Berichten door:

Marieke Klapwijk

Ekelmans & Meijer expertpartner van Verbond van Verzekeraars

Ekelmans & Meijer expertpartner van Verbond van Verzekeraars 2560 1400 Ekelmans Advocaten
Verbond van Verzekeraars Ekelmans
Leestijd: < 1 minuut
Lesedauer: < 1 Minute
Reading time: < 1 minute

Ekelmans & Meijer Advocaten is vanaf vandaag officieel expertpartner van het Verbond van Verzekeraars. Ons kantoor deelt zijn kennis en ervaring met de leden van het Verbond op het gebied van privacyrecht en fraudebeheersing.

Ekelmans & Meijer is al jaren een juridische vraagbaak voor het Verbond. De stap naar expertpartner was daarom gauw gezet.

“Het is een vanzelfsprekende stap, want de samenwerking met het Verbond gaat vele jaren terug,” aldus Richard Weurding, algemeen directeur van het Verbond. “Wij zien het partnership als een waardevolle verdieping van de huidige samenwerking, zeker op belangrijke gebieden als privacy en het voorkomen en tegengaan van fraude.” Jan Ekelmans is overtuigd van de meerwaarde van het expertpartnership: “Wij leren dagelijks van elkaar. Deze samenwerking is een prachtige bevestiging daarvan.” Advocaat Astrid van Noort sluit hierbij aan: “Privacy raakt iedereen. Het is een voorrecht dat wij over privacy en fraudebeheersing samen met het Verbond mogen optrekken .”

Contact

Ontslag op staande voet wegens COVID-19

Ontslag op staande voet wegens COVID-19 2560 1707 Ekelmans Advocaten
Ontslag Corona
Leestijd: 3 minuten
Lesedauer: 3 Minuten
Reading time: 3 minutes
Expertise:

Door de coronacrisis zitten veel werkgevers financieel in de knel. Ondanks dat er licht aan het einde van de tunnel lijkt te zijn voor wat betreft de coronacrisis, zijn de financiële gevolgen voor werkgevers onzeker. Lang niet alle werkgevers zullen hun personeel in dienst kunnen houden, ondanks steunmaatregelen van de overheid. Is de werkgever een vergoeding aan de werknemer verschuldigd indien de werknemer van de ene op de andere dag wordt ontslagen met als reden de corona-pandemie?

Ontslag wegens coronacrisis

De werknemer is op 12 februari 2020 in dienst getreden bij de werkgever op basis van een jaarcontract. De arbeidsovereenkomst bevat een beding waardoor tussentijds kan worden opgezegd door partijen. In een brief heeft de werkgever op 22 april 2020 aan de werknemer het volgende geschreven:

“Geachte heer [verzoeker] , Door de drastische maatregelen die de regering heeft genomen in het kader van het COVID 19‑virus, zijn wij helaas genoodzaakt de arbeidsovereenkomst met u per 01-04-2020 te beëindigen.

Directe reden is dat wij niet in staat zijn om uw salaris te betalen, omdat bij de tegemoetkoming NOW, door het UWV geen rekening is gehouden met uw salaris. Wij hopen op snel betere tijden voor u en voor ons (…) Mocht uit een beslis-sing van het UWV over het bezwaar daartoe aanleiding bestaan, dan kunnen we de zaken heroverwegen. Laten we elkaar op de hoogte houden over onze communicatie met het UWV.”

Op 19 mei 2020 heeft de werknemer in een brief aan de werkgever aangegeven dat hij het niet eens is met het ontslag. Hoewel de werknemer aangeeft zich bij het ontslag neer te leggen, is hij van mening dat hij aanspraak maakt op een transitievergoeding, billijke vergoeding en schadevergoeding wegens het niet in acht nemen van de contractuele opzegtermijn (ook wel de gefixeerde schadevergoeding genoemd). De werknemer verzoekt de kantonrechter dan ook om toekenning van deze vergoedingen. Volgens de werknemer is namelijk geen sprake van een geldige reden voor het ontslag op staande voet. De maatregelen vanwege corona zouden niet voldoende zijn om een ontslag met onmiddellijke ingang te rechtvaardigen. Werkgever geeft echter aan dat sprake was van een noodtoestand en dat zij geen andere mogelijkheid zag dan de werknemer te ontslaan.

Billijke vergoeding door corona op nihil gesteld

De kantonrechter oordeelt dat de werknemer enkel met onmiddellijke ingang kan worden ontsla-gen indien sprake is van een zogenoemde dringende reden. De corona-epidemie is volgens de kantonrechter geen dringende reden. Aangezien de werkgever geen rekening heeft gehouden met de contractuele opzegtermijn, wordt een vergoeding wegens onregelmatige opzegging toe-gekend. Daarnaast is de wettelijke transitievergoeding verschuldigd. In beginsel is ook een billijke vergoeding verschuldigd, aangezien de werkgever ernstig verwijtbaar heeft gehandeld door werknemer per direct te ontslaan. Gelet op de gevolgen van de corona-pandemie, de daarmee gepaar-de verslechterde financiële situatie van de werkgever, het korte dienstverband en de WW-uitkering, wordt de billijke vergoeding door de kantonrechter echter op nihil gesteld.

