hoe ga je om met de vergoeding van advocaatkosten indien niet alleen de bestuurder als natuurlijk persoon, maar ook de tussenliggende houdstermaatschappij (vgl. artikel 2:11 BW) als bestuurder wordt aangesproken (die niet onder de dekking valt). Worden alle kosten van verweer gedekt of slechts – bijvoorbeeld – de helft?
  • Hoe wordt voorkomen dat derden beslag leggen onder de polis?
  • Indien de verzekeraar advocaatkosten heeft vergoed en later geen dekking blijkt te hebben bestaan; worden de gemaakte kosten in de praktijk van de verzekerde ook daadwerkelijk teruggevorderd?

Tijdens deze middag is er voldoende ruimte voor de inbreng van een interessante casus of vragen. Heb je inhoudelijke vragen die je graag onder de aandacht wil brengen? Laat dit dan gerust aan ons weten.

Gespreksleiders tijdens deze middag

Mark van Benthem

Mark van Benthem staat voornamelijk ondernemingen en (verzekerde) bestuurders bij. Hij richt zich in het bijzonder op het snijvlak tussen arbeidsrecht en ondernemingsrecht, zoals bestuurdersaansprakelijkheid. Zo treedt hij op voor bestuurders wanneer hen wordt verweten dat zij hun taak onbehoorlijk hebben vervuld.

Mark van Benthem-Ekelmans Advocaten

Abdi Youssuf

Abdi Youssuf houdt zich in het bijzonder bezig met bestuurders-, beroepsaansprakelijkheid en vraagstukken rondom privacyrecht en verzekeringen. Verzekeraars vertrouwen Abdi zaken toe waar zij zelf niet goed uitkomen. Juist dan is Abdi op zijn best: hij speurt naar onconventionele ideeën of gaat opnieuw met wederpartijen in gesprek. Dit heeft al meerdere malen geleid tot creatieve oplossingen in zaken die voor anderen kansloos leken.

Abdi Youssuf-Ekelmans Advocaten

Daan Spoormans

Daan Spoormans voert veelvuldig verweer namens bestuurders of commissarissen die een onjuist management of toezicht wordt verweten. Hij heeft reeds enkele tientallen bestuurders en commissarissen in veiligheid gebracht, terwijl het nog niet is voorgekomen dat een bestuurder of commissaris door een rechter is veroordeeld tot betaling van een aanspraak waartegen Daan verweer voerde.

Daan Spoormans-Ekelmans Advocaten

Ekelmans Advocaten, hét kantoor voor bestuurdersaansprakelijkheidszaken

Ekelmans Advocaten is gespecialiseerd in het verlenen van rechtsbijstand aan bestuurders en commissarissen. Zo staan wij regelmatig, al dan niet in opdracht van D&O-verzekeraars, bestuurders en commissarissen bij die persoonlijk worden aangesproken (of dreigen te worden aangesproken) tot betaling van schadevergoeding. Ook adviseren wij D&O-verzekeraars ook over dekkingskwesties.

Nieuwe rechtsontwikkeling op het gebied van verrekening voor faillissement

Nieuwe rechtsontwikkeling op het gebied van verrekening voor faillissement 525 400 Ekelmans Advocaten
verrekening in faillissement
Leestijd: 7 minuten
Lesedauer: 7 Minuten
Reading time: 7 minutes

De Hoge Raad deed vrijdag 25 augustus een belangrijke uitspraak over verrekening voor faillissement. Het wordt voor de curator minder moeilijk om een beroep door de bank op verrekening te bestrijden. Anderzijds is voor banken duidelijker wat van hen concreet wordt verwacht als zij zich met succes op verrekening willen beroepen. In deze blog bespreekt cassatie-advocaat David de Knijff drie vragen die in deze zaak centraal staan.

HR 25 augustus 2023, ECLI:NL:HR:2023:1135

Vrijdag 25 augustus deed de Hoge Raad een belangrijke uitspraak in een sprongcassatie van een vonnis dat de Amsterdamse rechtbank had gewezen in een geschil tussen mr. Van den Bergh, curator van de Flinter-groep en ING Bank. Centraal staan drie vragen, die allen verband houden met verrekening door de bank in het zicht van en na surseancedatum, waaronder de vraag wanneer de bank te goeder trouw is in de zin van art. 54 lid 1 / art. 235 lid 1 Fw.

Relevante achtergrond

Voor een goed begrip, eerst een korte aanloop. Als hoofdregel bepaalt art. 53 Fw dat degene die zowel schuldenaar als schuldeiser van de gefailleerde is, zijn schuld met zijn vordering op de gefailleerde mag verrekenen, indien beide zijn ontstaan vóór de faillietverklaring of voortvloeien uit handelingen vóór de faillietverklaring met de gefailleerde verricht. Hierop maakt art. 54 lid 1 Fw een uitzondering. Deze bepaling verbiedt de overneming van een schuld of van een vordering op de (toekomstige) gefailleerde van een derde vóór faillietverklaring, als de overnemer daarbij niet te goeder trouw is. Art. 235 lid 1 bepaalt hetzelfde voor surseance. De ratio van deze bepaling is (het misbruik) tegen te gaan dat met het opkopen van vorderingen of met de overneming van schulden aan de vooravond van het faillissement, een niet eerder bestaande mogelijkheid tot compensatie in het leven wordt geroepen.

Banken zijn dankzij hun spilpositie in het girale betalingsverkeer frequente verrekenaars. Door creditering van de betaling door een debiteur van de schuldenaar op diens bankrekening, maakt de bank zich tot debiteur van de schuldenaar. De bank kan haar schuld verrekenen met hetgeen zij van de rekeninghouder te vorderen heeft, maar niet vanaf het moment zij niet te goeder trouw is. Het girale betalingsverkeer zou de bank anders een uitzonderingspositie verschaffen, die niet met het stelsel van de faillissementswet is te verenigen, aldus de Hoge Raad in het arrest AMRO/THB (NJ 1989/449).

Art. 54 Fw verhindert niet dat de bank zich op verrekening beroept indien het een betaling betreft op een vordering die de schuldenaar stil aan de bank heeft verpand, aldus het arrest Mulder q.q./CLBN.

In het prejudiciële arrest Eurocommerce heeft de Hoge Raad geoordeeld dat een bank zich na het peilmoment van art. 54 lid 1 Fw niet langer kan verhalen op in rekening-courant geboekte betalingen door derden op grond van het  ten behoeve van de bank gevestigde pandrecht op de vordering van de rekeninghouder ter zake van het rekeningsaldo.

Vraag 1: Goede trouw van de bank bij verrekening

Gaat het bij de goede trouw-maatstaf in art. 54 lid 1 Fw uitsluitend om (subjectief) weten, dan wel om (objectief) weten? Die vraag, die niet eerder door de Hoge Raad is beantwoord, speelde ook in Eurocommerce, maar is toen niet aan de Hoge Raad voorgelegd.

ING Bank heeft de onderhavige zaak aangegrepen om dat in samenspraak met de curator alsnog te doen. De behoefte aan duidelijkheid is door de beperking van de verrekeningsmogelijkheid in Eurocommerce toegenomen; niet alleen voor de banken, maar ook voor curatoren. Als de bank ontkent dat zij ten tijde van de verrekening wist dat de schuldenaar in een zodanige toestand verkeerde dat zijn faillissement was te verwachten, is die toestand  voor een curator moeilijker te bewijzen, dan wanneer de bank daarvan had behoren te weten. ING Bank stelde dat zij te goeder trouw was. Zij zag ten tijde van de verrekeningen nog overlevingskansen voor het bedrijf. Zij was daarom bereid om de financiering voort te zetten en mee te werken aan een reddingspoging. De curator bestreed dat die kansen er realiter waren.

