Onze mensen

Hoge Raad verklaart corona-betekening rechtsgeldig

Hoge Raad verklaart corona-betekening rechtsgeldig 820 453 Ekelmans Advocaten
Hoge Raad
Leestijd: 2 minuten
Lesedauer: 2 Minuten
Reading time: 2 minutes

De Hoge Raad heeft op 19 juni beslist dat de manier waarop deurwaarders sinds de start van de coronacrisis exploten laten betekenen, rechtsgeldig is. Dit betekent dat een deurwaarder een afschrift van het exploot in een gesloten envelop in de brievenbus mag achterlaten als hij het niet verantwoord vindt om het exploot persoonlijk te overhandigen.

Sinds de uitbraak van de Coronacrisis hebben deurwaarders de manier waarop zij exploten betekenen aangepast. Sinds 17 maart 2020 is de praktijk dat een deurwaarder beoordeelt of hij veilig, verantwoord en zonder gevaar voor besmetting het exploot fysiek aan de bewoner kan uitreiken. Als hij dat niet verantwoord acht, laat hij het exploot in de brievenbus achter zonder eerst aan te bellen. Zo mogelijk belt een deurwaarder de persoon voor wie het exploot is daarna nog op. Zo kan hij nagaan of het exploot is ontvangen. Ook kan hij zo nodig een toelichting op het exploot geven.

Aan de Hoge Raad werd de vraag voorgelegd of deze praktijk wel conform de wet is. Volgens art. 46 lid 1 Rv. dient een deurwaarder namelijk een exploot af te geven aan degene voor wie het is bestemd of aan een andere persoon die zich op het adres bevindt. Art. 47 Rv bepaalt dat pas wanneer de deurwaarder aan niemand een exploot “kan” geven, hij een exploot mag achterlaten in een gesloten envelop.

Op 26 mei werd met de Verzamelspoedwet COVID-19 de bestaande praktijk ‘gewettigd’. De wetgever sluit aan bij de praktijk zoals die na 17 maart is ontstaan. De Hoge Raad heeft vervolgens op 19 juni beslist dat deze wijze van betekening rechtsgeldig is, ook voor de afgelopen periode, die begint op 16 maart 2020.

De wet werkt terug tot 16 maart 2020. De Spoedwet vervalt op 1 september 2020, maar deze einddatum kan nog worden opgeschoven. De regeling geldt ook voor betekening van exploten aan een kantooradres.

De wetgever acht het onder de huidige omstandigheden niet verantwoord voor een deurwaarder om op de normale manier bij mensen thuis aan te bellen om een exploot uit te reiken. Anders dan een pakketbezorger, kan de deurwaarder niet volstaan met het op de stoep achterlaten van zijn exploot. De deurwaarder moet instructie geven over het exploot. De deurwaarder is ook aanmerkelijk minder geliefd dan de pakketbezorger. Het risico om in het gezicht te worden gespuugd, is voor hem vele malen groter. Dit risico is volgens de wetgever niet aanvaardbaar.

Auteur

Beursbengel: Uitspraken GFD over een rechtsbijstandverzekering

Beursbengel: Uitspraken GFD over een rechtsbijstandverzekering 665 509 Ekelmans Advocaten
Beursbengel vakblad verzekering
Leestijd: 4 minuten
Lesedauer: 4 Minuten
Reading time: 4 minutes
Expertise:

In Dossier Kifid van de Beursbengel 2020 / nr. 895 bespreekt Simone Eman twee uitspraken van de Geschillencommissie Financiële Dienstverlening rond een rechtsbijstandverzekering.

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening Nr. 2020-331, 15 april 2020

KREEG EXTERNE ADVOCAAT VOLDOENDE RUIMTE?

Consument heeft een rechtsbijstandverzekering bij Verzekeraar. In de verzekeringsvoorwaarden is – kort en zakelijk weergegeven – bepaald, dat als Verzekeraar geen gunstige uitkomst voor een verzekerde verwacht, hij geen rechtsbijstand hoeft te verlenen. Indien Verzekerde bezwaar heeft tegen het oordeel van Verzekeraar over het te verwachten gevolg van de door hem te verlenen rechtsbijstand kan zij de zaak, op kosten van Verzekeraar, voorleggen aan een raadsman die een (bindend) juridisch advies zal uitbrengen over de haalbaarheid van de zaak.

Consument heeft een aantal geschillen met haar werkgever. In deze geschillen is zij bijgestaan door een jurist van een vakorganisatie voor werknemers. Consument heeft de vakorganisatie aansprakelijk gehouden voor de fouten die volgens haar door die jurist zijn gemaakt.

Consument heeft Verzekeraar vervolgens om rechtsbijstand verzocht. Verzekeraar heeft de zaak in behandeling gegeven aan Uitvoerder. De jurist van Uitvoerder heeft de vakorganisatie aansprakelijk gesteld. De aansprakelijkheidsverzekeraar van de vakorganisatie heeft Consument een bedrag van 4.000 euro aangeboden. De jurist van Uitvoerder heeft Consument laten weten dat zij meent dat zij geen aanspraak kan maken op een hogere schadevergoeding.

Consument is dat niet met de jurist van Uitvoerder eens en doet een beroep op de geschillenregeling.

