Berichten door:

Marieke Klapwijk

Over verzekerbare en niet-verzekerbare risico’s in de bouw en de herziene UAV-GC: een korte opinie

Over verzekerbare en niet-verzekerbare risico’s in de bouw en de herziene UAV-GC: een korte opinie 2560 1706 Ekelmans Advocaten
Risico's in de bouw
Leestijd: 9 minuten
Lesedauer: 9 Minuten
Reading time: 9 minutes

In het Tijdschrift Aanbestedingsrecht en Staatssteun nummer 3 (juni 2018) breken E.M. van Dam en E. Verweij de lans voor, kort gezegd, een beperking van aansprakelijkheid van de opdrachtnemer onder de
UAV-GC 2005.

Op verzoek van het Tijdschrift voor Bouwrecht bespreekt Frank Schaaf  bespreekt in deze opiniebijdrage enkele nadere overwegingen bij een onderdeel van dit betoog.

TBR 2018/189

Over verzekerbare en niet-verzekerbare risico’s in de bouw en de herziene UAV-GC

Een korte opinie van mr. F.R.A. Schaaf (1)

1. Inleiding

In het Tijdschrift Aanbestedingsrecht en Staatssteun nummer 3 (juni 2018) breken E.M. van Dam en E. Verweij de lans voor, kort gezegd, een beperking van aansprakelijkheid van de opdrachtnemer onder de UAV-GC 2005 (2). De thematiek is actueel tegen de bredere achtergrond van de herziening van die UAV-GC 2005 die in voorbereiding is. Het is een goed onderbouwd betoog voor de stelling dat, en waarom, het in het kader van die herziening van de UAV-GC goed is ook na te denken over zo een beperking van aansprakelijkheid en de verdere systematische inpassing daarvan in de nieuwe regeling.

Op verzoek van de redactie van TBR bespreek ik in deze opiniebijdrage enkele nadere overwegingen bij dat deel van het betoog van de auteurs dat gaat over de verhouding van zo een systematisch uit te denken beperking van aansprakelijkheid van de opdrachtnemer onder de UAV-GC in relatie tot het verzekeringsaspect. Mrs. Van Dam en Verweij schrijven immers, als zij bepleiten in het kader van de herziening van de UAV-GC 2005 een cap op te nemen op de aansprakelijkheid van de aannemer: ‘In dit licht is onderzoek naar de verschillende verzekeringen die een opdrachtnemer kan uitnemen, en de omvang van de dekking daaronder, minder van belang voor de discussie over beperking van aansprakelijkheid’.

Mijn kanttekening bij die benadering zou zijn, dat men door de kwalificatie ‘minder van belang’ potentieel relevante informatie laat liggen. Degene die nadenkt over het antwoord op de vraag welke beperking van aansprakelijkheid van de opdrachtnemer nuttig en nodig is in de aanstaande, herziene UAV-GC, kan zijn antwoord daarop meer diepgang geven indien inzicht bestaat in hetgeen wel (en met name: niet) verzekerbaar is. Voor tal van partijen in het economisch verkeer is de relatie tussen (de omvang van de) aansprakelijkheid en verzekering een directe (3) en naar mijn mening is dat voor de toekomstige versie van de UAV-GC op dit specifieke punt niet anders.

2. Bouwen en verzekeren

Bouwen is een chronologisch proces. Het verloopt van een idee naar een ontwerp, gevolgd door de uitvoering en de oplevering of het gebruik van het werk. De in Nederland gebruikelijke verzekeringsproducten sluiten daar tot op zekere hoogte bij aan: de adviseur die ontwerpt beschikt als het goed is over een passende BA-dekking (beroepsaansprakelijkheid) (4). De aannemer die uitvoert beschikt over een AVB-dekking (aansprakelijkheidsverzekering bedrijven) en voorziet (zelf of via de opdrachtgever) in een CAR-dekking. In de uiteindelijke gebruiksfase richt de aandacht zich op een brand- /opstaldekking en een bedrijfsschadeverzekering.

Elk van deze verzekeringsproducten kent grenzen. Door het trekken van die grenzen worden risico’s wel of niet overgeheveld naar de betrokken verzekeraar. Voor de ontwerpende adviseur zal veelal gelden dat zijn verzekeraar alleen bereid is de risico’s te dragen die voortvloeien uit gebruikelijke voorwaarden, zoals de DNR 2011. Zijn die DNR in afwijking van de polis in een concreet geval niet overeengekomen tussen de adviseur en zijn opdrachtgever, dan bepaalt de polis veelal dat aan de adviseur dekking wordt verleend alsof de voorwaarden van toepassing zíjn.