De goede trouw-maatstaf & reddingspoging

De Hoge Raad overweegt dat moet worden aangesloten bij de maatstaf van art. 3:11 BW. Dat bepaalt dat goede trouw, vereist voor enig rechtsgevolg niet alleen ontbreekt indien de betrokkene de feiten of het recht waarop zijn goede trouw betrekking moet hebben, kende, maar ook indien hij ze in de gegeven omstandigheden had behoren te kennen. Degene die bij de overneming van een schuld aan, of van een vordering op de latere gefailleerde/de boedel weet of behoort te weten dat de schuldenaar in een zodanige toestand verkeert dat diens faillissement dan wel surseance van betaling is te verwachten, handelt niet te goeder trouw in de zin van art. 54 lid 1 en 235 lid 1 Fw.

Daarbij dienen alle omstandigheden van het geval in aanmerking te worden genomen. Tot die omstandigheden kan ook behoren dat een bank bereid is tot voortzetting van de financiering of bereid is mee te werken aan een reddingspoging door risicodragend kapitaal beschikbaar te houden, omdat zij nog overlevingskansen ziet voor de cliënt. Daarbij kan er in het algemeen van worden uitgegaan dat een bank die gegronde redenen heeft om aan te nemen dat een reddingspoging (bij voortgezette of aanvullende financiering) een reële kans van slagen heeft, weet noch behoort te weten dat de schuldenaar in een zodanige toestand verkeert dat diens faillissement dan wel surseance van betaling is te verwachten. De enkele bereidheid tot voortzetting van de financiering dan wel medewerking aan een reddingspoging is daartoe onvoldoende. Anders dan ING Bank had bepleit is er geen grond om als specifieke norm of als uitgangspunt te aanvaarden dat steeds zolang een bank daartoe bereid is, die bank te goeder trouw handelt (rov. 3.1.3 – 3.1.7).

De Hoge Raad oordeelde hiermee anders dan de rechtbank, die was uitgegaan van de subjectieve maatstaf, en ook anders dan A-G Rank-Berenschot die meende dat de tegen dat oordeel gerichte klachten van de curator niet konden slagen.

Een juiste balans?

Wil men de banken ruim baan geven, of de positie van de concurrente schuldeisers versterken?
Die schuldeisers zijn volledig op de curator aangewezen. De curator heeft de wettelijke taak om handelingen van en met de failliet op rechtmatigheid te onderzoeken. Schuldeisers confronteren de curator achteraf met de verrekening en de curator moet vervolgens vaststellen wat er is gebeurd. Omgekeerd beschikken de banken over de middelen en digitale tools om de toestand van de kredietnemer ‘24/7’ te volgen en hebben zij op de curator een grote kennisvoorsprong. Dat pleit voor een versterking van zijn positie. De bewijslast zake van het ontbreken van de vereiste goede trouw, rust nog steeds op de curator. Maar een bank kan er niet mee volstaan dat zij geen kennis had van de deplorabele toestand van de schuldenaar/cliënt. Evenmin volstaat dat zij bereid was de cliënt verder te financieren of die financiering uit te breiden. De bank zal aannemelijk moeten maken dat zij gegronde redenen had om aan te nemen dat zo’n reddingspoging een reële kans van slagen had.

Vraag 2: Kruislings verrekening

De tweede vraag was of bank daags na de surseanceverlening zonder de door art. 228 lid 1 Fw vereiste medewerking van de bewindvoerders, positieve saldi op rekeningen van Flinter-vennootschappen kon overboeken naar rekeningen van Flinter-vennootschappen met een debetsaldo.

ING Bank stelde dat zij daartoe zonder meer gerechtigd was op grond van de compte joint– en mede-aansprakelijkheidsovereenkomst (CJMO). Zo’n overeenkomst is bij concernfinanciering gebruikelijk en komt er – heel kort samengevat –  op neer dat rekeningen binnen het concern met het oog op het bewerkstelligen van een optimaal liquiditeitenbeheer, rentevoordeel en verminderde externe kredietbehoefte worden geconsolideerd. Dat kan virtueel gebeuren of fysiek, door periodieke overboekingen en terugboekingen op basis van een in de overeenkomst aan de bank verleende volmacht. Deze salderingen  – ook wel cash sweep genoemd – worden door banken regelmatig uitgevoerd, mede in verband met accountingregels. Verder voorziet de CJMO in zekerheden voor de bank, waaronder een kruislings verrekeningsrecht, dat wil zeggen de contractuele bevoegdheid om creditsaldi van elk van de deelnemende rekeninghouders, te verrekenen met debetsaldi van andere rekeninghouders. Die deelnemers hebben zich in de CJMO jegens de bank voor elkaars schulden uit hoofde van debetsaldi hoofdelijk aansprakelijk verklaard.

Volgens de rechtbank kon ING Bank zich op art. 7 van de CJMO beroepen, waarin een kruislings verrekeningsrecht was opgenomen. De curator bestreed dit oordeel in cassatie op de grond dat ING Bank feitelijk haar bevoegdheid tot verrekening niet had uitgeoefend. ING Bank had namelijk, door de curator gevraagd om uitleg, zich in een brief ruim anderhalf jaar later beroepen op hoofdelijkheid en verklaard dat zij gebruik had gemaakt van haar volmacht, maar had geen verrekeningsverklaring uitgebracht (art. 6:127 lid 1 BW). Aldus was sprake van een al eerder aangekondigde cash sweep, zo stelde de curator. Hij kreeg daarin van de A-G gelijk. Maar de Hoge Raad is van oordeel dat tegen de achtergrond van art. 7 van de CJMO het oordeel van de rechtbank dat ING Bank haar verrekeningsbevoegdheid heeft uitgeoefend niet onbegrijpelijk is.

Vraag 3: Reikwijdte Mulder q.q./CLBN

De derde vraag stelt aan de orde of voor de verruimende uitzondering van Mulder q.q./CLBN is vereist dat de betaling door de derde wordt verricht op de bankrekening van de pandgever. In het onderhavige geval had de derde betalingen bestemd voor Flinter Chartering, betaald op de bankrekening van Flinter Shipping. De rechtbank oordeelde dat ING Bank de betaling mocht verrekenen. Naar het oordeel van de Hoge Raad ziet de uitzondering niet slechts op betaling op de bankrekening van de pandgever zelf. De rechtbank heeft echter miskend dat voor een rechtsgeldig beroep op verrekening ingeval betaling plaatsvindt op de bankrekening van een andere schuldenaar, vereist is dat het pandrecht (mede) tot zekerheid strekte voor de betaling van de schuld van die andere schuldenaar. Of dat het geval is, zal door de rechtbank na terugverwijzing moeten worden vastgesteld.

Ik dank Pier Beerda, advocaat van de curator voor zijn zeer waardevolle bijdrage en Bart van der Wiel en Anne Stortelder van Houthoff voor de onmisbare tegenspraak van de zijde van ING Bank .

Meer weten over cassatie?

Voert u een procedure in hoger beroep en verwacht u dat de zaak  bij de Hoge Raad zal komen? Dan is het slim om nu alvast advies in te winnen bij een cassatie-advocaat over uw kans van slagen als u uw zaak voorlegt aan de Hoge Raad.

Ekelmans Advocaten heeft een hoog aangeschreven cassatiepraktijk. De betrokkenheid van onze advocaten leidt geregeld tot belangwekkende arresten van de Hoge Raad.

Onze advocaten Cassatie en Expert Litigation zijn procesrechtelijke experts, die de grote lijnen inzichtelijk maken en in de finesses scherpte brengen.