Ontslag op staande voet: dringende reden vereist

Hoewel het begrijpelijk is dat de werkgever wegens de coronacrisis geen andere mogelijkheid ziet dan de werknemer per direct te ontslaan, is dit volgens de wet niet mogelijk. In dit geval kwalifi-ceert het ontslag namelijk als een ontslag op staande voet. De wet schrijft voor dat de werkgever een dringende reden moet hebben om de werknemer op staande voet te mogen ontslaan. Ont-breekt de dringende reden, dan kan mogelijk een billijke vergoeding worden toegekend. Ondanks dat de werkgever in dit geval geen dringende reden had en de werknemer dus niet op staande voet had mogen worden ontslagen, heeft de kantonrechter bij de hoogte van de billijke vergoe-ding toch rekening gehouden met overige omstandigheden, waaronder de gevolgen van de co-ronacrisis.

Het is echter niet zo dat de rechter de billijke vergoeding altijd op nihil zal stellen, enkel en alleen omdat de werkgever in financieel zwaar weer zit vanwege de coronacrisis. De financiële impact van de coronacrisis is derhalve een van de factoren die mee kan wegen in de berekening van de hoogte van de billijke vergoeding. Ondanks de coulance van de rechter in deze casus, dienen werkgevers dus wel altijd een dringende reden te hebben alvorens een werknemer op staande voet te ont-slaan.

Neem voordat u overgaat tot ontslag op staande voet altijd eerst contact op met een arbeidsrechtspecialist.

Contact

Betaald ouderschapsverlof vanaf medio 2022

Betaald ouderschapsverlof vanaf medio 2022 2560 1758 Ekelmans Advocaten
Betaald ouderschapsverlof
Leestijd: 3 minuten
Lesedauer: 3 Minuten
Reading time: 3 minutes
Expertise:

Werknemers hebben na de geboorte van hun kind recht op 26 weken ouderschapsverlof tot het achtste levensjaar van hun kind. Deze uren krijgen zij momenteel in beginsel niet betaald. Bij de Eerste Kamer ligt een wetsvoorstel ter goedkeuring dat betaald ouderschapsverlof per 2 augustus 2022 regelt.

Achtergrond wetsvoorstel betaald ouderschapsverlof

Om een beter evenwicht tussen werk en privéleven te realiseren en de arbeidsparticipatie van vrouwen te stimuleren, heeft de Europese Unie in 2019 een richtlijn geïntroduceerd. De richtlijn stelt regels omtrent vaderschaps-, zorg en ouderschapsverlof, arbeidsverzuim, flexibele werkregelingen en arbeidsrechtelijke bescherming. De lidstaten dienen deze richtlijn binnen drie jaar te vertalen naar hun eigen nationale wetgeving. De Tweede Kamer heeft op 20 april 2021 het wetsvoorstel dat deze richtlijn implementeert aangenomen. Momenteel ligt het wetsvoorstel bij de Eerste Kamer. In dit wetsvoorstel wordt onder meer het (betaald) ouderschapsverlof geregeld. Het is de bedoeling dat de nieuwe wet per 2 augustus 2022 in werking treedt.

Wetsvoorstel: uitkering en duur ouderschapsverlof

Wie maken aanspraak op betaald ouderschapsverlof?

  • Alle werknemers met een arbeidsovereenkomst kunnen aanspraak maken op ouderschapsverlof.

Wat is de hoogte van de uitkering?

  • De hoogte van de uitkering gedurende het betaald ouderschapsverlof bedraagt 50% van het dagloon en maximaal 50% van het maximumdagloon.

Wat is de duur van het betaald ouderschapsverlof?

  • Werknemers hebben momenteel recht op 26 weken ouderschapsverlof tot hun kind acht jaar oud is. De duur van het nieuwe betaald ouderschapsverlof bedraagt negen weken en dient binnen het eerste jaar na de geboorte te worden opgenomen. De negen weken betaald ouderschapsverlof valt binnen de 26 weken ouderschapsverlof die werknemers nu al hebben. Met de nieuwe wetswijziging wordt het ouderschapsverlof dus uitgebreid.

Rol werkgever bij aanvraag ouderschapsverlof

De werkgever moet de uitkering na de opname van het verlof aanvragen bij het UWV. Door achteraf een aanvraag te doen, hoopt de regering misbruik tegen te gaan. De aanvraag van de uitkering moet worden gedaan door de werkgever via een digitaal formulier. Indien de uitkering wordt toegekend, wordt deze via de werkgever door het UWV uitbetaald. Het UWV is gehouden binnen zes weken na toekenning van de uitkering te betalen.