Een AVB-dekking is belangrijk voor een uitvoerend aannemer. De dekking is meestal gekoppeld aan het begrip ‘schade aan personen of schade aan zaken’ en de daaruit voortvloeiende vermogensschade. Zuivere vermogensschade zal in de regel niet onder zo een polis gedekt zijn. Wie als bouwbedrijf geconfronteerd wordt met de uitloop op een werk en een daaraan gekoppelde boete zal dan ook in de regel niet terug kunnen vallen op zijn AVB. Wie daarentegen tijdens de uitvoering van het werk schade berokkent aan een derde (denk aan een bemaling en heiwerkzaamheden die tot scheurvorming bij belendingen leiden) zal zich gesteund weten door zijn AVB-verzekeraar. De aannemer die als aannemer (en dus niet als ontwerpende bouwer) verzekerd is, moet zich realiseren dat ontwerpen en uitvoeren ook hier niet hetzelfde zijn. Dient zich een ontwerpactiviteit aan dan is in zo een geval afstemming met de verzekeraar aan te bevelen: zo een activiteit zou buiten de verzekerde hoedanigheid kunnen vallen (5).

Een AVB-verzekeraar is ook huiverig voor het overnemen van bepaalde risico’s die men kwalificeert als het ‘quasi eigenaarsrisico’ (6). Een voorbeeld daarvan is te vinden in de zogenaamde opzichtclausule die standaard in AVB-polissen is opgenomen. Wat een aannemer onder zich heeft (bijvoorbeeld het werk in uitvoering of een deel daarvan) kan door de werking van de opzichtclausule buiten de dekking vallen (7). Ook daar vervult de CAR-polis een belangrijke rol. Die CAR-polis (die in de regel is opgebouwd via een rubrieken structuur waarbij vooral Rubriek I (het werk) en Rubriek III (bestaande eigendommen opdrachtgever) voor de aannemer van belang zijn) trekt de grens tussen wel of niet gedekt zijn immers via het antwoord op de vraag of er binnen de gedekte periode (8) sprake is van ‘schade aan het werk’. Als op een werk niets kapot is, en slechts niet of minder functioneert, dan zal de CAR-polis daarvoor dus niet opkomen. Uit het voorgaande volgt ook dat het begrip ‘ontwerpfout’ niet zonder meer betekenis heeft voor de standaard in de bouw beschikbare verzekeringsproducten zoals AVB en CAR: de dekking is daaraan immers niet specifiek gekoppeld.

3. Bouwen, ontwerpen én verzekeren (9)

Het is geen nieuws dat er contracten zijn (opgekomen), waarbij de aannemer belast wordt met een vorm van ontwerpverantwoordelijkheid en dus met het daaraan verbonden risico. In de kern is de problematiek helder. Wie zich als aannemer verbindt tot ontwerpwerk en daarvoor op zijn beurt ontwerpdisciplines inschakelt (architect, raadgevend ingenieur, constructeur) kan geconfronteerd worden met aanspraken terzake het eindproduct. De verzekeringsmarkt is daar al enige tijd op ingesprongen, nadat dekking daarvoor al in het buitenland verkrijgbaar was (10). Ik citeer als voorbeeld een internetpublicatie over de dekking van zo’n verzekering (11):

‘De Bouw Ontwerp Verzekering is een uitgebreide verzekering voor de dekking van ontwerprisico’s. Het biedt aannemers dekking voor materiële schade aan het werk zelf (instortingen e.d.) met inbegrip van daaruit voortvloeiende vermogensschade (bedrijfsschade e.d.) maar ook niet-materiële schade. Hierbij moet meer worden gedacht aan een situatie dat het bouwobject als zodanig niet ‘stuk’ is, maar er toch schade ontstaat en kosten moeten worden gemaakt om het bouwobject zodanig te maken dat het kan worden gebruikt voor het oorspronkelijke doel of functie. Ook bij bijvoorbeeld balkons waarvan geconstateerd wordt dat deze ‘onveilig’ zijn als gevolg van een verkeerd ontworpen verankeringsmethode is er sprake van diverse te maken kosten (stutten, slopen opnieuw opbouwen) om uiteindelijk een goed functionerend eindproduct te leveren’.