De externe advocaat heeft zijn bindend advies gegeven. Hierin staat – voor zover relevant – het volgende: ‘De kans van slagen van een beroep tegen het ontslagbesluit kan door mij zonder een nauwkeurige bestudering van het gehele dossier met betrekking tot de arbeidsongeschiktheid van [Consument] niet met een grote mate van zekerheid worden aangegeven. Voor een uitvoerige bestudering van dit arbeidsongeschiktheidsdossier biedt de geschillenregeling en de aan mij verstrekte opdracht geen ruimte. (…) De totale schade bij een beëindiging van het dienstverband per 1 juni 2012 bedraagt dan een totaalbedrag van € 6.592,43 bruto en € 1.321,20 netto. Het bruto bedrag dient in het kader van een schadevergoeding te worden omgerekend naar een nettobedrag en een grove schatting is dan dat het zou corresponderen met ongeveer € 4.000,- netto. Het totale nettobedrag komt daarmee op € 5.321,20. Gelet op het hiervoor berekende bedrag komt een lumpsum van € 4.000,- als iets te mager over en zou zeer goed verdedigbaar zijn dat er meer dient te worden vergoed.’

Uitvoerder heeft naar aanleiding van het bindend advies Consument een afkoopbedrag van 1.321,20 euro netto aangeboden tegen finale kwijting, als aanvulling op het bedrag van 4.000 euro dat de aansprakelijkheidsverzekeraar al had aangeboden.

Daarna heeft Consument een klacht tegen Uitvoerder ingediend bij Kifid. Kort gezegd komt haar klacht erop neer dat er fouten zijn gemaakt bij de totstandkoming van het bindend advies.

De Commissie is dat met Consument eens. De Commissie overweegt dat de externe advocaat in zijn opdracht geen ruimte heeft gekregen om het gehele dossier te bestuderen, waardoor hij – zoals hij zelf schrijft – niet met grote mate van zekerheid kan zeggen wat de kans van slagen van een beroep tegen het ontslagbesluit zou zijn geweest. De Commissie is van oordeel, dat die ruimte wel aan de bindend adviseur geboden had moeten worden. De Commissie meent dat het aan de beoordeling is van de externe advocaat welke aspecten wel of niet van belang zijn voor zijn beoordeling.

Naar het oordeel van de Commissie moet Uitvoerder de geschillenregeling opnieuw toepassen.

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening Nr. 2020-340, 17 april 2020

GEGARANDEERD OBJECTIEF?

Consument heeft een rechtsbijstandverzekering bij Verzekeraar. In de van toepassing zijnde voorwaarden staat – kort gezegd – dat als Verzekeraar geen gunstige uitkomst voor een Verzekerde verwacht, hij geen rechtsbijstand hoeft te verlenen. Indien Verzekerde bezwaar heeft tegen het oordeel van Verzekeraar over het te verwachten gevolg van de door hem te verlenen rechtsbijstand kan Verzekerde de zaak voorleggen aan een raadsman die een (bindend) juridisch advies zal uitbrengen over de haalbaarheid van de zaak. In artikel 9 van de voorwaarden staat dat in het geval van toepassing van de geschillenregeling, Verzekeraar contact opneemt met de Deken van de Orde van Advocaten en dat de Deken vervolgens een advocaat aan zal wijzen voor de beoordeling van het geschil.

In deze zaak wilde Consument zelf een advocaat kiezen aan wie het geschil zou worden voorgelegd, omdat zij van mening was dat de Deken niet onafhankelijk was omdat zijn afgevaardigde banden zou hebben met haar wederpartij. Verzekeraar heeft Consument laten weten dat de scheidsman, die door de Deken wordt aangewezen onafhankelijk is en zich bovendien moet houden aan de gedragsregels van de advocatuur.

De Deken heeft een bindend adviseur aangewezen die heeft geconcludeerd dat de zaak van Consument geen redelijke kans van slagen had.

Consument dient bij Kifid verschillende klachten in. Kort gezegd komen de standpunten van Consument op het volgende neer:

  1.  Consument had zelf een advocaat als bindend adviseur mogen kiezen
  2.  Consument is niet gebonden aan de beslissing van de bindend adviseur, omdat er gebreken aan kleven en deze niet op een juiste wijze tot stand is gekomen.

De Commissie is van oordeel dat de klachten van Consument ongegrond zijn.

Zij overweegt allereerst dat de door Verzekeraar in artikel 9 van de verzekeringsvoorwaarden opgenomen geschillenregeling aan de vereisten van artikel 4:68 Wet op het financieel toezicht (Wft) voldoet, waarin wordt bepaald dat een rechtsbijstandverzekeraar een scheidsrechterlijke procedure, of een qua garanties inzake objectiviteit een daarmee vergelijkbare procedure, in de verzekeringsvoorwaarden moet opnemen.

De Commissie gaat ervan uit dat de Deken als onafhankelijk moet worden beschouwd en dat deze in staat moet zijn om een deskundige onafhankelijke advocaat aan te wijzen.

Ten aanzien van de gebondenheid van het advies overweegt de Commissie – kort gezegd – dat de bindend adviseur over alle relevante stukken beschikte en dat hij op grond van het gehele dossier een inschatting heeft gemaakt. De Commissie vindt het verder – onder meer – van belang dat de bindend adviseur inhoudelijk heeft gereageerd op de bezwaren van Consument naar aanleiding van het bindend advies.