Uitstel wegens zwaarwegend bedrijfs- of dienstbelang

Bij een zwaarwegend bedrijfs- of dienstbelang houdt de werkgever de mogelijkheid vier weken voor de datum van het op te nemen ouderschapsverlof de invulling van het verlof te wijzigen. Dit dient echter wel met de werknemer te worden besproken. De wijziging mag er niet toe leiden dat de werknemer helemaal niet meer in staat is negen weken betaald ouderschapsverlof te genieten in het eerste jaar na de geboorte van het kind. De werkgever moet in dat geval alsnog de mogelijkheid bieden het volledig betaald ouderschapsverlof in het eerste jaar na de geboorte op te nemen. In sommige gevallen zal het zwaarwegend bedrijfs- of dienstbelang van de werkgever dus moet wijken. De werkgever wordt geacht ruim van te voren maatregelen te kunnen treffen.

Gevolgen van ouderschapsverlof voor werkgevers

Het nieuwe wetsvoorstel brengt een aantal belangrijke wijzigingen met zich mee. Het ouderschapsverlof zal, in tegenstelling tot de huidige situatie, gedurende de eerste negen weken gedeeltelijk betaald zijn. Omdat aanvraag van de uitkering achteraf door de werkgever moet worden gedaan bij het UWV leidt deze uitbreiding tot extra administratieve lasten voor werkgevers. De werkgever kan het verlof alleen weigeren als hij aan kan tonen dat hij een zwaarwegend bedrijfs- of dienstbelang heeft. De werknemer moet altijd in staat worden gesteld binnen het eerste jaar na de geboorte negen weken ouderschapsverlof te genieten.

Gebruik artificiële intelligentie door het bestuur – risico of kans?

Gebruik artificiële intelligentie door het bestuur – risico of kans? 2560 1383 Ekelmans Advocaten
Artificiële Intelligentie bestuur
Leestijd: 3 minuten
Lesedauer: 3 Minuten
Reading time: 3 minutes
Expertise:

De ontwikkelingen op het gebied van artificiële intelligentie (AI) volgen elkaar in rap tempo op. Bij het woord robotbestuurder wordt vaak gedacht aan een Tesla die zichzelf kan besturen, maar minder aandacht gaat uit naar de robotbestuurder van een vennootschap.

In het bestuur van een vennootschap in Hong Kong zit al een robot – genaamd Vital – die mag meebeslissen over investeringen. Naar Nederlands recht zou een dergelijke robotbestuurder nog niet mogelijk zijn, omdat een bestuurder in Nederland een natuurlijk persoon of een rechtspersoon moet zijn. AI kan een robot mogelijk wel als hulpmiddel dienen voor bestuurders om hun bestuurstaak beter uit te voeren.

Bestuurstaak

In de Nederlandse wet kennen we een summiere en algemene beschrijving van de bestuurstaak: het bestuur is belast met het besturen van de vennootschap. Wat de precieze inhoud is van de bestuurstaak, is afhankelijk van onder andere de statuten, het belang van de vennootschap en het soort onderneming dat de vennootschap drijft. Onder ‘besturen’ verstaan we in het algemeen het dragen van de verantwoordelijkheid voor de dagelijkse gang van zaken, de strategie en het financieel beleid. Ook het risicomanagement valt onder de bestuurstaak.

Risicomanagement

Risicomanagement is één van de kerntaken van het bestuur en omvat in het bijzonder:

i) De naleving van wet- en regelgeving door de vennootschap;
ii)De beheersing van risico’s die verband houden met de activiteiten van de vennootschap. Denk hierbij aan toezicht op fraude binnen de onderneming, de omgang met koersrisico’s en het naleven van nieuwe regelgeving.

Volgens de Nederlandse Corporate Governance Code moet het bestuur de werking van de interne risicobeheersings- en controlesystemen monitoren en ten minste jaarlijks een systematische beoordeling uitvoeren van de opzet en de werking van de systemen.

Risicomanagement & AI

Door middel van AI kunnen besluiten gemakkelijker en sneller worden genomen. Het nadeel is een gebrek aan transparantie van op AI gebaseerde besluiten. De gang van zaken binnen de vennootschap, waarop de bestuurder toezicht dient te houden, wordt door het gebruik van AI ingewikkelder en complexer. Deze verandering vergt een verdere investering in risicobeheersing en compliance.

Daarnaast kan AI worden gebruikt om de bestuurder te helpen bij het uitvoeren van zijn risicomanagement taak. Het genoemde gebrek aan transparantie en toezicht bij het gebruik van AI is echter een risico. Bovendien is de risicomanagementtaak afhankelijk van feiten en omstandigheden binnen de vennootschap die constant aan verandering onderhevig zijn. Dit maakt het gebruik van AI bij het risicomanagement lastig, maar niet onuitvoerbaar.