Zo een BOV-polis is overigens geen panacee. De dekking is nog steeds begrensd. Uit dezelfde publicatie die hiervoor aan de orde is:

‘De dekking van de Bouw Ontwerp Verzekering geldt voor claims waar de verzekerde wettelijk en/of contractueel aansprakelijk voor is. Het gaat om claims die door derden (bijvoorbeeld de nieuwe eigenaar van een pand) worden ingediend tijdens de looptijd van de verzekering. De claims moeten een gevolg zijn van nalatigheden, fouten en verzuim bij de uitoefening van professionele activiteiten en taken door de aannemer. De activiteiten en taken kunnenbestaan uit het professioneel ontwerpen, het maken van ontwerpspecificaties, supervisie tijdens de uitvoering (van derden), haalbaarheidsstudies en technische specificaties’.

Er moet dus daadwerkelijk sprake zijn van een nalatigheid, fout of verzuim wil een beroep op dekking onder zo een polis kunnen worden gedaan. Deze omschrijving lijkt ruim maar heeft blijkens de rechtspraak daadwerkelijk betekenis als het gaat om het trekken van de grenzen van de dekking. Als in het werk de gevelbekleding niet deugt omdat de toegepaste folie (anders dan gedacht) tot vochtdoorslag leidt, dan is er niet zonder meer dekking omdat die folie niet deugt. Het Hof Amsterdam overweegt over de in dit geval toegepaste polisvoorwaarden van de BOV:

‘Anders dan geïntimeerde heeft aangevoerd, brengt het voorgaande mee dat voor de dekking niet beslissend is of de door geïntimeerde ontworpen en toegepaste folie niet functioneerde in het werk en dat zij contractuele verplichtingen jegens [geïntimeerde] niet is nagekomen. Het enkele feit dat een gebrek is vastgesteld omdat het werk niet voldeed aan de daaraan te stellen eisen en dit een tekortkoming oplevert in de nakoming van de overeenkomst van onderaanneming, is niet voldoende voor het verzekerd zijn voor de aanspraak van [Z] . Dat is alleen het geval als de aansprakelijkheid voor de geclaimde kosten voortvloeit uit een nalatigheid in het ontwerp van de gevelbekleding. Anders gezegd: de redenering van geïntimeerde gaat uit van de ingetreden gevolgen, maar de dekking knoopt naar het oordeel van het hof aan bij een specifieke oorzaak van de schade, namelijk dat de aansprakelijkheid voor de schade moet voortvloeien uit een nalatigheid in het ontwerp’ (12).

In het kader van de BOV vermeld ik ook nog kort het bestaan van de ‘verborgen gebreken verzekering’ (VGV). Daarover is bij mijn weten geen rechtspraak bekend. Zie ik goed, dan kreeg deze polis bij introductie niet direct de handen van bouwende partijen op elkaar (13): ‘De VGV is gebaseerd op de in het buitenland gangbare Inherent Defects Insurance (IDI). De polis dekt schade door gebreken in bouwprojecten die bij oplevering niet waren ontdekt. Daarbij gaat het om de kosten van reparatie, vervanging of versteviging van het bouwwerk die voorvloeien uit een verborgen gebrek. Dat gebrek moet zijn ontdekt én gemeld gedurende de verzekeringstermijn van tien jaar. Bovendien geldt de eis dat het gebrek moet leiden tot vernietiging of materiële schade aan constructieve delen of tot instortingsgevaar. Aanvullend wordt vergoeding verleend voor slopen en verwijdering van puin en honoraria van advocaten, experts of adviseurs. Als dat nodig is om te voldoen aan voorschriften, worden extra reparatiekosten door veranderingen in het ontwerp, gebruik of toepassing van verbeterde materialen of verbeterde bouwmethodes eveneens vergoed. De VGV is een secundaire verzekering, die standaard verhaalt op de veroorzaker’.