De Commissie komt, gezien het voorgaande, tot de conclusie dat gebondenheid aan het bindend advies naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid niet onaanvaardbaar is, gelet op de inhoud van het bindend advies of de wijze van totstandkoming ervan.

Auteur

Beslag- en executierecht 2020

Beslag- en executierecht 2020 2560 1701 Ekelmans Advocaten
Beslag- en executierecht
Leestijd: < 1 minuut
Lesedauer: < 1 Minute
Reading time: < 1 minute

In de kroniek Beslag- en executie, verschenen in het Tijdschrift voor Civiele Rechtspleging, staat David de Knijff stil bij ontwikkelingen en uitspraken over de periode 2015-2020.

In de kroniek worden de volgende onderwerpen besproken:

‘snuffelbeslag’ – misbruik beslagbevoegdheid door de deurwaarder; – bewijsbeslag – een bijzondere casus; – bescherming beslaglegger in verband met onjuiste inschrijving; – eis in de hoofdzaak; – immuniteit van executie; – immuniteit en rechtsmacht verlofrechter; – executoriaal beslag en stuiting; – beslag en het verbeuren van dwangsommen; – beslag en executie aandelen in effectendepot.

Auteur

Verzamelspoedwet COVID-19 regelt ‘Coronabetekening’ voor deurwaarders

Verzamelspoedwet COVID-19 regelt ‘Coronabetekening’ voor deurwaarders 150 150 Ekelmans Advocaten
Leestijd: 2 minuten
Lesedauer: 2 Minuten
Reading time: 2 minutes

Op 26 mei 2020 is de Verzamelspoedwet COVID-19 aangenomen. Daarin is o.a. bepaald dat zolang volgens het RIVM afstand moet worden gehouden wegens besmettingsgevaar met COVID-19, een deurwaarder niet in persoon “kan” betekenen (conform art. 46 Rv). Dat betekent dat hij meteen conform art. 47 Rv. zonder eerst aan te hoeven bellen een exploot mag achterlaten in de brievenbus.

Sinds de uitbraak van de Coronacrisis hebben deurwaarders de manier waarop zij exploten betekenen aangepast. Sinds 17 maart 2020 is de praktijk dat een deurwaarder beoordeelt of hij veilig, verantwoord en zonder gevaar voor besmetting het exploot fysiek aan de bewoner kan uitreiken. Als hij dat niet verantwoord acht, laat hij het exploot in de brievenbus achter zonder eerst aan te bellen. Zo mogelijk belt een deurwaarder de persoon voor wie het exploot is daarna nog op. Zo kan hij nagaan of het exploot is ontvangen. Ook kan hij zo nodig een toelichting op het exploot geven. Er is momenteel een procedure bij de Hoge Raad aanhangig over de vraag of deze praktijk wel conform de wet is.

Volgens art. 46 lid 1 Rv. dient een deurwaarder namelijk een exploot af te geven aan degene voor wie het is bestemd of aan een andere persoon die zich op het adres bevindt. Art. 47 Rv bepaalt dat pas wanneer de deurwaarder aan niemand een exploot “kan” geven, hij een exploot mag achterlaten in een gesloten envelop.

Met de Verzamelspoedwet COVID-19 wordt de bestaande praktijk ‘gewettigd’. De wetgever sluit aan bij de praktijk zoals die na 17 maart is ontstaan.

De wet werkt terug tot 16 maart 2020. De Spoedwet vervalt op 1 september 2020, maar deze einddatum kan nog worden opgeschoven.

De wetgever acht het onder de huidige omstandigheden niet verantwoord voor een deurwaarder om op de normale manier bij mensen thuis aan te bellen om een exploot uit te reiken. Anders dan een pakketbezorger, kan de deurwaarder niet volstaan met het op de stoep achterlaten van zijn exploot. De deurwaarder moet instructie geven over het exploot. De deurwaarder is ook aanmerkelijk minder geliefd dan de pakketbezorger. Het risico om in het gezicht te worden gespuugd, is voor hem vele malen groter. Dit risico is volgens de wetgever niet aanvaardbaar.

Auteur

Aansprakelijkheid van de bestuurder – Spaanse villa revisited

Aansprakelijkheid van de bestuurder – Spaanse villa revisited 1080 621 Ekelmans Advocaten
Spaanse villa revisited
Leestijd: 2 minuten
Lesedauer: 2 Minuten
Reading time: 2 minutes
Expertise:

Het onderscheid tussen bestuurdersaansprakelijkheid en “zelfstandige” aansprakelijkheid op grond van onrechtmatige daad blijft de rechtspraak bezighouden. In tegenstelling tot “gewone” onrechtmatige daad geldt bij bestuurdersaansprakelijkheid de verzwaarde maatstaf van ernstige verwijtbaarheid. In het algemeen is de vennootschap aansprakelijk voor handelingen die de bestuurder als vertegenwoordiger van de vennootschap verricht. Soms kan de bestuurder ook persoonlijk aansprakelijk worden gesteld. Dat kan alleen als komt vast te staan dat de bestuurder een persoonlijk ernstig verwijt van het handelen kan worden gemaakt.