Ook de proportionaliteit van het gebruik van AI is van belang. Grote afhankelijkheid van AI brengt risico’s met zich mee die vooraf dienen te worden onderzocht, geïdentificeerd en vastgesteld. Hoe groter de risico’s, hoe groter de kans op een fout en mogelijke aansprakelijkheid van het bestuur.

Bestuurdersaansprakelijkheid

Indien blijkt dat het bestuur zijn risicomanagement taak niet behoorlijk heeft vervuld, ligt bestuurdersaansprakelijkheid op de loer. Deze aansprakelijkheid kan zowel worden ingesteld vanuit de vennootschap (intern) als door derden (extern). Een bestuurder is overigens pas aansprakelijk als hem/haar een persoonlijk ernstig verwijt kan worden gemaakt.

Handvatten voor bestuurders bij gebruik van AI

Ter voorkoming van mogelijke bestuurdersaansprakelijkheid doet het bestuur er goed aan om op onder meer de volgende punten te letten:

  • voorkom een te grote afhankelijkheid van AI. Neem bijvoorbeeld alleen bepaalde risicoloze besluiten middels AI of gebruik AI als hulpmiddel voor het managen van risico’s die in de extremen liggen en niet afhankelijk zijn van vele factoren.
  • identificeer en inventariseer wat de toekomstige risico’s voor uw onderneming zijn en breng in kaart in hoeverre deze risico’s kunnen worden beheerst met AI.

Vragen

Risicobeheersing- en controlesystemen verschillen per onderneming en sector. Zo ook is de toepasbaarheid van AI afhankelijk van het type ondernemingsactiviteiten. Bij elke onderneming zijn verschillende factoren van doorslaggevend belang. Wij kunnen uw vragen over bestuurdersverantwoordelijkheid en de toepassing van AI beantwoorden. Wilt u meer weten over dit onderwerp? Neem dan contact op met Anne-Mieke Dumoulin-Siemens of Pim Lieffering.

Auteur

De Staat van de Rechtspraak

De Staat van de Rechtspraak 2560 1707 Ekelmans Advocaten
De Staat van de Rechtspraak
Leestijd: < 1 minuut
Lesedauer: < 1 Minute
Reading time: < 1 minute

De uitgave ‘De Staat van de Rechtspraak’ van de Nederlandse Vereniging voor Procesrecht (NVvP) bevat een neerslag van de najaarsvergadering van de NVvP.

Als Inleiders van deze bijeenkomst traden op:

  • mr. D.M. de Knijff, advocaat bij Ekelmans & Meijer te Den Haag en voormalig Deken in het arrondissement Den Haag;
  • prof. mr. M. Kuijer, plv. lid van de Venetië Commissie van de Raad van Europa en bijzonder hoogleraar Rechten van de Mens aan de Universiteit van Amsterdam;
  • prof. mr. R.J.B. Schutgens, hoogleraar Algemene rechtswetenschap aan de Radboud Universiteit en voormalig voorzitter van het Nijmeegse Onderzoekcentrum voor Staat en Recht.

De inleiding van David de Knijff vindt u hier: Waartoe advocaten op aarde zijn. Is het procesmonopolie rijp voor afschaffing?

Auteur

Vergoeding verschuldigd na aanzegging via Microsoft Teams

Vergoeding verschuldigd na aanzegging via Microsoft Teams 2560 1708 Ekelmans Advocaten
Vergoeding verschuldigd na aanzegging via Microsoft Teams
Leestijd: 2 minuten
Lesedauer: 2 Minuten
Reading time: 2 minutes
Expertise:

Volgens de wet moeten werkgevers hun werknemers minimaal een maand voordat het tijdelijk arbeidscontract eindigt schriftelijk informeren over het al dan niet voortzetten van de arbeidsrelatie. Dit wordt ook wel de aanzegverplichting genoemd. Wordt voldaan aan de aanzegverplichting, indien de werkge-ver de werknemer tijdens een overleg via Microsoft Teams meedeelt dat de tijdelijke arbeidsovereen-komst niet zal worden verlengd?

Tijdelijke arbeidsovereenkomst niet verlengd

De werkneemster is op 6 januari 2020 op basis van een tijdelijke arbeidsovereenkomst in dienst getreden bij de werkgever voor de duur van een jaar. Op 30 oktober 2020 heeft de werkgever tijdens een overleg via Microsoft Teams medegedeeld dat het tijdelijke contract van de werkneemster niet zou worden verlengd. Vervolgens hebben de werkneemster en de werkgever e-mailcontact gehad. De werkneemster schrijft op 2 december 2020 het volgende:

“Fijne vakantie! Mijn laatste dag is de 24e, dus ik weet niet of we elkaar dan nog spreken.