4. Hoe verder?

Van Dam en Verweij signaleren dat opdrachtnemers die gebruik maken van de UAV-GC 2005 er behoefte aan hebben op voorhand hun aansprakelijkheid te kunnen bepalen en zo een regeling ook internationaal gebruikelijk zou zijn. Dat komt mij logisch voor. Het voorzien in die behoefte vraagt een afgewogen visie, die rekening houdt met hetgeen redelijkerwijs verzekerbaar is. Wat niet verzekerbaar is, zal uiteindelijk door de UAV-GC opdrachtnemer moeten worden opgebracht uit eigen middelen. De verhouding tussen de beschikbare verzekeringsdekking, de eigen middelen én de bepleite beperking van aansprakelijkheid bepaalt naar mijn mening uiteindelijk in onderlinge samenhang de mate waarin de nieuwe UAV-GC door gebruikers als redelijk wordt aangemerkt en dus succesvol zal blijken te zijn.

1 Frank Schaaf is als advocaat verbonden aan Ekelmans en Meijer te Den Haag.

2 E.M. van Dam en E. Verweij, ‘Proportionele beperking van aansprakelijkheid in de herziene UAV-GC’, Tijdschrift Aanbestedingsrecht en Staatssteun, 2018/3.

3 Een illustratie daarvan is de bepaling die niet onbekend is in door advocaten gehanteerde voorwaarden: Er wordt geen aansprakelijkheid aanvaard behoudens voor het geval de verplicht afgesloten beroepsaansprakelijkheidsverzekering in voorkomend geval aanspraak op een uitkering geeft.

4 Door architecten die niet zijn aangesloten bij de BNA wordt lang niet altijd een (passende) BA-verzekering afgesloten. Uit eerder onderzoek bleek dat één derde van de Nederlandse architecten niet of onderverzekerd is. Zie S. van Gulijk, European Architect Law, towards a new design (diss. UvT), Apeldoorn: Maklu 2008, p. 143.

5 Zie voor een toepassing daarvan: Gerechtshof ’s-Hertogenbosch, 18 augustus 2015, ECLI:NL:GHSHE:2015:3239. Het Hof achtte een deskundigenbericht noodzakelijk voor het antwoord op de vraag of de betrokken aannemer nog wel binnen de verzekerde hoedanigheid was gebleven bij de bouw van een varkensstal. Het Hof wilde weten: ‘Is het gebruikelijk dat een aannemer als [Bouwbedrijf] initiatieven ontplooit om af te wijken van oorspronkelijke bouwtekeningen op onder meer het gebied van de materiaalkeuze (kalkzandsteen in plaats van beton), de maatvoering (openingen) en de constructie (verankering), waarbij zij ter zake een en ander a) advies vraagt aan het CVK (door toezending van een schetstekening) en/of door raadpleging van CVK-publicatie 1990 en/of CVK-fotopromotiemateriaal, b) op grond van de praktijk kiest voor een bepaalde uitvoering wat betreft dikte scheidingswanden ten aanzien van opleglengte roostervloeren en c) advies vraagt aan een derde-constructeur ten aanzien van de andere krachtenverdeling op de vloer’.

6 Zie voor een debat over deze bepaling: Rechtbank Overijssel, 23 februari 2016, ECLI:NL:RBOVE:2016:786: ‘Bij het quasi-eigenaarsrisico gaat het om zaken van derden die aan de zorg van verzekerde worden toevertrouwd of die een verzekerde op de een of andere manier onder zijn hoede heeft genomen. In feite worden deze zaken tijdelijk aan de bezittingen van verzekerde toegevoegd. Verzekerde gebruikt die zaken voor zichzelf en heeft ze tot zijn beschikking alsof het zijn eigen zaken zijn. In dat geval oefent verzekerde een zo grote feitelijke macht over die zaken uit, dat de kans op schade vergelijkbaar is met de kans, dat de eigenaar schade toebrengt aan zijn eigen zaken’.

7 Zie bijvoorbeeld Gerechtshof Amsterdam, 13 september 2007, ECLI:NL:GHAMS:2007:BC0320: ‘In opdracht van de v.o.f. Ontwikkelingscombinatie Nieuw-Amerika (OCNA) heeft Midreth aannemingswerkzaamheden verricht aan het pakhuis Australië. Deze werkzaamheden hielden in, kort samengevat, het verwijderen van dak, tussenwanden en vloerdelen (strippen) van dit pakhuis en het verstevigen van de (drie overgebleven) gevels om deze in te passen in ter plaatse te realiseren nieuwbouw. Op 16 september 2002 is brand ontstaan tijdens werkzaamheden van een onderaannemer van Midreth. De gevolgen van deze brand waren zo ernstig dat de voorgenomen inpassing geen doorgang meer kon vinden’. In deze zaak werd het beroep van de verzekeraar op deze clausule overigens verworpen.