Wat nu als de bestuurder in een andere hoedanigheid, bijvoorbeeld als makelaar, handelt? Dit geval deed zich voor in het zogeheten Spaanse Villa arrest. Het Spaanse Villa arrest riep destijds veel vragen op. De Hoge Raad leek daarin te suggereren dat een bestuurder van een besloten vennootschap aansprakelijk kan worden gehouden op grond van “gewone” onrechtmatige daad zonder dat sprake is van persoonlijk ernstige verwijtbaarheid. De Hoge Raad voelde zich in een later arrest geroepen uit te leggen dat bestuurdersaansprakelijkheid niet aan de orde was in het Spaanse Villa arrest. Daarin trad de bestuurder op in hoedanigheid van makelaar (dus niet in hoedanigheid van bestuurder) en werd geoordeeld dat deze persoon in strijd heeft gehandeld met de op de hoedanigheid van makelaar rustende zorgvuldigheidsnorm.

Een recente uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland toont weer eens aan dat het belangrijk is vast te stellen of de betrokken bestuurder de handelingen in hoedanigheid van bestuurder of in andere hoedanigheid heeft verricht. Anne-Mieke Dumoulin-Siemens besteedt in haar noot bij deze uitspraak (JIN 2020/61) aandacht aan de kwestie van samenloop van hoedanigheden.

De hoedanigheid bepaalt aan welke norm het handelen wordt getoetst. De bestuurder is pas aansprakelijk als hij ernstig verwijtbaar heeft gehandeld. Wanneer in een andere hoedanigheid is gehandeld, wordt de aansprakelijkheid volgens de ‘normale’ regels van de onrechtmatige daad vastgesteld waarbij geen verzwaarde maatstaf geldt.

Auteur(s)

Pim Lieffering starter van de week bij Mr.

Pim Lieffering starter van de week bij Mr. 1900 1357 Ekelmans Advocaten
Pim Lieffering-Ekelmans Advocaten
Leestijd: < 1 minuut
Lesedauer: < 1 Minute
Reading time: < 1 minute
Expertise:

Op Mr-online vertelt Pim Lieffering in de rubriek ‘starter van de week’ over zijn eerste weken bij Ekelmans & Meijer.

Vanaf de tweede week van zijn carrière werkt hij vanuit huis. Hij zegt hierover: “Ik had het geluk dat ik al twee maanden stage had gelopen bij Ekelmans & Meijer. Hierdoor had ik al veel contacten opgebouwd en was het wat makkelijker om in de eerste weken vanuit huis mijn kantoorgenoten te benaderen. Doordat ik regelmatig bel met mijn patroon en andere kantoorgenoten, is het allemaal wel goed te doen. Maar ik heb wel weer enorm veel zin om op kantoor te werken en al mijn kantoorgenoten te zien.”

Via Ekelmans & Meijer kreeg Pim daarnaast een interessante rol binnen het Haagse voetbal: “Ik ben door mijn patroon geïntroduceerd bij ADO Den Haag, waar ik als secretaris van de raad van commissarissen ben gestart.”

Lees het volledige interview met Pim op de website van Mr.

Contact

Aktuelles

Beursbengel: Uitspraken GFD over algemene voorwaarden

Beursbengel: Uitspraken GFD over algemene voorwaarden 665 509 Ekelmans Advocaten
Beursbengel vakblad verzekering
Leestijd: 5 minuten
Lesedauer: 5 Minuten
Reading time: 5 minutes
Expertise:

In Dossier Kifid van de Beursbengel 2020 / nr. 894 bespreekt Lieske de Vos twee uitspraken van de Geschillencommissie Financiële Dienstverlening: één uitspraak rond de algemene voorwaarden van een beleggings- en investeringsmaatschappij en een uitspraak rond de algemene voorwaarden van de Bank.

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening Nr. 2020-272 d.d. 27 maart 2020

ICS NIET VERANTWOORDELIJK VOOR MISLUKTE BELEGGING

Consument houdt sinds 16 november 2016 een creditcard aan bij ICS. Consument heeft in totaal een bedrag van 11.700 euro overgeboekt met zijn creditcard naar een beleggings- en investeringsmaatschappij ter belegging in Forex en CFD’s. Op 31 juli 2019 heeft Consument aangifte gedaan van oplichting bij de politie. Op diezelfde dag heeft Consument ICS een brief gestuurd waarin hij – met een beroep op de van toepassing zijnde algemene voorwaarden – kenbaar maakt dat hij is opgelicht en verzoekt de gedane betalingen aan hem te vergoeden. ICS heeft dat verzoek afgewezen.

Consument doet een beroep op de aflevergarantie zoals opgenomen in artikel 17 van de Algemene Voorwaarden. Dit artikel luidt als volgt:

’17.1 Aflevergarantie: als een met uw Card betaald product niet op de afgesproken leverdatum is geleverd, betalen wij het aankoopbedrag aan u terug als aan de volgende twee voorwaarden is voldaan:

(a) u heeft zelf eerst zonder resultaat de Acceptant gevraagd om het product te leveren; en

(b) u heeft ons binnen drie maanden na de afgesproken leverdatum om terugbetaling van het aankoopbedrag gevraagd.’

Bovendien stelt Consument dat ICS de op haar rustende zorgplicht heeft geschonden, nu ICS Consument niet heeft gewaarschuwd voor het frauduleus handelen van het bedrijf waarmee Consument zaken deed.