Dankjewel voor de support.”

Op 13 januari 2021 heeft de werkneemster per brief aan de werkgever laten weten dat zij niet schriftelijk is geïnformeerd over het niet voortzetten van het contract. Er zou daarom niet aan de wettelijke aanzegverplichting zijn voldaan. De werkneemster heeft de kantonrechter verzocht de werkgever te veroordelen tot betaling van de aanzegvergoeding.

Aanzegverplichting

Volgens de kantonrechter heeft de werkgever niet voldaan aan de aanzegverplichting. Hoewel de werkgever mondeling via Microsoft Teams kenbaar heeft gemaakt de arbeidsrelatie niet te willen voortzetten, is de werkneemster hierover niet schriftelijk geïnformeerd. Het enkele feit dat de werkgever niet schriftelijk heeft aangezegd, is volgens de kantonrechter voldoende om een aanzegvergoeding toe te kennen aan de werkneemster. Het schriftelijkheidsvereiste, zoals in de wet neergelegd, is namelijk van dwingend recht. Dat de werkneemster wist dat haar contract niet zou worden verlengd (zoals ook blijkt uit haar e-mail) is in dat kader niet relevant.

Werkgevers, let op…

Sinds de coronacrisis wordt veel online vergaderd. Als werkgever is het van belang niet af te wijken van dwingende wettelijke bepalingen. Als een werkgever besluit een tijdelijk contract niet te verlengen, om wat voor reden dan ook, moet de werkgever dit volgens de wet altijd schriftelijk aan de werknemer meedelen. Ook als dit mondeling in een (online) vergadering is besproken. De wet is immers streng; indien de werkgever nalaat de werknemer schriftelijk in kennis te stellen, is de werkgever een aanzeg-vergoeding verschuldigd. Dit is zelfs het geval, indien de werknemer op de hoogte was van het niet voortzetten van het contract.

Webinar Bestuurdersaansprakelijkheid: special WBTR

Webinar Bestuurdersaansprakelijkheid: special WBTR 2560 1707 Ekelmans Advocaten
Bestuurdersaansprakelijkheid
Leestijd: < 1 minuut
Lesedauer: < 1 Minute
Reading time: < 1 minute
Expertise:

Op 1 juli treedt de Wet bestuur en toezicht rechtspersonen in werking. Op die datum verandert er veel op het gebied van bestuurdersaansprakelijkheid. Een uitgelezen moment dus voor een webinar voor bestuurders.

Op 1 juli om 16.00 praat Ekelmans & Meijer u bij over een aantal actuele onderwerpen voor bestuurders. Uiteraard komen de belangrijkste wijzigingen uit de WBTR aan de orde. Daarnaast gaan we in op de vraag of  selectieve betaling van schuldeisers mogelijk is. Ook bespreken we het nieuwe UBO register en is er aandacht voor het niet tijdig melden van betalingsonmacht bij de belastingdienst en/of pensioenfonds.

In een webinar van een uur praat Anne-Mieke Dumoulin-Siemens u bij over deze vier onderwerpen. Het webinar heeft een praktische insteek met handige tips and tricks.

Programma

1 juli 2021: start om 16.00 uur
Tijdsduur: 60 minuten
Bestemd voor: Bestuurders, ondernemers en verzekeraars

Contact

Beursbengel: Uitspraken GFD over een geannuleerde vlucht door de pandemie en vrije advocaatkeuze

Beursbengel: Uitspraken GFD over een geannuleerde vlucht door de pandemie en vrije advocaatkeuze 665 509 Ekelmans Advocaten
Beursbengel vakblad verzekering
Leestijd: 4 minuten
Lesedauer: 4 Minuten
Reading time: 4 minutes
Expertise:

In Dossier Kifid van de Beursbengel 2021 / nr. 905 bespreekt Frederike Rijpkema twee uitspraken van de Geschillencommissie Financiële Dienstverlening : één uitspraak rond een geannuleerde vlucht door de pandemie en een rond vrije advocaatkeuze.

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening Nr. 2021-0333, d.d. 9 april 2021

Pandemieperikelen: gedekte schade?

Consument is op 6 maart 2020 voor een 22-daagse reis vertrokken naar Vietnam. Op 16 maart 2020 heeft de reisorganisatie Consument geïnformeerd dat alle excursies vanwege de coronapandemie worden geannuleerd en de reis voortijdig wordt beëindigd. Consument heeft zijn reisbureau in Nederland vervolgens verzocht zijn terugvlucht om te boeken naar 21 maart 2021. Op de dag van vertrek wordt de vlucht geannuleerd en heeft Consument een ticket geboekt voor een vlucht met een andere maatschappij.

Bij terugkomst in Nederland heeft Consument een beroep gedaan op zijn doorlopende reis en annuleringsverzekering. Consument claimt het verschil in de kosten tussen de tickets van de geannuleerde vlucht en de vlucht waarmee hij uiteindelijk is teruggevlogen en vordert een vergoeding voor de niet-genoten vakantiedagen.