8 Meestal te onderscheiden in ‘BT’ (= bouwtermijn) en ‘OHT’ (= onderhoudstermijn).

9 In de wandelgangen: BOV.

10 Een van de eerste melding vind ik per oktober 2007 op de website van bouwwereld.nl: ‘De verzekering dekt het ontwerprisico van de aannemer af. Hiermee speelt dit product in op de toenemende verzekeringseisen die aan aannemers worden gesteld, met name op het gebied van ontwerpaansprakelijkheid.’

11 <>https://www.aon.com/netherlands/producten/pdf/Bouw_Ontwerp_Verzekering_productsheet.pdf<>.

12 Gerechtshof Amsterdam 25 augustus 2015, ECLI:NL:GHAMS:2015:3482.

13 Amweb, 10 april 2008 via https://www.amweb.nl/archief/nieuws/2008/04/bouwwereld-blijft-twijfelenaan-nut-verborgen-gebrekenpolis-10159677.

Auteur

Georg van Daal

Georg van Daal 998 889 Ekelmans Advocaten
Georg van Daal
Leestijd: 2 minuten
Lesedauer: 2 Minuten
Reading time: 2 minutes
Expertise:

Dinsdag 20 november 2018 ontvingen wij het verdrietige bericht dat in de nacht van 19 november 2018 onze dierbare compagnon en kantoorgenoot Georg van Daal is overleden.

Georg was sinds 2014 partner bij de sectie Ondernemingsrecht bij Ekelmans & Meijer en speelde een belangrijke rol in onze maatschap en in de internationalisering van ons kantoor.

Georg was een eloquent en spitsvondig jurist en had een brede belangstelling, die hij ook ontwikkelde. Hij studeerde niet alleen Nederlands recht aan de Universiteit Leiden maar ook Chinese taal en cultuur, onder andere aan de Universiteit van Wuhan in China. In 2008 promoveerde hij aan de Erasmus Universiteit Rotterdam op een ondernemingsrechtelijk proefschrift.

Hij was maatschappelijk en sociaal betrokken, begeleidde in dat kader start ups pro bono en zette zich specifiek in voor mensen met diverse (culturele) achtergronden.

Georg bediende een breed scala aan nationale en internationale cliënten, in de volle breedte van het ondernemingsrecht. Hij was ook zeer actief in ons internationale netwerk Legalink, waarvoor hij in 2017 de Legalink Academy voor advocaat medewerkers oprichtte en onlangs nog in Mexico sprak over cryptocurrencies. Hij legde met verve mondiale contacten.

Hij publiceerde oneindig veel, schreef een vijftal boeken en gaf les. Georg was scherp, in zowel zijn analyses als in zijn uitingen. Dat kwam ook tot uitdrukking in zijn maandelijkse columns voor vakbroeders in Advocatie.

We herinneren hem als een betrokken en sociaal mens. Hij zocht altijd het perspectief van zijn cliënten en de medewerkers op kantoor. Goede communicatie en zaken “delen” vond hij belangrijk.

We zijn hem dankbaar voor alles wat hij voor ons en onze cliënten heeft betekend. We missen hem.

Contact

LEGALINK SPRING MEETING 2019

LEGALINK SPRING MEETING 2019 800 560 Ekelmans Advocaten
Legalink
Leestijd: < 1 minuut
Lesedauer: < 1 Minute
Reading time: < 1 minute
Expertise:

Hosted by Ekelmans & Meijer
Co-hosted by Jonker Abeln

In May 2019 the next Legalink global meeting will convene in the Netherlands. Ekelmans & Meijer and co-host Jonker Abeln will organise this three day event in the Krasnapolsky Hotel, Amsterdam on 16 through 18 May 2019.

Legalink members from over 60 countries are invited to attend both meetings. As an incentive to participate in May 2019, our partner Georg van Daal presented a short film (link in photo above) about this next meeting at the Legalink Fall 2018 meeting, that was held in Mexico-City from 7 through 9 November 2018.

About Legalink

Legalink is a non-exclusive, international legal Network of over 60 independent business oriented law firms. It has members from the majority of the world’s main commercial centres. The Network is now composed of more than 3000 legal professionals. Legalink operates internationally but personally delivering top quality multi-jurisdictional legal services.