De Commissie overweegt als volgt: De Commissie oordeelt allereerst dat geen beroep kan worden gedaan op artikel 17 van de Algemene Voorwaarden nu in de onderhavige zaak geen sprake is van een product dat op een afgesproken datum zou worden geleverd, aangezien het gaat om de levering van diensten. Daarnaast is niet komen vast te staan dat het bedrijf waarnaar Consument gelden heeft overgemaakt de overgeboekte bedragen niet heeft belegd en geen diensten heeft verleend. De Commissie wijst daarom het beroep van Consument op de aflevergarantie af.

Ten aanzien van het verwijt dat de op ICS rustende zorgplicht is geschonden, oordeelt de Commissie als volgt:

De rol van ICS als betaaldienstverlener is beperkt tot het optimaliseren van het betalingsverkeer. Op een betaaldienstverlener rust niet in het algemeen de plicht om betaaldienstgebruikers zoals Consument te waarschuwen op basis van een waarschuwing van een financieel toezichthouder, noch om overboekingen nader te onderzoeken of zelfs niet uit te voeren. Niet is komen vast te staan dat ICS op de hoogte was dat de gelden werden overgemaakt naar rekeningnummers van een frauderende beleggingsinstelling, althans dat is niet gesteld noch gebleken. ICS had daarvan ook niet op de hoogte hoeven te zijn, omdat zij niet verplicht is de persoon of maatschappij achter het rekeningnummer te controleren. Tevens hoeft ICS als betaaldienstverlener niet op de hoogte te zijn van waarschuwingen van financieel toezichthouders. Dit zou anders kunnen zijn als ICS de rol van beleggingsdienstverlener vervulde, waarvan hier geen sprake is.

Op grond van het voorgaande oordeelt de Commissie dat de klacht van Consument ongegrond is. De Commissie wijst de vordering af.

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening Nr. 2020-255 d.d. 20 maart 2020

NALATIGHEID HEEFT EEN PRIJSKAARTJE

Consument heeft een betaalrekening bij de Bank, waarvoor hij een betaalpas heeft. Op deze overeenkomst zijn de Algemene Voorwaarden van de Bank van toepassing. Kortgezegd volgt uit de Voorwaarden dat de Bank het risico draagt wanneer de Bank zonder geldige opdracht een betaaltransactie uitvoert, tenzij Consument met opzet heeft gehandeld dan wel op grove wijze nalatig is geweest in de stipte naleving van de veiligheidsregels van de Bank.

Op 21 maart 2019 hebben er tussen 9.56 uur en 10.56 uur diverse betalingen en geldopnames met de betaalpas van Consument plaatsgevonden voor een totaalbedrag van 1.256,38 euro. De pincode werd telkens in één keer juist ingetoetst. Consument heeft de betaalpas op 21 maart 2019 om 11.14 uur laten blokkeren bij het filiaal van de Bank. Consument heeft vervolgens bij de politie aangifte gedaan van diefstal.

Consument vordert van de Bank een vergoeding ter waarde van 1.256,38 euro, verhoogd met wettelijke rente. Consument voert daarbij aan dat hij niet nalatig heeft gehandeld ten opzichte van de op hem rustende verplichtingen ten aanzien van het gebruik van de betaalpas. Bovendien voert Consument aan dat hij zo snel mogelijk het verlies van de betaalpas heeft gemeld bij de Bank. Aangezien Consument niet beschikt over internet of over het relevante telefoonnummer van de Bank, kon hij de betaalpas niet eerder blokkeren.

De Commissie overweegt als volgt:

Bij gebreke van instemming van Consument wordt een betalingstransactie volgens artikel 7:522 lid 2 BW als niet-toegestaan aangemerkt. Op grond van artikel 7:528 lid 1 BW moet de Bank in geval van een niet-toegestane betalingstransactie Consument onmiddellijk het bedrag van de niet-toegestane betalingstransactie terugbetalen. Volgens artikel 7:529 lid 1 BW draagt de betaler echter alle verliezen die uit niet-toegestane betalingstransacties voortvloeien, indien deze zich hebben voorgedaan doordat hij frauduleus heeft gehandeld of opzettelijk of met grove nalatigheid één of meer verplichtingen uit hoofde van artikel 7:524 BW niet is nagekomen. Volgens het eerste lid onder a van dat artikel moet de Consument de betaalpas gebruiken overeenkomstig de voorwaarden die op het gebruik daarvan van toepassing zijn. Eén van die voorwaarden is dat Consument ervoor moet zorgdragen dat hij de pincode die in combinatie met de betaalpas gebruikt wordt, geheim houdt. Een andere voorwaarde is dat Consument ervoor moet zorgen dat de betaalpas nooit door iemand anders gebruikt wordt.

Het is aan de Bank om te bewijzen dat sprake is van grove nalatigheid aan de zijde van Consument. Echter rust op Consument een verzwaarde stelplicht. Dat betekent dat Consument tenminste enig inzicht dient te geven in de wijze waarop de betaalpas en pincode in onbevoegde handen zouden kunnen zijn geraakt, zodat de Bank zich daarover een beeld kan vormen. Consument moet zo concreet mogelijk stellen en onderbouwen wanneer en op welke wijze hij gebruik heeft gemaakt van de betaalpas en de pincode, en daarbij ook zo goed mogelijk een verklaring geven voor de omstandigheid dat de betaalpas kennelijk in handen van derden is gekomen en de pincode kennelijk bij derden bekend is geraakt. Consument heeft geen verklaring gegeven hoe de betaalpas en pincode mogelijk in handen van een derde is gekomen.