Verzekeraar keert een bedrag van 3.197 euro uit voor de niet-genoten vakantiedagen, maar wijst de claim ten aanzien van het verschil in kosten tussen de twee vliegtickets af. Consument is het daar niet mee eens en dient een klacht in bij de Geschillencommissie. Volgens Consument staat in artikel 9 en 10 van de module Personenhulp op Reis (hierna: de voorwaarden) dat de kosten zijn verzekerd, wanneer deze onzeker zijn en zijn ontstaan tijdens de reis. Volgens Consument is daarvan sprake. Doordat hij op het laatste moment zijn terugvlucht heeft moeten omboeken zijn extra kosten ontstaan die niet waren ingecalculeerd. Omdat de schade onverwachts en buiten zijn schuld tijdens de vakantie is ontstaan, valt dit volgens Consument onder de dekking.

De Commissie oordeelt dat Verzekeraar dekking heeft mogen weigeren. De Commissie overweegt daartoe dat artikelen 13 tot en met 21 van de voorwaarden voor specifi eke gedekte gebeurtenissen bepalen welke kosten zijn verzekerd. Volgens de Commissie is, anders dan Consument stelt, voor dekking van onverwachte kosten niet voldoende dat deze kosten niet voorzien waren, of niet konden worden voorkomen. Wat in artikel 9 en 10 van de voorwaarden is bepaald, moet in onderlinge samenhang gelezen worden met de bepalingen die daarop volgen. Dit is de systematiek van de voorwaarden. Er bestaat alleen dekking voor schade als sprake is van een verzekerde schade en als er sprake is van een situatie waarbij de schade is gedekt. Uit de artikelen volgt naar het oordeel van de Commissie duidelijk waarvoor wel en waarvoor geen dekking bestaat.

Extra kosten die zijn gemaakt vanwege het omboeken van de vlucht in verband met de restricties rondom de coronapandemie worden niet genoemd als een verzekerde situatie in de artikelen 13 tot en met 21 van de voorwaarden. Dat betekent volgens de Commissie dat de schade van Consument niet onder de dekking van de verzekering valt en – aldus – terecht dekking is geweigerd. Dat de situatie van Consument niet van dekking is uitgesloten in de voorwaarden, maakt dit niet anders.

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening Nr. 2021-0300, d.d. 31 maart 2021

Vrije advocaatkeuze beperkt tot gerechtelijke procedure?

Consument heeft een rechtsbijstandverzekering afgesloten. Na te zijn benaderd door een journalist, is over Consument een artikel geschreven. Bij publicatie bleek dit artikel echter vol met onwaarheden te staan en was de toon negatief. Consument stelt dat het artikel tot onder andere reputatieschade en gederfde inkomsten heeft geleid. Consument heeft Verzekeraar hierop verzocht om rechtsbijstand. Verzekeraar heeft het verzoek om rechtsbijstand in behandeling genomen. Hierbij wordt door de Verzekeraar aangetekend dat geen dekking bestaat voor reeds door Consument gemaakte kosten en/of nog te maken kosten tot aan een civiele procedure.

Consument vindt echter dat zij gerechtigd is de door haar gewenste advocaat in te schakelen op kosten van Verzekeraar. Dit volgt volgens haar uit het recht op vrije advocaatkeuze.

Verzekeraar stelt zich op het standpunt dat vergoeding van de gemaakte advocaatkosten op juiste gronden is afgewezen. In artikel 3 van de Algemene polisvoorwaarden is namelijk bepaald dat de kosten van externe rechtshulp voor vergoeding in aanmerking komen als een procedure moet worden gevoerd. Nu geen procedure werd gevoerd, stelt Verzekeraar niet tot vergoeding gehouden te zijn.

In de kern gaat het in deze zaak dan ook om de vraag of Consument recht heeft op vergoeding van de door haar gemaakte advocaatkosten, ondanks dat deze niet in het kader van een procedure bij een gerechtelijke instantie werden gemaakt. De Commissie beantwoordt deze vraag bevestigend.

Volgens de Commissie heeft een verzekerde recht op vrije advocaatkeuze in geval van een gerechtelijke of administratieve procedure. Dit recht geldt ook voor ontslag- en bezwaarprocedures.

De Commissie past de ruime uitleg van het HvJ EU ten aanzien van het begrip ‘gerechtelijke procedure’ toe. Dit betekent kort gezegd dat het begrip ‘gerechtelijke procedure’ niet kan worden beperkt door onderscheid te maken tussen een voorbereidende fase en de besluitfase. Elke fase die kan leiden tot een procedure bij een gerechtelijke instantie, dus zelfs de voorbereidende fase, valt onder het begrip ‘gerechtelijke procedure’.