We verzenden ook een nieuwsbrief Civiele Procespraktijk naar onze contacten. Interesse? Dan ontvangen we graag uw inschrijving.

Auteur

David de Knijff is al meer dan 20 jaar gespecialiseerd in civiele cassatiezaken. Hij heeft diverse complexe en voor de rechtsontwikkeling belangwekkende kwesties met succes bij de Hoge Raad verdedigd.

Voor in de strandstoel: tips bij vervallen en verjaren van vakantiedagen en loon tijdens vakantie

Voor in de strandstoel: tips bij vervallen en verjaren van vakantiedagen en loon tijdens vakantie 525 400 Ekelmans Advocaten
tips vakantierechten werknemers
Leestijd: 6 minuten
Lesedauer: 6 Minuten
Reading time: 6 minutes
Expertise:

De welverdiende zomervakantie staat voor de deur! Yes! Maar hoe zit het eigenlijk met de vakantierechten van werknemers? Wanneer vervallen en verjaren vakantiedagen? Een veelvoorkomende afspraak in een vaststellingsovereenkomst is dat, in ruil voor vrijstelling van werk, vakantiedagen moeten zijn ‘genoten’ bij einde dienstverband. Is dit eigenlijk wel toegestaan? En wat moeten werknemers nu precies doorbetaald krijgen tijdens hun vakantie? Lees de blog van advocaat Mark van Benthem voor de antwoorden op deze vragen.

Wanneer vervallen en verjaren vakantiedagen?

Voorkom het uitbetalen van een stuwmeer aan vakantiedagen bij einde dienstverband door goed te informeren en aan te sporen. Doet u dit niet, dan staat u mogelijk een forse vakantieaanspraak van uw werknemers te wachten bij einde dienstverband, waarvan u de tegenwaarde in geld dient uit te betalen.

Oordeel Gerechtshof Den Haag

In de zaak die heeft geleid tot de hierna te bespreken uitspraak van de Hoge Raad oordeelde het Gerechtshof Den Haag, dat de werkgever in kwestie maar liefst 186,5 vakantiedagen aan de werknemer moest uitbetalen ter waarde van EUR 62.604,32 bruto, waarbij de werkgever als klap op de vuurpijl ook nog eens 10% wettelijke verhoging over dit bedrag én de wettelijke rente over zowel de hoofdsom als de wettelijke verhoging aan de werknemer moest betalen.

Lees onderstaande tip en voorkom op een eenvoudige wijze forse claims van vertrekkende werknemers.

De Nederlandse- en Europese regels

De Nederlandse wet is strikt:  

  • wettelijke vakantiedagen (de welbekende twintig dagen bij een fulltime dienstverband) vervallen per 1 juli van het jaar na het jaar waarin de dagen zijn opgebouwd, tenzij de werknemer voor die tijd redelijkerwijs niet in staat is geweest de vakantie op te nemen (artikel 7:640a BW);
  • álle vakantiedagen verjaren nadat vijf jaren zijn verstreken sinds de laatste dag van het jaar waarin de dagen zijn opgebouwd, ongeacht de vraag of de werknemer redelijkerwijs in staat is geweest de vakantie op te nemen (artikel 7:642 BW).

Rechtspraak van Europese Hof van Justitie (HvJ) van belang voor de Nederlandse praktijk

De Nederlandse wet moet echter worden uitgelegd op basis van de Europese regels en daardoor zo nodig opzij worden gezet. De regels in de Nederlandse wet over vakantie van werknemers vloeien daar namelijk uit voort. Om die reden is ook rechtspraak van het Europese Hof van Justitie (HvJ) van belang voor de Nederlandse praktijk.

Uit vaste rechtspraak van het HvJ blijkt al geruime tijd dat wettelijke vakantiedagen niet vervallen of verjaren als de werkgever de werknemer niet actief, precies en tijdig heeft geïnformeerd over het risico van het vervallen van deze dagen én de werknemer niet heeft aangespoord deze dagen op te nemen. Aan uw waarschuwings- en aansporingsplicht hebt u niét voldaan door het opnemen van een algemene mededeling over verval/verjaring in de arbeidsovereenkomst of het personeelshandboek, of door het verwijzen naar een digitaal HR-systeem waarin de werknemer zelf zijn verlofrechten kan inzien. Zelfs het verstrekken van een jaarlijks standaardoverzicht van de opgebouwde, nog op te bouwen en te vervallen vakantiedagen, is onvoldoende.

Oordeel Hoge Raad

Op 23 juni 2023 oordeelde de Hoge Raad, in aanvulling op het voorgaande en op basis van Europese regels, dat de Nederlandse wet aangaande het verjaren van vakantiedagen, waarin zonder enige beperking is bepaald dat vakantiedagen na vijf jaren verjaren (artikel 7:642 BW), niét mag worden toegepast voor wettelijke vakantiedagen als de werkgever niet kan bewijzen dat hij aan bovengenoemde informatieplicht heeft voldaan.

Tip 1: Informeer en spoor aan en voorkom stuwmeren

  • Waarschuw uw werknemers actief en tijdig dat (wettelijke) vakantiedagen dreigen te vervallen of verjaren.
  • Informeer iedere werknemer individueel, (minimaal eenmaal per jaar) zo snel mogelijk aan het begin van het nieuwe kalenderjaar, schriftelijk over de nog openstaande (wettelijke) vakantiedagen en de voor die dagen geldende verval- en verjaringstermijnen.
  • Spoor uw werknemers in dit bericht direct aan de (wettelijke) vakantiedagen tijdig op te nemen.

Bovenwettelijke vakantiedagen

In het voorgaande maak ik – bewust – onderscheid tussen wettelijke- en bovenwettelijke dagen. De Europese bescherming ziet namelijk (nagenoeg zeker) alleen toe op de minimale vakantieaanspraak van werknemers en dus niet (ook) op de aanspraak op contractueel overeengekomen bovenwettelijke vakantiedagen. Het is mogelijk om daarom de afweging te maken de bovenwettelijke vakantiedagen niet in de informatiebrief aan uw werknemers mee te nemen. De vraag is of dit verstandig is. Wat mij betreft niet. De kans is namelijk klein dat uw werknemers niet uit zichzelf binnen een periode van vijf jaar aangeven graag gebruik te blijven maken van hun bovenwettelijke dagen (en daarmee op de verjaring van deze dagen ‘stuiten’, waardoor verjaring niet aan de orde zal zijn). Daarnaast straalt u goed werkgeverschap uit wanneer u werknemers verdergaand informeert dan (juridisch strikt) noodzakelijk.

Model vaststellingsovereenkomst op de schop?

Uit een uitspraak van het Europese Hof van Justitie (HvJ) van 27 april 2023, voortvloeiend uit een Duitse zaak, volgt mogelijk dat vakantiedagen en bijbehorende vergoedingen niet vervallen wanneer de werknemer is vrijgesteld van werk (ECLI:EU:C:2023:347, overwegingen 31 en 34).

Het valt te betwijfelen of de soep echt zo heet wordt gegeten: goed kan namelijk worden betoogd dat het oordeel van het HvJ is ingegeven door de specifieke omstandigheden van deze Duitse zaak. Daarnaast  kan worden betoogd dat een deal over beëindiging van de arbeidsovereenkomst die voor de werknemer in algemene zin gunstig uitpakt, is toegestaan.

Tip 2: Kijk uw model vaststellingsovereenkomst na

Bedenk of het nodig is om uw model vaststellingsovereenkomst (VSO) op deze uitspraak aan te passen. De bepaling dat vakantiedagen per de einddatum worden geacht te zijn genoten, kan namelijk mogelijk ontoelaatbaar zijn, omdat het zou kunnen dat het HvJ heeft bedoeld te oordelen dat tijdens vrijstelling van werk geen vakantie kan worden opgenomen.