Gelet op het feit dat de betwiste betalingstransacties zijn geauthenticeerd, door de Bank onweersproken is gesteld dat er geen sprake is geweest van een storing of technische problemen en dit ook niet uit de overgelegde stukken kan worden afgeleid, Consument geen verifieerbare verklaring heeft gegeven over hoe derden aan zijn betaalpas en pincode hebben kunnen komen, kan de Commissie niet anders concluderen dan dat Consument onvoldoende zorgvuldigheid heeft betracht, waardoor een derde in de gelegenheid is geweest om zich de betaalpas en de bijbehorende pincode van Consument eigen te maken. Dit leidt tot het oordeel dat moet worden aangenomen dat Consument een of meer verplichtingen voor het veilig gebruik van de betaalpas niet is nagekomen en derhalve grof nalatig is geweest.

De conclusie is dat Consument zelf én volledig aansprakelijk is voor de betalingstransacties. De Commissie wijst de vordering van Consument daarom af.

Meer weten over verzekeringsrecht?

U acteert in een snel veranderende wereld. Onze verzekeringsspecialisten kennen de details van uw markt. Uw werkterrein laat zich niet in één activiteit of in één juridisch deelgebied vangen. Daarom staan advocaten met verschillende aandachtsgebieden klaar om u te adviseren.

Ons team Verzekering behartigt de belangen van grote en gespecialiseerde verzekeraars en hun verzekerden. Wij houden ons bezig met aansprakelijkheidsrecht en verzekeringsrecht in de breedste zin van het woord en werken voor zorgverzekeraars, schadeverzekeraars en levensverzekeraars.

Interessante Duitse wetswijzigingen coronacrisis voor Nederlandse ondernemers

Interessante Duitse wetswijzigingen coronacrisis voor Nederlandse ondernemers 865 507 Ekelmans Advocaten
Duitse wetswijzigingen
Leestijd: 2 minuten
Lesedauer: 2 Minuten
Reading time: 2 minutes
Expertise:

De corona-crisis leidt ook in Duitsland tot verschillende maatregelen. Er zijn twee wijzigingen in de Duitse wetgeving die ook interessant zijn voor Nederlandse ondernemers die een bedrijf hebben in Duitsland.

Bestuurders tijdelijk niet verplicht om eigen faillissement aan te vragen

Iedere bestuurder van een Duitse GmbH is naar Duits recht verplicht faillissement (insolventie) aan te vragen, indien hij tot de constatering komt, dat de vennootschap zijn rekeningen niet meer kan betalen. Hij is ook verplicht om faillissement aan te vragen bij Überschuldung, dat wil zeggen dat de verbintenissen van de vennootschap hoger zijn dan het vermogen, tenzij desondanks het voortbestaan van de onderneming naar alle waarschijnlijkheid te verwachten is.

Het faillissement moet na de constatering direct, maar uiterlijk binnen 3 weken worden aangevraagd. Gebeurt dit niet, is de bestuurder niet alleen strafbaar, maar ook persoonlijk tegenover de vennootschap aansprakelijk voor alle betalingen die na de constatering zijn gedaan.

Met het oog op de corona-crisis heeft de Duitse wetgever met een heel snel tot stand gekomen wet deze verplichting – in eerste instantie tot 30 september 2020 – opgeheven. Deze maatregel kan tot uiterlijk 31 maart 2021 verlengd worden. De maatregel geldt met terugwerkende kracht vanaf 1 maart 2020.

Dat de betalingsonmacht door de corona-crisis veroorzaakt is, wordt volgens de wet vermoed als de vennootschap op 31 december 2019 nog niet in betalingsonmacht verkeerde.

Digitale aandeelhoudersvergadering mogelijk

De Duitse wetgever heeft met het oog op de maatregelen in het kader van de corona-pandemie (beperking van vergaderingsrechten) met een heel snel tot stand gekomen wet bepaald, dat aandeelhoudersvergaderingen van vennootschappen, waar de aandeelhouders eigenlijk persoonlijk aanwezig moeten zijn, tijdelijk virtueel kunnen plaats hebben. Dat betekent dat ook zonder een desbetreffende regeling in de statuten het bestuur kan besluiten, dat de aandeelhouders elektronisch aan de vergadering kunnen deelnemen en hun stem afgeven.

Bovendien is de uitnodigingstermijn bij AGs (NV’s) op 21 dagen ingekort. Voorts heeft de vennootschap ook de mogelijkheid de aandeelhoudersvergadering in het gehele lopende boekjaar te doen plaats hebben en niet, zoals eigenlijk voorgezien, binnen 8 maanden na einde van het afgelopen boekjaar.

De wet is beperkt tot 31 december 2021.

Auteur(s)

Aktuelles

Beursbengel: Uitspraken GFD over een betalingstransactie en een aansprakelijkheidsverzekering

Beursbengel: Uitspraken GFD over een betalingstransactie en een aansprakelijkheidsverzekering 665 509 Ekelmans Advocaten
Beursbengel vakblad verzekering
Leestijd: 5 minuten
Lesedauer: 5 Minuten
Reading time: 5 minutes
Expertise:

In Dossier Kifid van de Beursbengel 2020 / nr. 893 bespreken we twee uitspraken van de Geschillencommissie Financiële Dienstverlening: één uitspraak rond een betalingstransactie in Polen en een uitspraak rond een aansprakelijkheidsverzekering.