Contact

Compensation for non-pecuniary damages for persons having a close relationship with a victim suffering a fatal or serious and permanent injury

Compensation for non-pecuniary damages for persons having a close relationship with a victim suffering a fatal or serious and permanent injury 1900 1357 Ekelmans Advocaten
Fleur van Kersbergen-Ekelmans Advocaten
Leestijd: 3 minuten
Lesedauer: 3 Minuten
Reading time: 3 minutes

After almost every European country, The Netherlands will now get its statutory provisions for a compensation for non-pecuniary damages for close relatives of a victim suffering a fatal or permanent and serious non-fatal injury.

Until recently it was only possible for close relatives in the Netherlands to claim compensation for emotional loss (a) of the Criminal Injuries Compensation Fund when the death of the victim was caused by a crime or (b) of a liable person when the relative had witnessed the accident or is confronted with the direct (and serious) consequences; relevant is whether the confrontation caused a shock.

Insurers and representatives of victims have repeatedly asked for attention for the interests of close relatives in compensation for emotional loss.
An earlier legislative proposal in 2010 (to give a close relative an easy way to claim for compensation) was rejected. Asked by the government the university of Amsterdam has researched several aspects of the compensation for emotional loss for relatives of a victim. The results helped to formulate a new bill.

The Civil Code will be changed taking effect from 1 January 2019, to make these new claims possible. A limited group of relatives of the victim will get a direct claim on the party who is liable for the death or permanent and serious injury of the victim. According to the government a permanent and serious injury should be assumed in case of a functional disorder of at least 70%.
A proven psychological disorder in the relative (or an actual confrontation with the injured, see above) is not required under the new law.

The group of entitled relatives is composed of: the cohabiting spouse, registered partner or partner in life, the parent, the child, someone who at the time of the event sustainable cared for or got care of the victim in family context and any other person who is in such a close personal relationship that he, in accordance with the requirements of reasonableness and fairness, has to be considered as a close relative with a direct claim. This last category does not require a biological relationship.

The Explanatory Memorandum to the (amendment of the) act explicitly state that the compensation has a symbolic character; it cannot actually take feelings of hurt and loss away. The compensation is intended as recognition of the emotional suffering and it provides a certain satisfaction.

The compensation consists of a fixed amount. The amount varies from € 12,500 to € 20,000, depending on the (nature of the) relationship, whether the victim is injured or dead and whether the injury or death is caused by a crime. The amount will be reviewed on a regular basis.

When the injury or death is partly caused by own fault of the victim, the compensation for the relative will be reduced by the same percentage. The compensation is not subject to attachment, and it is possible to assign it to another person.

It was suggested that the compensation should be lower when the injury or death is caused by a medical mistake. That idea has been abandoned. According to the government, it makes no difference whether the injury or death is caused by a medical mistake or (for example) a car accident.

What is the situation in Europe as far as compensation for emotional loss for close relatives is concerned? The European Court of Human Rights has already allowed a claim for compensation of a relative against the state who was liable for the death of a victim (ECHR 3 April 2001, appl. no. 27229/95, par. 130, 131 (Keenan/VK), ECHR 14 June 2002, appl. no. 46477/99, par. 97 (Paul en Audrey Edwards/VK), ECHR 17 June 2005, appl. no. 50196/99, par. 171, 172 (Bubbins/ VK)).
The Principles of European Tort Law (PETL) and the Draft of a Common Frame of Reference (DCFR) also provide “secondary victims” a compensation, without the presence of a psychological disorder. There is no fixed amount; the judge has discretionary power to determine the loss.

The Dutch Association of Insurers supports the new law because it clarifies an unclear situation: whether or not a claim to compensation exists is clear, the number of relatives that can claim are limited, the amounts are fixed, etc. Further legal debate is hopefully minimized. However, this comes at a cost. It is expected that per victim an average amount of compensation to the relatives will be paid of € 60,000. This will lead to an increase in the cost of claims and therefore also an increase of the premium that has to be paid under everybody’s general liability insurance.

Bron: Insurance Law Global

Auteur

Politici houden niet van het recht

Politici houden niet van het recht 1000 465 Ekelmans Advocaten
Waartoe advocaten op aarde zijn
Leestijd: < 1 minuut
Lesedauer: < 1 Minute
Reading time: < 1 minute

Mr is het online platform en tijdschrift voor juristen dat bericht over actuele zaken in de juridische wereld. David schrijft vanuit zijn ervaring als advocaat, onder meer bij de Hoge Raad, en als voormalig deken van de Haagse orde.