Het valt te overwegen, indien wordt beoogd vrijstelling van werk in ruil voor het niet uitbetalen van vakantiedagen overeen te komen, dat de werknemer éérst zijn vakantiedagen opmaakt en nadien wordt vrijgesteld van werk. Risico van deze benadering is wel dat de werknemer tijdens de vakantieperiode ziek wordt en (alsnog) uitbetaling van zijn vakantiedagen vordert.

Een mogelijkheid is ook om uw model VSO niet te wijzigen. Neem dan in ieder geval zéker een bepaling op die erop ziet dat alle eventueel niet geldige bepalingen door partijen worden vervangen, zodanig dat de nieuwe bepaling zo veel mogelijk aansluit bij het doel van de ongeldige bepaling (“Voor zover een (onderdeel van) een bepaling van deze overeenkomst, niet rechtsgeldig zou zijn, laat dat de geldigheid van de overige bepalingen onverlet. In dat geval zullen partijen de ongeldige bepaling(en) vervangen, overeenkomstig doel en strekking van deze overeenkomst, en wel zodanig dat de nieuwe bepaling – qua doel en strekking – zo weinig mogelijk verschilt van de ongeldige bepaling.”). Daarmee voorkomt u mogelijk discussies over de uitruil, omdat op basis van deze bepaling kan worden gesteld dat de uitruil dan moet worden vervangen door een bepaling die stelt dat eerst de vakantiedagen worden opgemaakt en daarna de vrijstelling plaatsvindt.

Welk loon betalen gedurende vakantie?

Het is algemeen bekend dat een werknemer met een fulltime dienstverband minimaal recht heeft op twintig vakantiedagen per jaar. Dit volgt uit artikel 7:634 BW. In de praktijk hebben werknemers vaak recht op (veel) meer dagen.

Die bovenwettelijke dagen zorgen nogal eens voor discussies. Want hoe ga je daar als werkgever mee om als de regels daarover niet (duidelijk) zijn vastgelegd in een cao of als er geen cao van toepassing is? Bent u voor de bovenwettelijke dagen volledig vrij om overeen te komen wat u wilt, omdat deze dagen nu eenmaal vrijwillig, bovenop de reeds bestaande wettelijk verplichte dagen, worden afgesproken?

Het antwoord is ‘nee’, zo oordeelde de Hoge Raad op 9 juni 2023. In een zaak tussen de NS en één van haar werknemers oordeelde de Hoge Raad dat de wet niet toestaat dat voor bovenwettelijke dagen een minder ruim loonbegrip wordt gehanteerd dan voor wettelijke dagen. De Hoge Raad komt tot dit oordeel door te overwegen:

  • dat van de wettelijke bepalingen over vakantie niet mag worden afgeweken (artikel 7:645 BW);
  • dat artikel 7:639 BW bepaalt dat de werknemer tijdens vakantie recht op het gehele overeengekomen loon behoudt;
  • dat artikel 7:639 BW geen onderscheid maakt tussen wettelijke- en bovenwettelijke dagen; en
  • dat voor enkele andere vakantiekwesties wel onderscheid is gemaakt tussen wettelijke- en bovenwettelijke dagen.

Tip 3: Betaal het volledig overeengekomen loon door tijdens vakantie

U moet dus het volledig overeengekomen loon doorbetalen tijdens vakantie. Dit geldt zowel voor wettelijke- als voor bovenwettelijke vakantiedagen.

Helaas heeft de Hoge Raad zich niet uitgelaten over wat nu precies onder het vakantieloon moet worden verstaan. Hierdoor blijft de praktijk met een onzekere situatie achter, bijvoorbeeld bij de vraag of overuren moeten worden meegeteld bij de berekening van het vakantieloon. Over deze vraag worden op dit moment diverse procedures gevoerd.

Wij denken graag met mee over het loon tijdens vakantie en de wijze waarop u daarover overleg voert met uw werknemers en de organisaties die voor de belangen van uw werknemers opkomen.

Advies?

Na uw vakantie behoefte aan overleg? Neem dan gerust vrijblijvend contact met mij op.

Meer weten over arbeidsrecht?

Voor het succes van je onderneming zijn goede medewerkers van grote waarde. De manier waarop je de arbeidsverhoudingen met je medewerkers vormgeeft, staat geregeld ter discussie door veranderingen in de regelgeving en rechtspraak, maar ook door economische en technologische ontwikkelingen. Ons Employment team zorgt ervoor dat jouw organisatie optimaal gebruik maakt van de mogelijkheden die het arbeidsrecht biedt én de eventuele risico’s beperkt die deze met zich meebrengen.

Auteur

Mark van Benthem is gespecialiseerd in het arbeidsrecht en medezeggenschapsrecht en staat voornamelijk (inter)nationale ondernemingen, bestuurders en ondernemingsraden bij.

Een nieuwe (tijdelijke) regeling voor turboliquidatie

Een nieuwe (tijdelijke) regeling voor turboliquidatie 525 400 Ekelmans Advocaten
Turbuliquidatie
Leestijd: 4 minuten
Lesedauer: 4 Minuten
Reading time: 4 minutes

Turboliquidatie, het op een simpele manier opdoeken van een rechtspersoon, bestaat alleen in Nederland. In andere landen zoals Duitsland of Engeland heeft de bestuurder deze optie niet. Onder de ‘Nederlandse’ bestuurder is het een begeerd instrument: maar liefst 36.456 turboliquidaties vonden plaats in 2022. Op 15 november 2023 is de (op het eerste gezicht beperkende) Tijdelijke Wet Transparantie Turboliquidatie in werking getreden. Is de turboliquidatie voor de bestuurder van de Nederlandse BV of NV nu nog wel aantrekkelijk?

Het snel en makkelijk liquideren van een rechtspersoon is sinds 15 november 2023 (gedeeltelijk) ingeperkt. Op 14 maart 2023 heeft de Eerste Kamer namelijk ingestemd met het Wetsvoorstel Tijdelijke Wet Transparantie Turboliquidatie. De reden voor deze wet zou gelegen zijn in het feit dat turboliquidatie door het uitbreken van de coronapandemie vatbaar is geworden voor fraude. Het doel van de wet is om meer transparantie te bieden aan schuldeisers die nu na een turboliquidatie in het ongewisse worden gelaten. De wet heeft een looptijd van twee jaar en heeft een optie om met twee extra jaren te worden verlengd. Op 15 november 2023 is de wet  in werking getreden.

De turboliquidatie is een tool die in het buitenland niet bestaat. Holdings uit bijvoorbeeld Duitsland of Engeland gebruiken de tool graag om hun Nederlandse tak op een eenvoudige manier te herstructureren of op te heffen.

Hoe werkte turboliquidatie vóór 15 november 2023?

De vereisten voor het turboliquideren van een vennootschap zijn simpel. In ieder geval moet sprake zijn van een situatie waarin de vennootschap geen baten meer heeft (dus geen inventaris, liquide middelen en ook geen openstaande vorderingen). Bestuurders bereiken dit door de vennootschap voorafgaand aan de turboliquidatie ‘leeg te maken’. Vervolgens kunnen de aandeelhouders een ontbindingsbesluit nemen waarmee de vennootschap wordt opgeheven. Normaal gesproken begint dan de fase van vereffening van de boedel. Bij een turboliquidatie slaat men deze fase over, omdat de vennootschap reeds leeg is gemaakt. De vennootschap houdt daarom direct op te bestaan.