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening Nr. 2020-089, 31 januari 2020

DE BETWISTE BETALINGSTRANSACTIE IN POLEN

Consument heeft een betaalrekening bij de Bank. Daaraan is een betaalpas met een daarbij behorende pincode gekoppeld. Op de overeenkomst tussen Consument en de Bank is onder meer het Reglement Privérekeningen (hierna: Reglement) van toepassing.

Met de betaalpas van Consument is een betaling van 631,65 euro (hierna: de Betwiste Betalingstransactie) verricht in een nachtclub in Polen. Op 13 augustus 2019 heeft Consument bij de politie aangifte gedaan van oplichting en fraude met zijn betaalpas in de nacht van 17 op 18 juli 2019. Bij de Betwiste Betalingstransactie is direct de juiste pincode behorende bij de Betaalpas ingetoetst.

Consument stelt dat de Bank op grond van artikel 7:528 lid 1 BW aansprakelijk is voor het bedrag van de Betwiste Betalingstransactie, omdat Consument geen toestemming heeft gegeven voor de transactie en er geen tegenprestatie voor is geleverd. Bij gebreke van instemming van de betaler (i.c. Consument) wordt een betalingstransactie volgens artikel 7:522 lid 2 BW als ‘niet toegestaan’ aangemerkt. Consument stelt zich op het standpunt dat het gaat om een niettoegestane betalingstransactie en vordert dat de Bank wordt veroordeeld om 631,65 euro aan Consument te betalen.

De Commissie overweegt als volgt: Artikel 7:527 lid 1 BW bepaalt dat indien een betaaldienstgebruiker (Consument) ontkent dat hij met een uitgevoerde betalingstransactie heeft ingestemd, zijn betaaldienstverlener (de Bank) gehouden is het bewijs te leveren dat de betalingstransactie is geauthentiseerd, juist is geregistreerd en geboekt en niet door een technische storing of enig ander falen van de door de betaaldienstverlener aangeboden diensten is beïnvloed. De Bank heeft daartoe onweersproken gesteld dat geen sprake is geweest van een storing of van technische problemen. Daarbij draagt de Consument volgens artikel 7:529 lid 1 BW alle verliezen die uit niet-toegestane betalingstransacties voortvloeien, indien deze zich hebben voorgedaan doordat hij frauduleus heeft gehandeld of opzettelijk of met grove nalatigheid één of meer verplichtingen uit hoofde van artikel 7:524 BW niet is nagekomen.

De Commissie moet derhalve beoordelen of Consument ‘grof nalatig’ is geweest. Hoewel het in beginsel aan de Bank is om te bewijzen dat sprake is van grove nalatigheid aan de zijde van Consument, rust op Consument een verzwaarde stelplicht (zie Geschillencommissie Kifid 2019- 308 en Geschillencommissie Kifid 2019-733). Dat betekent dat Consument tenminste enig inzicht dient te geven in de wijze waarop de Betaalpas en pincode in onbevoegde handen zouden kunnen zijn geraakt, zodat de Bank zich daarover een beeld kan vormen. Consument kan hieromtrent niet volstaan door te stellen dat hij dat niet weet, maar zal in dat geval ook moeten onderbouwen waarom hij die informatie niet kan geven.

De Commissie gaat uit van de volgende feiten:

  • dat de Betwiste Betalingstransactie is geauthentiseerd;
  • dat door de Bank onweersproken is gesteld dat er geen sprake is geweest van een storing of technische problemen en dit ook niet uit de overgelegde stukken kan worden afgeleid;
  • dat Consument geen verifieerbare verklaring heeft gegeven over hoe derden aan zijn pincode hebben kunnen komen;
  • dat door Consument niet is aangetoond dat hij is gedrogeerd dan wel tegen zijn wil de betaling heeft verricht, dan wel de Betaalpas uit zijn bezit is geweest.

Op basis hiervan kan de Commissie – ervan uitgaande dat de transacties door een derde zijn verricht – niet anders concluderen dan dat Consument onvoldoende zorgvuldigheid heeft betracht, waardoor een derde in de gelegenheid is geweest om zich de Betaalpas en de pincode van Consument eigen te maken. Daarom moet worden aangenomen dat Consument één of meer verplichtingen voor het veilige gebruik van de Betaalpas (artikel 5 van het Reglement) niet is nagekomen en derhalve, in de betekenis die blijkens eerder gedane uitspraken de wet daaraan geeft, ‘grof nalatig’ is geweest. De Commissie wijst de vordering van Consument daarom af.

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening Nr. 2020-072 d.d. 24 januari 2020

VRIJWILLIGER BIJ OPTUIGEN KERSTBOOM

Consument heeft een aansprakelijkheidsverzekering bij Verzekeraar gesloten. Op deze verzekering zijn de voorwaarden ‘ AV-022-182’ en ‘ AVP-RV-50-16T’ van toepassing (hierna: de Voorwaarden).

Consument heeft een beroep gedaan op zijn aansprakelijkheidsverzekering, omdat hij als vrijwilliger bij de kerk tijdens het optuigen van de kerstboom de avondmaalsbeker heeft omgestoten. De avondmaalsbeker is als gevolg hiervan op de grond gevallen met schade als gevolg. Consument heeft de schade gemeld bij zijn aansprakelijkheidsverzekeraar. De Verzekeraar heeft dekking onder de Verzekering afgewezen. Consument vordert dat Verzekeraar alsnog overgaat tot vergoeding van de door hem veroorzaakte schade aan de avondmaalsbeker. Het schadebedrag ligt tussen de 1.000 en 3.500 euro.