Een verzekerde komt derhalve een beroep op de vrije advocaatkeuze toe in elke fase die kan leiden tot een procedure bij een gerechtelijke instantie. Daarbij geldt wel als voorwaarde dat sprake moet zijn van een conflict, te definiëren als het bestaan van een belangentegenstelling. Het voorgaande maakt dat Consument, ondanks dat de gemelde kwestie niet tot een procedure bij een gerechtelijke instantie heeft geleid, recht had op gefinancierde rechtsbijstand door een externe rechtshulpverlener van haar keuze. Verzekeraar had het recht op vrije advocaatkeuze bij een conflict in haar polisvoorwaarden niet mogen beperken tot die gevallen waarin een gerechtelijke procedure wordt gevoerd.

De slotsom luidt dan ook dat Verzekeraar gehouden is de gemaakte advocaatkosten van Consument tot het kostenmaximum te vergoeden.

Auteur

Beursbengel: Uitspraken GFD over een extra garantieverzekering en een niet dichtgedraaide keukenkraan

Beursbengel: Uitspraken GFD over een extra garantieverzekering en een niet dichtgedraaide keukenkraan 665 509 Ekelmans Advocaten
Beursbengel vakblad verzekering
Leestijd: 4 minuten
Lesedauer: 4 Minuten
Reading time: 4 minutes
Expertise:

In Dossier Kifid van de Beursbengel 2021 / nr. 904 bespreekt Simone Eman twee uitspraken van de Geschillencommissie Financiële Dienstverlening : één uitspraak rond een extra garantieverzekering en  een rond waterschade.

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening Nr. 2021-0211, d.d. 3 maart 2021

Extra garantieverzekering, garantie gegarandeerd?

Consument heeft op 22 juni 2019 een auto gekocht bij een autobedrijf. Via bemiddeling van dit autobedrijf is er voor de consument voor de auto een Extra Garantieverzekering afgesloten bij de gevolmachtigde. In de voorwaarden staat, voor zover relevant:

‘2.1 Belangrijk! Lees nadrukkelijk het instructieboekje van de auto en voer deze instructies uit. Mocht blijken dat de auto, tijdens het bezit van de huidige eigenaar, niet aantoonbaar volgens de fabrieksvoorschriften is onderhouden, vervalt het recht op garantie. 2.2. Bewaar alle bewijzen van onderhoud en reparatie. Deze moet u altijd kunnen overleggen bij een claim. U bent zelf verantwoordelijk voor het onderhoud. Indien de onderhoudshistorie (deels) onbekend is of uit deze historie blijkt dat er onvoldoende onderhoud heeft plaatsgevonden, dient u onmiddellijk onderhoud uit te laten voeren.’

Op 7 oktober 2019 is de consument tijdens een autorit stil komen te staan door motorschade aan de auto. Een expert van de gevolmachtigde heeft geconcludeerd dat onvoldoende (aantoonbaar) onderhoud volgens de fabrieksvoorschriften van de auto heeft plaatsgevonden. De gevolmachtigde heeft daarom dekking voor de schade afgewezen en zich op het standpunt gesteld dat het recht op dekking als gevolg van dit onvoldoende onderhoud is vervallen.

Consument is het daar niet mee eens en schakelt een contra-expert in. Volgens deze expert is van onvoldoende (aantoonbaar) onderhoud geen sprake. Daarbij is het defect in de motor volgens de contra-expert hoe dan ook geen gevolg van onvoldoende onderhoud. Consument vordert in deze procedure dan ook dat de gevolmachtigde alsnog de reparatiekosten van 4.800 euro zal vergoeden.

De commissie is van oordeel dat de gevolmachtigde onterecht dekking heeft geweigerd. Zij stelt dat het in het midden kan blijven of de consument aan zijn onderhoudsverplichtingen heeft voldaan. Zélfs als dat niet het geval is, zou dat volgens de commissie nog niet tot verval van recht leiden.

De commissie zoekt aansluiting bij de rechtspraak van de Hoger Raad en overweegt dat verval van recht-bedingen in verzekeringsvoorwaarden toelaatbaar zijn voor zover de gevolmachtigde een redelijk belang heeft bij het inroepen van het beding. Van een redelijk belang is sprake in geval de gevolmachtigde een daadwerkelijk en praktisch belang heeft, een theoretisch belang is onvoldoende. De stelplicht – en zo nodig de bewijslast – ligt bij de gevolmachtigde.

De commissie meent dat de gevolmachtigde niet geslaagd is in het bewijs dat van een redelijk belang in dit geval sprake is. De algemene stelling dat goed onderhoud de basis is voor het behoud van de motor is volgens de commissie niet voldoende om het causaal verband tussen het gebrekkige onderhoud en de schade aan te nemen, aldus de commissie. Tot slot heeft de gevolmachtigde nog een beroep gedaan op de uitsluiting in de polis van ontwerp- of productiefouten. Dit beroep is echter pas gedaan bij dupliek. Volgens de commissie stond het de gemachtigde op dat moment niet meer vrij om de afwijzingsgrond te wijzigen.