Wat verandert er voor de bestuurder van de vennootschap en turboliquideren?

Aan de bestaande vereisten voor het turboliquideren van een vennootschap verandert niets. Echter: de bestuurder moet wel een aantal extra handelingen verrichten. Alleen het melden van de turboliquidatie bij de Kamer van Koophandel is niet meer voldoende. De bestuurder moet na de inwerkingtreding van de nieuwe wet namelijk ook aanvullende documenten aanleveren en de schuldeisers informeren:

  • Een balans en een staat van baten en lasten over het jaar waarin de rechtspersoon is ontbonden en het voorgaande boekjaar als er op het moment van ontbinding over dat jaar nog geen jaarrekening openbaar is gemaakt;
  • Een beschrijving van de oorzaak voor het ontbreken van baten;
  • Een beschrijving van de wijze waarop de baten van de vennootschap te gelde zijn gemaakt en de opbrengsten zijn verdeeld.
  • Een beschrijving van de redenen waarom schuldeiser(s) geheel of gedeeltelijk onbetaald zijn gebleven.

Verder moet het bestuur de jaarrekeningen deponeren van voorgaande boekjaren, indien zij daar nog niet al aan heeft voldaan. Vervolgens moet het bestuur schuldeisers informeren over het feit dat zij de stukken heeft gedeponeerd bij de Kamer van Koophandel en de rechtspersoon is geliquideerd.

Het idee achter deze verplichtingen is dat schuldeisers zo snel mogelijk op de hoogte worden gesteld van de liquidatie. Indien het bestuur niet aan deze verplichtingen voldoet dan is sprake van een economisch delict waarop een straf kan staan van maximaal zes maanden hechtenis, een taakstraf of een geldboete van maximaal € 22.500,-.

Wat als schuldeisers worden benadeeld?

Als later blijkt dat bestuurders één of meer schuldeisers door de liquidatie zijn benadeeld, dan kan de rechtbank de bestuurders een bestuursverbod opleggen voor de duur van maximaal vijf jaar. Hiervoor moet sprake zijn van een situatie waarin:

  • De bestuurders niet de vereiste documenten hebben aangeleverd bij de Kamer van Koophandel en de schuldeisers niet hebben bericht over de liquidatie;
  • De bestuurders in aanloop naar de turboliquidatie doelbewust handelingen hebben verricht waarmee één of meer schuldeisers zijn benadeeld;
  • De bestuurders tweemaal eerder betrokken zijn geweest bij een faillissement of turboliquidatie en hen daarvan een persoonlijk verwijt treft.

De turboliquidatie blijft ondanks de nieuwe eisen een nuttig instrument

De nieuwe wet legt een aantal extra eisen op aan turboliquidatie. Desondanks blijft turboliquidatie een handzame manier om rechtspersonen op te heffen of te herstructureren. Aandeelhouders moeten zich dan ook vooral niet tegen laten houden door deze nieuwe vereisten. De wet is bedoeld om fraudeurs aan te pakken en dus niet bedoeld voor aandeelhouders die in alle eerlijkheid een snelle vereffening wensen.

Bent u van plan een rechtspersoon te herstructureren of op te heffen? En wilt u meer informatie over turboliquidatie of heeft u een andere vraag op het gebied van ondernemingsrecht? Neem dan gerust contact met mij op voor een vrijblijvend gesprek.

Bekijk via deze infographic welke stappen je doorloopt bij het herstructureren of opheffen van een rechtspersoon.

Meer weten over ondernemingsrecht?

Onze advocaten werken graag met u samen binnen compacte teams van specialisten. Zij kennen uw praktijk en beschikken over de expertise om snel en to the point met u mee te denken en te adviseren.

Auteur

Pim Lieffering is advocaat Corporate. Hij houdt zich bezig met alle aspecten van het ondernemingsrecht, van het opstellen van en procederen over commerciële contracten tot het begeleiden van fusies en overnames. Krijgt Pim een vraag voorgelegd, dan kijkt hij altijd naar het grotere geheel. Doordat hij net iets verder kijkt, verrast hij zijn cliënten geregeld met creatieve oplossingen.

Werkgeversaansprakelijkheid in het betaald voetbal

Werkgeversaansprakelijkheid in het betaald voetbal 853 650 Ekelmans Advocaten
Werkgeversaansprakelijkheid in het betaald voetbal
Leestijd: 2 minuten
Lesedauer: 2 Minuten
Reading time: 2 minutes

Advocaat Diederik Hulsbergen bespreekt in dit artikel een geschil over werkgeversaansprakelijkheid. In een uitspraak wijst de KNVB-arbitragecommissie 900.000 euro schadevergoeding van werkgever AFC Ajax N.V. voor de kruisbandblessure van profvoetballer Labyad af. Waar moet je als (de aansprakelijkheidsverzekeraar van) een betaald voetbalorganisatie rekening mee houden als het aankomt op dergelijke aansprakelijkheidsclaims? Diederik beantwoordt deze vraag aan de hand van relevante componenten van zorgplichtschending.

Een blessure onder werktijd is niet vanzelfsprekend het gevolg van een zorgplichtschending door de sportwerkgever

Op 3 februari 2023 wees de KNVB-arbitragecommissie voor het eerst vonnis in een geschil over werkgeversaansprakelijkheid. Profvoetballer Labyad vorderde bijna 900.000 euro schadevergoeding van werkgever AFC Ajax N.V., vanwege een kruisbandblessure die hij opliep tijdens een voetbaltraining. De arbitragecommissie wijst zijn vordering af.

Met een analyse van deze uitspraak bespreekt advocaat Diederik Hulsbergen waarmee (de aansprakelijkheidsverzekeraar van) een betaald voetbalorganisatie rekening moet houden als het aankomt op dergelijke aansprakelijkheidsclaims. Daarbij gaat hij dieper in op enkele relevante componenten van zorgplichtschending die de arbitragecommissie niet bespreekt.

Deze bijdrage van advocaat Diederik Hulsbergen verscheen eerder in de juni-editie van Beursbengel

Meer weten over aansprakelijkheid?

Omdat de financiële gevolgen van een aansprakelijkstelling groot zijn, wilt u als verzekeraar juridisch alles goed regelen. Als uw juridische afdeling met complexe of zeer gespecialiseerde vragen te maken krijgt, bieden onze gespecialiseerde advocaten uitkomst.
Wij treden op voor verzekeraars, hun verzekerden en andere professionele partijen, zowel in discussies over aansprakelijkheid als over dekking. Wij procederen als het moet, maar voorkomen een procedure als dat kan.

Auteur

Diederik Hulsbergen behandelt als advocaat uiteenlopende verzekeringsrechtelijke kwesties. Zo houdt hij zich bezig met beroepsaansprakelijkheid en met verzekeringsvraagstukken op het gebied van (zorg)verzekeringsfraude en polisvoorwaarden.

Bestuurdersaansprakelijkheid en persoonlijke bevoordeling; een explosieve combinatie!

Bestuurdersaansprakelijkheid en persoonlijke bevoordeling; een explosieve combinatie! 525 400 Ekelmans Advocaten
Bestuurdersaansprakelijkheid en persoonlijke bevoordeling
Leestijd: 7 minuten
Lesedauer: 7 Minuten
Reading time: 7 minutes

Wanneer kan ‘matiging’ van aansprakelijkheid plaatsvinden nadat een bestuurder al met succes in principe aansprakelijk is gehouden voor de schulden in het faillissement? De Hoge Raad wees op 21 april 2023 een arrest over dit onderwerp. In deze blog geeft advocaat Daan Spoormans zijn analyse op dit arrest en bespreekt hij de mogelijke gevolgen als een persoonlijke bevoordeling van een bestuurder bij de onbehoorlijke taakvervulling komt vast te staan.