Ter onderbouwing van zijn vordering voert Consument aan dat er op grond van artikel 10 van de Voorwaarden dekking is voor de schade aan de avondmaalbeker. In de eerste zin van artikel 10 valt te lezen dat ‘schade aan zaken van een ander’ is gedekt onder de verzekering, waarbij er geen voorbehoud wordt gemaakt voor wat betreft vrijwilligerswerk.

Verzekeraar stelt dat nu de schade is ontstaan terwijl Consument werkzaamheden uitvoerde voor de kerk, de schade niet voor vergoeding in aanmerking komt. Daarnaast komen alleen gedragingen die te kwalificeren zijn als een onrechtmatige daad in de zin van artikel 6:162 BW op grond van artikel 10 van de Voorwaarden voor vergoeding in aanmerking. Verzekeraar meent dat de gedraging van Consument niet onrechtmatig is. Het omstoten van de avondmaalsbeker tijdens het opzetten van de kerstboom is geen onrechtmatige gedraging, maar een ongelukkige samenloop van omstandigheden.

De Commissie overweegt als volgt: in artikel 10 van de Voorwaarden staat dat Verzekeraar alleen schade vergoedt wanneer de verzekerde op grond van de wet aansprakelijk is. Daarbij is opgemerkt dat een gedraging niet onrechtmatig is, enkel omdat met de gedraging schade is veroorzaakt. Een gedraging is pas onrechtmatig wanneer de mate van waarschijnlijkheid van schade zo groot is, dat de dader zich naar maatstaven van zorgvuldigheid van de gedraging had moeten onthouden.

In dit geval is Consument tijdens het optuigen van de kerstboom tegen de beker aangestoten waardoor deze ten val is gekomen. Volgens de Commissie is van onrechtmatig handelen van Consument in dit geval geen sprake, omdat het voorval is gebeurd terwijl Consument eigenlijk met iets anders bezig was. Bij die gedraging, het optuigen van de kerstboom, heeft Consument geen regels overtreden. Bovendien is uit de stukken ook niet gebleken dat Consument expliciet is gewaarschuwd dat de avondmaalbeker vlak achter hem stond en hij extra voorzichtig had moeten zijn. De Commissie oordeelt derhalve dat de Verzekeraar geen dekking hoeft te verlenen voor de schade aan de avondmaalsbeker, aangezien geen sprake is van een onrechtmatige gedraging. Er is slechts sprake van een ongelukkige samenloop van omstandigheden, waarbij Consument bij het opzetten van de kerstboom per ongeluk de beker heeft omgestoten. De Commissie acht in dit kader ook van belang dat Consument bezig was met werkzaamheden als vrijwilliger.

Nu de schade niet onder de Verzekering is gedekt, hoeft de Commissie niet in te gaan op het beroep van de Verzekeraar op de dekkingsuitsluiting. De klacht wordt dan ook afgewezen.

Meer weten over verzekeringsrecht?

U acteert in een snel veranderende wereld. Onze verzekeringsspecialisten kennen de details van uw markt. Uw werkterrein laat zich niet in één activiteit of in één juridisch deelgebied vangen. Daarom staan advocaten met verschillende aandachtsgebieden klaar om u te adviseren.

Ons team Verzekering behartigt de belangen van grote en gespecialiseerde verzekeraars en hun verzekerden. Wij houden ons bezig met aansprakelijkheidsrecht en verzekeringsrecht in de breedste zin van het woord en werken voor zorgverzekeraars, schadeverzekeraars en levensverzekeraars.

Werk nagenoeg voltooid, spoedeisend belang?

Werk nagenoeg voltooid, spoedeisend belang? 2560 1709 Ekelmans Advocaten
Verbouwing flat
Leestijd: < 1 minuut
Lesedauer: < 1 Minute
Reading time: < 1 minute

Een architect is betrokken bij de renovatie en uitbreiding van een bestaand gebouw. Dat gebouw, in de uitspraak van arbiters genaamd De Toren, is driehoekig van vorm en telt 18 verdiepingen. Onderdeel van de renovatie zijn werkzaamheden aan het gevelmetselwerk.

Tijdens de renovatie ontstaat een geschil tussen de architect en de opdrachtgever, onder meer over de wijze waarop het voegwerk in dat gevelmetselwerk wordt uitgevoerd. Volgens de architect wordt het voegwerk niet uitgevoerd in de kleurstelling die onderdeel is van zijn advies/ontwerp. Het door de architect hierover tegen de opdrachtgever gestarte arbitrale kort geding loopt echter op niets uit omdat de vorderingen van de architect volgens arbiters niet voldoen aan de daarvoor geldende eisen.

Klik hieronder voor de uitspraak van Raad van Arbitrage voor de Bouw 2-7-2019, No. 36.692 rond dit geschil en de gastnoot die Frank Schaaf hierbij heeft geschreven.

Auteur

We gebruiken cookies om ervoor te zorgen dat onze website zo soepel mogelijk draait. Als je doorgaat met het gebruiken van de website, gaan we ervan uit dat je ermee instemt.