Als expert op het gebied van het vermogens- en procesrecht wordt hij vooral ingeschakeld door advocaten, curatoren en andere juridische professionals.

In deze blog gaat David in op de afschaffing van de gefinancierde rechtshulp in civiele zaken.

Auteur

Unfair determination of the degree of disability?

Unfair determination of the degree of disability? 150 150 Ekelmans Advocaten
Leestijd: 4 minuten
Lesedauer: 4 Minuten
Reading time: 4 minutes

Disability insurers pay out a percentage of the salary or wages that were earned before becoming disabled, based on the degree of disability to be assessed. But how is that disability determined and by whom?

Usually under Dutch law the policy wording contains a (standard) clause that states that the degree of disability – and therefore the duration and level of the benefits being paid by the insurer– is being ‘determined by an expert, appointed by the insurer’. Under such a clause the insured is fully depended on an assessment they can’t control and on an expert that doesn’t operate in their name. Is this to be considered an (unfair) imbalance in the insurance contract between insurer and insured?

In 2016 a Dutch Court of Appeal ruled that a clause – as stated above – qualified as unfair as stated in the European Directive 93/12/EEG. It was considered invalid, because of the one-sided determination of the degree of disability and the lack of the right to object.[1] That a right to object was usually offered wasn’t enough. For the clause to be valid, the right to object should be explicitly set out in the policy wording.

A recent case gave new life to the debate about the (un)fairness of this clause and led to several preliminary questions for the Dutch Supreme Court.[2] In the underlying case the degree of disability of a consultant was set at less than 25% and therefore he lost his monthly pay out under the policy. The consultant was not willing to accept this outcome and started legal proceedings against the insurer. The consultant claimed the unfairness of the clause as stated in the European Directive 93/13/EEG.

Although the policy wording mentioned a – relatively – short time limit of 30 days for filing objections, the insurance company in this case demonstrated satisfactorily that this limit wasn’t a true due date, and that it was still possible to start proceedings against the insurance company áfter that time-limit. In that way, the assessment of the unilateral-appointed expert and the position of the insurance company on the degree of disability can’t be considered definitive. Therefore, the Dutch Supreme Court ruled the presence – or absence – of a right to object to the determination of the degree of disability not relevant for the assessment of the (un)fairness of this clause.

But is the unilateral appointment of an experts by an insurance company in itself really (unreasonably) disadvantageous for the insured? Such a clause means that the insured has no say in the determination of the degree of disability which can cause a possible (appearance) of partiality. It forces the insured, who doesn’t agree with the experts assessment, to initiate proceedings on their own expense to state their view on the degree of disability and to rebut the assessment made by the unilateral-appointed expert. Does that alone make this clause unfair?

The Dutch Supreme Court has now ruled that this isn’t the case. According to the Court this clause leads to an assessment of a party-appointed expert with nonbinding evidentiary value. Compensation for the (presumed) unfairness of the clause, for instance by offering the possibility of a second opinion, isn’t necessary.

The Supreme Court does make an explicit side note that – given the interests of insured – the handling of claims by disability insurers could be improved. In the view of the Supreme Court insured should be giving a greater say in the appointment of the expert and in the way the questions to submit to this expert are put forward. However, the Supreme Court makes it clear, that it’s up to insurers – and not the judiciary system – to make this happen.

The question is whether this will – and should – lead to a change in the sector. A possible solution would be a joint appointment by the insurer and the insured of an expert for a binding opinion on the degree of disability, similar to the common procedure in general insurance. The insured would be bound by such an assessement and (future) debate on the accuracy of (previous) assessments could be prevented.

But to what extend could an insured be presumed capable of choosing such an expert and formulating the right questions as far his position under the policy is concerned? How efficient and effective is it to offer insured such a position under the policy? It could lead to an unworkable, time consuming, situation, resulting in an undesirable delay in the handling of claims. This delay could lead to an increase of costs, resulting in an increase of the – already substantial – premium for a disability insurance. Raising the threshold for consumers to take out a disability policy should not be a good outcome of this discussion. To be continued, for sure.

[1] Dutch Court of appeal Arnhem-Leeuwarden, 30th of August 2016, ECLI:NL:GHARL:2016:6941.

[2] Dutch Surpreme Court, 28th of September 2018, ECLI:NL:HR:2018:1800.