ECLI:NL:HR:2023:635, Hoge Raad, 22/00221

De basics

Wanneer een rechtspersoon failliet gaat, bijvoorbeeld een BV of een NV, dan benoemt de rechtbank een curator. Deze moet onder andere onderzoek doen naar de vraag of het (al dan niet voormalig) bestuur zijn taken naar behoren heeft vervuld.

Als komt vast te staan dat sprake is geweest van een kennelijk onbehoorlijke taakvervulling in een periode van drie jaren voorafgaand aan het faillissement én dit een belangrijke oorzaak is geweest van het faillissement, dan zijn de bestuurders in beginsel aansprakelijk voor de schulden in het faillissement die onbetaald zijn gebleven. [1] De maatstaf voor de curator om een bestuurder op die voet aansprakelijk te kunnen houden, ligt echter hoog: van een ‘kennelijk onbehoorlijke taakvervulling’ kan pas gesproken worden als geen redelijk denkend bestuurder – onder dezelfde omstandigheden – aldus gehandeld zou hebben. [2]

Als een of meerdere jaarrekeningen niet tijdig zijn gedeponeerd [3] of de administratie niet op orde is [4], dan geldt een onweerlegbaar vermoeden dat sprake is geweest van een kennelijk onbehoorlijke taakvervulling en een weerlegbaar vermoeden dat de kennelijk onbehoorlijke taakvervulling een belangrijke oorzaak is geweest van het faillissement. De bestuurder staat dan dus met 2-0 achter tegenover de curator indien laatstgenoemde de bestuurder(s) persoonlijk aansprakelijk wenst te houden. Voor commissarissen en feitelijk beleidsbepalers bestaat een soortgelijke mechaniek van aansprakelijkheid. [5] In de praktijk lijkt het erop dat curatoren vooral werk maken van aansprakelijkheidsclaims indien zij naar verwachting deze bewijsvermoedens in stelling kunnen brengen. [6]

Wanneer de drempel voor aansprakelijkheid van bestuurders wordt gehaald, al dan niet met behulp van de bewijsvermoedens, dan kunnen zij proberen om zichzelf te ‘disculperen’ door aannemelijk te maken dat de onbehoorlijke taakvervulling niet aan hem of haar is te wijten en hij of zij niet nalatig is geweest in het treffen van maatregelen om de gevolgen daarvan af te wenden. [7] Daarnaast kan de bestuurder de rechtbank verzoeken om zijn of haar aansprakelijk te matigen. Die matiging kan voor het gehele bestuur plaatsvinden gelet op de aard en de ernst van de onbehoorlijke taakvervulling door het bestuur, de andere oorzaken van het faillissement en de wijze waarop het faillissement is afgewikkeld. [8] De aansprakelijkheid van een individueel bestuurder kan daarnaast worden gematigd gelet op de (beperkte) tijd dat hij of zij bestuurder was in de periode dat de onbehoorlijke taakvervulling plaatsvond. Die matigingsgronden zijn limitatief, zo benadrukte de Hoge Raad in een uitspraak vorig jaar. [9]

Het arrest van de Hoge Raad

In het arrest van 21 april 2023 handhaaft de Hoge Raad de lijn van het arrest van vorig jaar en werkt hij de matigingsbevoegdheid nog wat verder uit.

In de voorliggende zaak had het gerechtshof Den Haag geoordeeld dat het bestuur een kennelijk onbehoorlijke taakvervulling was te verwijten én dit een belangrijke oorzaak was van het faillissement.

Het gerechtshof stelde in dat kader onder meer vast dat het bestuur een reeks van transacties (verrekeningen, cessies en dividenduitkeringen) was aangegaan binnen de eigen groep van ondernemingen, terwijl sprake was van een verslechterde financiële situatie. Deze transacties kwamen er steeds op neer dat tegoeden en voordelen terecht kwamen bij andere vennootschappen dan de groep waartoe de failliete vennootschappen behoorden. Dit terwijl die andere vennootschappen aan de aangesproken bestuurders gelieerd waren.

Toch oordeelde het gerechtshof dat de aansprakelijkheid van de aangesproken bestuurders met 90% moest worden gematigd. Het gerechtshof baseerde die – vergaande – matiging bij het in aanmerking nemen van ‘alle omstandigheden’. Specifiek benoemde het gerechtshof de op zichzelf genomen geringe beloning van de bestuurders, het ontbreken van concrete aanwijzingen dat zij zich daadwerkelijk persoonlijk op grove/ontoelaatbare wijze hebben verrijkt en de beperkte winstgevendheid van de ondernemingsactiviteit.

Niet verrassend is dat de Hoge Raad diverse klachten van de curator tegen dit oordeel honoreert. Nu de matigingsgronden in de wet limitatief zijn opgesomd, kon het gerechtshof zijn oordeel niet baseren op ‘alle omstandigheden’, aldus de Hoge Raad. [10] De Hoge Raad vervolgt dat de ‘op zichzelf genomen geringe beloning’ niet onder de gronden voor matiging valt die de wet voorschrijft.[11] Verderop in het arrest honoreert de Hoge Raad nog enkele klachten tegen het oordeel van het gerechtshof die, in de kern, betogen dat het oordeel van het gerechtshof onvoldoende inzicht geeft in zijn gedachtegang en bovendien innerlijk inconsistent lijkt.[12] De Hoge Raad voegt nog toe dat de vraag of bestuurders persoonlijk voordeel hebben genoten als gevolg van de onbehoorlijke taakvervulling, in aanmerking kan worden genomen bij de beoordeling van vraag of ‘de aard en ernst van de onbehoorlijke taakvervulling’ aanleiding tot matiging geeft[13]. Die omstandigheid valt dus wél binnen het bereik van de limitatief opgesomde matigingsgronden.

De Hoge Raad verwerpt verder de klacht van de curator dat matiging slechts mogelijk is in het geval het boedeltekort groter is dan de schade die door het onbehoorlijke bestuur is veroorzaakt. De Hoge Raad lijkt zich (andersom) verder wél aan te sluiten bij de overweging in de parlementaire geschiedenis dat niet redelijk is de bestuurder aansprakelijk te houden voor een hoger bedrag dan de schade die door het onbehoorlijke bestuur kan zijn ontstaan.[14] Dat is naar mijn mening een belangrijk signaal voor de rechtspraktijk, omdat curatoren juist de aansprakelijkheidsgrondslag van artikel 2:248 lid 1 BW van stal halen om discussies over causaliteit en schade – die bij artikel 2:9 BW en artikel 6:162 BW veel meer op de voorgrond staan – enigszins de pas te kunnen afsnijden. Via de bandbreedte van de matiging van artikel 2:248 lid 4 BW kunnen die discussies dus alsnog volop gevoerd worden, zij het dat dit keer de bestuurder (en niet de curator) de bewijslast draagt.