De slotsom luidt dan ook dat het gehele door de consument gevorderde bedrag door de commissie wordt toegewezen.

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening Nr. 2021-0199, d.d. 3 maart 2021

Dweilen met de kraan open

De consument is vergeten om de keukenkraan dicht te draaien. Daardoor zijn de keuken en de woonkamer ondergelopen. Er is waterschade ontstaan en consument heeft een beroep gedaan op zijn verzekeraar. De in dit kader relevante bepalingen uit de polisvoorwaarden luiden:

‘Artikel 5 (…) Schade door:

– water, stoom, neerslag of blusmiddelen uit leidingen die binnen of buiten het gebouw liggen. Of uit toestellen, waterleidinginstallaties, centrale verwarming, sprinklers en dergelijke die op de leidingen zijn aangesloten;

– het springen van leidingen door vorst, breuk, verstopping of een ander optredend defect. Kosten die u maakt om:

  • – de breuk of het defect aan de leiding op te sporen en de bijbehorende kosten voor herstelwerk aan muren, vloeren en andere onderdelen van het gebouw;
  • – beschadigde leidingen, installaties en toestellen te herstellen, als deze door vorst zijn gesprongen.

Artikel 8 (…)

Onzeker voorval We vergoeden uw schade zoals hieronder beschreven. Onzeker voorval We vergoeden uw schade alleen als het op het moment dat u de verzekering afsloot voor u onbekend was dat die schade zou ontstaan tijdens de looptijd van de verzekering. En als dit onder normale omstandigheden ook niet te verwachten was.’

De verzekeraar heeft uitkering geweigerd omdat het ontstane probleem niet is veroorzaakt door een onvoorziene breuk of defect aan de waterleiding die binnen het gebouw ligt, maar door nalatig handelen van consument, aldus de verzekeraar.

Consument is echter van mening dat in de polisvoorwaarden niet is bepaald dat er sprake moet zijn van een onvoorziene breuk of defect. Het vergeten van de kraan is naar zijn mening onopzettelijk handelen en zeker geen ‘opzet en roekeloosheid’ als bedoeld in de algemene uitsluitingen. Hij heeft daaraan verder toegevoegd dat als de verzekeraar de dekking had willen beperken tot waterschade als gevolg van ‘een onvoorziene breuk of defect aan de waterleiding’, hij dit als zodanig in de verzekeringsvoorwaarden had moeten vastleggen.

De commissie oordeelt echter dat de verzekeraar terecht geen uitkering heeft gedaan. Daarbij overweegt zij – kort gezegd – dat niet voldaan is aan het onzekerheidscriterium. In de polisvoorwaarden is te lezen dat schade slechts is verzekerd als deze is veroorzaakt door een onzeker voorval. Op grond van de voorwaarden is daarbij vereist dat op het moment dat de consument de verzekering afsloot, het voor hem onbekend was dat die schade zou ontstaan tijdens de looptijd van de verzekering. Verder is op grond van de polis vereist dat onder normale omstandigheden niet te verwachten was dat die schade zou ontstaan. Aan het tweede vereiste is in deze situatie volgens de commissie niet voldaan. Het is onder normale omstandigheden immers te verwachten dat schade ontstaat op het moment dat de kraan niet wordt dichtgedraaid en daar water uit blijft stromen.

Auteur

Ekelmans & Meijer in Jaargids Advocatuur van het FD

Ekelmans & Meijer in Jaargids Advocatuur van het FD 1920 2560 Ekelmans Advocaten
De Jurist 2021
Leestijd: < 1 minuut
Lesedauer: < 1 Minute
Reading time: < 1 minute
Expertise:

Afgelopen weekend verscheen de Jaargids Advocatuur als speciale bijlage bij het FD. De Jaargids slaat een brug tussen juristen en ondernemers met een keur aan artikelen, analyses, kantoorprofielen en 19 dubbelinterviews tussen juridische adviseurs en hun cliënten.

Zo wordt op pagina 31 Ekelmans & Meijer-partner David de Knijff geïnterviewd samen met zijn cliënt Paul Schepel, advocaat bij JPR Advocaten.

In de Jaargids vindt u bovendien op pagina 65 een presentatie van ons kantoor. De Jaargids is een uitgave van www.dejurist.com. De Jurist is een digitale uitgave van FD Mediagroep voor lezers die zich met zakelijk juridische vraagstukken bezighouden.

Contact

We gebruiken cookies om ervoor te zorgen dat onze website zo soepel mogelijk draait. Als je doorgaat met het gebruiken van de website, gaan we ervan uit dat je ermee instemt.