Bron: Insurance Law Global

Auteur

Nieuwe advocaat: Simone Eman

Nieuwe advocaat: Simone Eman 1900 1357 Ekelmans Advocaten
Simone Eman-Ekelmans Advocaten
Leestijd: < 1 minuut
Lesedauer: < 1 Minute
Reading time: < 1 minute

Per 1 oktober 2018 is Simone Eman werkzaam als advocaat bij Ekelmans & Meijer op de sectie Verzekering en Aansprakelijkheid. Simone staat verzekeraars bij in uiteenlopende aansprakelijkheidskwesties.

Simone heeft gestudeerd aan de Universiteit van Amsterdam. Daar behaalde zij in 2017 (cum laude) haar bachelorsdiploma. Tijdens deze bachelor volgde zij het honoursprogramma en studeerde zij een half jaar aan de Universiteit van Kaapstad, Zuid Afrika. In 2018 rondde Simone de master ‘Privaatrechtelijke Rechtspraktijk’ met goed gevolg af.

Gedurende haar master was zij werkstudent op de sectie verzekeringen en aansprakelijkheid bij een groot advocatenkantoor.

Simone begon haar carrière buiten het recht: ze deed eerder de modeacademie en werkte naast haar studie rechten freelance voor modemerken en – tijdschriften.

Contact

Nauwgezette en nauwkeurige rechtvaardigheid in het digitale tijdperk

Nauwgezette en nauwkeurige rechtvaardigheid in het digitale tijdperk 1000 465 Ekelmans Advocaten
Waartoe advocaten op aarde zijn
Leestijd: < 1 minuut
Lesedauer: < 1 Minute
Reading time: < 1 minute

Mr is het online platform en tijdschrift voor juristen dat bericht over actuele zaken in de juridische wereld. David de Knijff schrijft vanuit zijn ervaring als advocaat, onder meer bij de Hoge Raad, en als voormalig deken van de Haagse orde.

Als expert op het gebied van het vermogens- en procesrecht wordt hij vooral ingeschakeld door advocaten, curatoren en andere juridische professionals.

In deze blog gaat David in op het geloof in de onfeilbaarheid van algoritmen en big data en de reset van KEI.

Auteur

Topadvocaten in de zorg: advocaten Ekelmans & Meijer genomineerd

Topadvocaten in de zorg: advocaten Ekelmans & Meijer genomineerd 1400 1082 Ekelmans Advocaten
Astrid van Noort
Leestijd: < 1 minuut
Lesedauer: < 1 Minute
Reading time: < 1 minute

Astrid van Noort, Jan Ekelmans en Robert Kütemann, allen partners bij Ekelmans & Meijer Advocaten zijn genomineerd voor de eervolle titel topadvocaat in de zorg. Voor de derde keer houdt Zorgvisie de verkiezing ‘Topadvocaten gezondheidszorg 2018’. De namen voor de shortlist zijn bekend.

Op deze shortlist staan namen van advocaten die door hun collega-advocaten in de zorg zijn genomineerd. Eind november maakt Zorgvisie de ‘Topadvocaat gezondheidszorg 2018’ bekend. Zorgvisie brengt nieuws en achtergronden op het gebied van beleid en management in de gezondheidszorg.

Contact

Legalink Academy 2018

Legalink Academy 2018 1000 465 Ekelmans Advocaten
Legalink Academy 2018
Leestijd: < 1 minuut
Lesedauer: < 1 Minute
Reading time: < 1 minute
Expertise:

Sanne van der Salm joined the young Legalink event in Brussels. This second Legalink Academy was organized for the associates of the Legalink members giving them the opportunity to network with their pears all over the world. Legalink is a global network of leading independent law firms.

In Brussels associates from Europe, Mexico, Japan ,USA and others parts of the world had a 3 day programme. The programme of the Academy meeting is an inspiring mix of knowledge transfer, soft skills training and networking. The second edition of Academy in Brussels was a very successful and multicultural gathering that was both professionally and culturally enriching for the young lawyers.

Many thanks to the host firm iustica.BE, Johan LAMBERS, Lies Verstreken and Nikolaas Lambers for making this possible!

Contact

We gebruiken cookies om ervoor te zorgen dat onze website zo soepel mogelijk draait. Als je doorgaat met het gebruiken van de website, gaan we ervan uit dat je ermee instemt.