Persoonlijke bevoordeling – spelen met vuur

Deze zaak maakt opnieuw duidelijk dat bestuurders die, al dan niet indirect, persoonlijk zijn bevoordeeld bij de onbehoorlijke taakvervulling, niet snel met succes een beroep op matiging van hun aansprakelijkheid kunnen doen. Bij een claim van de curator tot betaling van het faillissementstekort, ziet het er naar uit dat bestuurders die zich aan een persoonlijke bevoordeling schuldig maken, ook overigens een moeilijk begaanbaar juridisch landschap tegemoet treden:

  • de bestuurder die zichzelf op oneigenlijke wijze bevoordeelt terwijl het slecht gaat met de vennootschap, zal eerder een kennelijk onbehoorlijke taakvervulling kunnen worden verweten. Het oordeel van het gerechtshof Den Haag in de hierboven besproken zaak, onderschrijft dit ook. Op dat punt is het oordeel in cassatie ook niet aangevallen of aangetast;
  • een persoonlijke bevoordeling van een bestuurder zal een benadeling van de (andere) schuldeisers van de gefailleerde vennootschap betekenen. Zij kan daarmee bijdragen aan het faillissement van de vennootschap. Een bestuurder die zich verweert door te wijzen op een andere (vermeende) belangrijke oorzaak van het faillissement, maar die zijn eigen zakken (indirect) heeft gevuld, zal naar verwachting bij de rechter op minder sympathie hoeven te rekenen;
  • de persoonlijke bevoordeling zal in de weg staan aan een succesvol beroep op disculpatie. Een disculpatieberoep kan slechts slagen als de aangesproken bestuurder bewijst dat de onbehoorlijke taakvervulling niet aan hem te wijten is én de bestuurder niet nalatig is geweest in het treffen van maatregelen om de gevolgen daarvan af te wenden.[15] Daar de persoonlijke bevoordeling zelf juist bijdraagt aan de kennelijk onbehoorlijke taakvervulling, zal de disculpatie niet gaan vliegen;
  • wanneer voor de aangesproken bestuurder een verzekering tegen claims uit hoofde van bestuurdersaansprakelijkheid is afgesloten, dan zal deze hem/haar naar verwachting uiteindelijk niet veel helpen. Dat type polissen bevat doorgaans namelijk een dekkingsuitsluiting voor aanspraken die verband houden met het door de bestuurder ontvangen van voordelen waartoe deze niet reeds op grond van de wet was gerechtigd. Bij die dekkingsuitsluitingen is het causaliteitsbegrip veelal zo ruim geformuleerd dat bij een persoonlijke bevoordeling de gehele dekking vervalt, dus niet alleen voor het aandeel ter hoogte van de persoonlijke bevoordeling. Een voorbeeld: heeft het door de curator gevorderde faillissementstekort een omvang van EUR 1.000.000, maar heeft de persoonlijke bevoordeling een omvang gehad van EUR 200.000, dan zal de bestuurder ook voor de overige EUR 800.000 naar verwachting de dekking moeten missen. Het is namelijk vaste rechtspraak dat het een verzekeraar vrij staat om door middel van de polisvoorwaarden de grenzen te bepalen waarbinnen hij bereid is dekking te verlenen.[16]

Wanneer een bestuurder bij een vennootschap in zwaar weer een herstructurering doorvoert, waarbij ook persoonlijke belangen een rol spelen, dan doet de hij of zij er goed aan om tijdig juridisch advies in te winnen.

Ook interessant?

Heb je deze blog met belangstelling gelezen? Dan is mijn blog over de aansprakelijkheid van de feitelijk beleidsbepalers wellicht ook interessant. Bekijk hier alle blogs op het gebied van bestuurdersaansprakelijkheid.

Meer weten over bestuurdersaansprakelijkheid?

Ekelmans Advocaten is gespecialiseerd in het verlenen van rechtsbijstand aan bestuurders en commissarissen. Zo staan wij regelmatig, al dan niet in opdracht van D&O-verzekeraars, bestuurders en commissarissen bij die persoonlijk worden aangesproken (of dreigen te worden aangesproken) tot betaling van schadevergoeding. Ook adviseren wij D&O-verzekeraars ook over dekkingskwesties.

[1] Artikel 2:248 lid 1 BW | [2] HR 8 juni 2001, ECLI:NL:HR:2001:AB2053 (Panmo) | [3] Artikel 2:248 lid 2 in samenhang met artikel 2:394 lid 3 BW. Indien de jaarrekening slechts enkele dagen te laat is gedeponeerd, dan zal sprake zijn van een ‘onbelangrijk verzuim’. Dan geldt dit bewijsvermoeden niet. | [4] Artikel 2:248 lid 2 in samenhang met artikel 2:10 BW. | [5] Ik laat de aansprakelijkheid van die groepen in dit blog verder onbesproken. | [6] Daarbij teken ik aan dat een arrest van de Hoge Raad van 9 juli 2021, ECLI:NL:HR:2021:1099 (Mobile Services) behoorlijk wat wind uit de zeilen haalt van een curator die op de bewijsvermoedens leunt. Het is mijns inziens nog te vroeg om te concluderen welke uitwerking dit arrest heeft op de mate waarin curatoren aansprakelijkheidsclaims jegens bestuurders in stelling brengen. | [7] Zie artikel 2:248 lid 3 BW | [8] Artikel 6:248 lid 4 BW | [9] HR 13 mei 2022, ECLI:NL:HR:2022:691 | [10] Rov. 3.2.2 | [11] Rov. 3.2.2 | [12] Rov. 3.2.4 t/m 3.2.6 | [13] Rov. 3.2.6, tweede alinea | [14] Rov. 3.2.3 | [15] Zie bijvoorbeeld Rb. Den Haag, ECLI:NL:RBDHA:2016:8601, rov. 4.8 & 4.9 | [16] HR 6 juni 2006, ECLI:NL:HR:2006:AV9435, rov. 3.4.2, (Valschermzweeftoestel)

Auteur

Advocaat Daan Spoormans voert veelvuldig verweer namens bestuurders of commissarissen die een onjuist management of toezicht wordt verweten. Hij heeft reeds enkele tientallen bestuurders en commissarissen in veiligheid gebracht, terwijl het nog niet is voorgekomen dat een bestuurder of commissaris door een rechter is veroordeeld tot betaling van een aanspraak waartegen Daan verweer voerde. Daan werkt zowel in opdracht van verzekeraars als in opdracht van bestuurders en commissarissen zelf.

Lancering ‘Dubbele Claim Detector (DCD)’ door het Innovatieplatform Verbond van Verzekeraars

Lancering ‘Dubbele Claim Detector (DCD)’ door het Innovatieplatform Verbond van Verzekeraars 722 550 Ekelmans Advocaten
Lancering Dubbele Claim Detector met Astrid van Noort
Leestijd: 2 minuten
Lesedauer: 2 Minuten
Reading time: 2 minutes

Astrid van Noort was als spreker aanwezig bij de lancering van de ‘Dubbele Claim Detector (DCD)’ door het Innovatieplatform van het Verbond van Verzekeraars.

Ekelmans Advocaten heeft het Verbond van Verzekeraars bij de ontwikkeling van deze Dubbele Claim Detector geadviseerd over een veilige en verantwoorde wijze van gegevensuitwisseling tussen verzekeraars binnen het kader van de AVG.

Met de Dubbele Claim Detector is een belangrijke tool ontwikkeld die verzekeraars helpt om de betaling van dubbele claims te voorkomen en mogelijke fraude te signaleren. Daarmee worden de integere bedrijfsvoering en risicobeheersing door de verzekeraar in belangrijke mate bevorderd.

Meer weten over het privacyrecht?

Het gebruik van persoonsgegevens is in veel processen onmisbaar om een goede dienstverlening aan uw klanten te kunnen bieden. De wetgeving die deze verwerkingen beheerst is echter complex, zeker als het gaat om bijzondere persoonsgegevens. U moet voldoen aan de strenge verplichtingen van de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG/ GDPR), van de UAVG en aan de gedragscodes uit uw branche. Onze Privacy Desk helpt u om persoonsgegevens (commercieel) zo optimaal mogelijk te benutten én tegelijkertijd de privacy van uw klanten te waarborgen.

Auteur

Astrid van Noort is partner Verzekering & Aansprakelijkheid en strategisch AVG expert voor grote verzekeraars. Zij bedenkt praktische, werkbare en commercieel aantrekkelijke oplossingen voor ingewikkelde problemen. Daarnaast is zij gespecialiseerd in personenschade, inkomens- en ziekteverzuimverzekeringen en zorgverzekeringen. 

Terugblik NIVRE seminar voor toedrachtonderzoekers: ‘Omgaan met vertrouwelijke informatie’

Terugblik NIVRE seminar voor toedrachtonderzoekers: ‘Omgaan met vertrouwelijke informatie’ 525 400 Ekelmans Advocaten
Seminar Nivre voor toedrachtonderzoekers
Leestijd: 2 minuten
Lesedauer: 2 Minuten
Reading time: 2 minutes

Afgelopen week begeleidde advocaat Sanne van der Salm een seminar over ‘Omgaan met vertrouwelijke informatie’, georganiseerd door Nivre, het Nederlands Instituut Van Register Experts.

Sanne deelde haar expertise met toedrachtonderzoekers bij verzekeraars en particuliere onderzoeksbureaus. De vraag “Hoe ga je als toedrachtonderzoeker om met meldingen tijdens onderzoek?” stond centraal.  In kleine groepen gingen de deelnemers aan de slag met het uitwerken van praktijkcasussen, waarna deze plenair door Sanne werden besproken.

Sanne is gespecialiseerd in fraudebestrijding voor zorg- en schadeverzekeraars. Zij adviseert over de insteek en opzet van fraudeonderzoeken en procedeert  voor de civiele-, straf- of tuchtrechter.

Over het Nivre

Stichting Nederlands Instituut Van Register Experts -NIVRE- beheert de Registers van Schade-experts, Risicodeskundigen, Deskundigen en Coördinatoren Fraudebeheersing. Het NIVRE eist van de ingeschrevenen dat zij voldoen aan vastgestelde kwaliteitsvoorwaarden die aansluiten aan de hoge eisen die de hedendaagse markt en maatschappij stelt. Naast de opleidingsvoorwaarden dienen de ingeschrevenen eveneens een programma Permanente Educatie te volgen, om de inschrijving te behouden. Het NIVRE heeft het PE-programma vastgelegd in het Reglement Permanente Educatie.

Meer weten over fraudebestrijding?

De schade als gevolg van fraude kan oplopen tot vele miljoenen. Een serieuze en gedegen aanpak draagt bij aan het binnen de perken houden van de schade. Ons fraudeteam kan u door haar ruime ervaring goed bijstaan bij de preventie van fraude, het onderzoek naar fraude en het procederen tegen fraudeurs.

Wij dragen bij aan fraudepreventie door middel van scholing. Zo is een aantal van onze advocaten docent bij de Leergang Coördinator Fraudebeheersing, welk diploma geldt als vereiste voor inschrijving in het Register Coördinator Fraudebeheersing van het NIVRE. Verder verzorgen wij workshops om kennis over fraudebestrijding te delen en adviseren over het door onze cliënten gehanteerde (preventie)beleid of het gebied van fraude.

Auteur

Sanne van der Salm is gespecialiseerd in fraudebestrijding voor zorg- en schadeverzekeraars. Daarnaast adviseert en procedeert zij veelvuldig in zaken op het vlak van personenschade, AOV en beroepsaansprakelijkheid. Sanne is een enthousiaste en betrokken advocaat die waarde hecht aan een warme en persoonlijke relatie met haar cliënten.

Bekijk het webinar ‘De Hoge Raad Besproken’: Wanneer is nakoming blijvend onmogelijk?

Bekijk het webinar ‘De Hoge Raad Besproken’: Wanneer is nakoming blijvend onmogelijk? 525 400 Ekelmans Advocaten
Webinar AVDR wanneer is nakoming blijvend onmogelijk
Leestijd: 2 minuten
Lesedauer: 2 Minuten
Reading time: 2 minutes

Cassatie-advocaat Marieke van der Keur sprak vrijdag 26 mei in een live uitzending van AVDR bij ons op kantoor over blijvende onmogelijkheid in de nakoming van een verbintenis. Inmiddels is het mogelijk om dit webinar terug te zien.

HR 4 november 2022, ECLI:NL:PHR:2022:1024

Equihold heeft een app ontwikkeld voor de sportwereld. Zij neemt Capgemini in de arm om de software te herschrijven in een andere programmeertaal. Het project loopt finaal mis. Volgens Equihold schiet de kwaliteit tekort. Capgemini stelt juist dat Equihold in verzuim is, omdat zij defacturen niet betaalt. Capgemini schort daarom haar prestatie op. Wie heeft het gelijk aan haar zijde.

Bepalend is of en wanneer nakoming door Capgemini blijvend onmogelijk is geworden. Capgemini klaagt dat nakoming nog mogelijk is, omdat debedongen prestatie nog kan worden verricht. Maar volgens Equihold zal zij dan nog jarenlang moeten wachten, en heeft de prestatie dan geen waardemeer voor haar. Wat beslist de Hoge Raad?

Jurisprudentie: Parket bij de Hoge Raad 4 november 2022

Verbintenissenrecht. Equihold heeft een sportapplicatie ontwikkeld en met Capgemini raamovereenkomst gesloten om de software te herschrijven in een andere programmeertaal. Grootaandeelhouder Equihold vordert, na cessie van de desbetreffende vorderingen, schadevergoeding wegens wanprestatie Capgemini. Hof heeft bij tussenarrest een deskundigenbericht gelast ten aanzien van de vraag of nakoming door Capgemini blijvend onmogelijk is in de zin van art. 6:74 lid 2 BW. Klachten Capgemini in tussentijds cassatieberoep over onder meer verwerping van het beroep op schuldeisersverzuim en schending van de klachtplicht (art. 6:89 BW), miskenning van het partijdebat bij de uitleg van de tussen partijen gesloten overeenkomst en de beoordeling van de vraag of sprake is van blijvende onmogelijkheid tot nakoming. Geen sprake van blijvende onmogelijkheid omdat de bedongen prestatie feitelijk nog kan worden verricht? Is relevant of prestatie (nog) zinvol is voor de schuldeiser? Bekijk hier de uitspraak.

Het webinar heeft inmiddels plaatsgevonden en is terug te zien via onderstaande link.

Meer weten over cassatie?

Voert u een procedure in hoger beroep en verwacht u dat de zaak  bij de Hoge Raad zal komen? Dan is het slim om nu alvast advies in te winnen bij een cassatie-advocaat over uw kans van slagen als u uw zaak voorlegt aan de Hoge Raad.

Ekelmans Advocaten heeft een hoog aangeschreven cassatiepraktijk. De betrokkenheid van onze advocaten leidt geregeld tot belangwekkende arresten van de Hoge Raad.

Onze advocaten Cassatie en Expert Litigation zijn procesrechtelijke experts, die de grote lijnen inzichtelijk maken en in de finesses scherpte brengen.

We verzenden ook een nieuwsbrief Civiele Procespraktijk naar onze contacten. Interesse? Dan ontvangen we graag uw inschrijving.

Spreker

Marieke van der Keur is een ervaren cassatieadvocaat. Daarnaast staat zij advocaten bij in beroepsaansprakelijkheidszaken. Ook adviseert zij advocaten als ‘lawyer-to-lawyer’, bijvoorbeeld in complexe of principiële zaken waarin partijen tijdig op een cassatie willen voorsorteren.

We gebruiken cookies om ervoor te zorgen dat onze website zo soepel mogelijk draait. Als je doorgaat met het gebruiken van de website, gaan we ervan uit dat je ermee instemt.